ECLI:NL:RBZWB:2024:1361
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing ontnemingsvordering wegens gebrek aan bewijs van wederrechtelijk verkregen voordeel
Op 5 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een betrokkene die eerder was veroordeeld voor witwassen. De officieren van justitie vorderden ontneming van een totaalbedrag van € 22.505,-, dat bestond uit twee bedragen van respectievelijk € 9.600,- en € 12.905,-. Tijdens de zitting op 30 oktober en 6 en 7 november 2023 hebben zowel de officieren van justitie als de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De verdediging stelde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de ontnemingsvordering, en dat het gevorderde bedrag gematigd moest worden.
De rechtbank heeft de vordering van de officieren van justitie afgewezen. Ten aanzien van het bedrag van € 9.600,- oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel had verkregen door middel van de witwashandelingen. De rechtbank stelde vast dat er geen kasopstelling was gemaakt en dat de bewijsvoering tekortschiette. Voor het bedrag van € 12.905,- oordeelde de rechtbank dat dit bedrag al was verbeurd verklaard in de hoofdzaak, waardoor het doel van de ontnemingsmaatregel al was bereikt.
De rechtbank concludeerde dat het ontnemen van dit bedrag zou leiden tot een slechtere financiële situatie voor de betrokkene dan voor de criminele activiteiten, wat niet de bedoeling is van de ontnemingsmaatregel. Daarom werd de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in zijn geheel afgewezen.