Op 5 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een betrokkene die veroordeeld was voor het medeplegen van de verkoop en aflevering van cocaïne. De officieren van justitie vorderden ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel ter hoogte van € 15.000,-, gebaseerd op de verkoop van 26 kilo cocaïne op 12 en 13 september 2020. De verdediging stelde voor om het voordeel te verdelen over de betrokkenen, wat zou resulteren in een bedrag van € 7.500,- voor de betrokkene.
De rechtbank heeft de ontnemingsrapportage beoordeeld en vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de verkoop van 26 kilo cocaïne, waarbij de opbrengst per kilo op € 500,- werd geschat. Aangezien de betrokkene samen met anderen handelde, heeft de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel per persoon vastgesteld op € 250,- per kilo. Dit leidde tot een totale schatting van € 6.500,- voor de betrokkene.
De rechtbank heeft de vordering van de officieren van justitie voor het overige afgewezen en het ontnemingsbedrag vastgesteld op € 6.500,-. Tevens werd een maximale duur van gijzeling van 130 dagen bepaald bij niet-betaling van het ontnemingsbedrag. De beslissing is genomen op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 maart 2024.