ECLI:NL:RBZWB:2024:1349

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
AWB- 24_1293 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 februari 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker behandeld. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hulst, die op 12 december 2023 een handhavingsverzoek had afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de verzoeker het verschuldigde griffierecht van € 187,- niet tijdig heeft betaald.

De griffier had de verzoeker per aangetekende brief op 30 januari 2024 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te betalen. Deze brief werd echter niet afgehaald. Vervolgens is de nota op 9 februari 2024 opnieuw per gewone post verzonden, maar ook daarna heeft de verzoeker het griffierecht niet voldaan. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat de verzoeker niet in verzuim is voor het niet tijdig betalen van het griffierecht.

Daarom verklaart de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak plaatsvindt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/1293

uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 februari 2024 in de zaak tussen

[naam verzoeker], uit [woonplaats verzoeker], verzoeker,

en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hulst,

(gemachtigde: mr. C.J. IJdema).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de beslissing op bezwaar van 12 december 2023 over het afwijzen van een handhavingsverzoek.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Toetsingskader
2. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet griffierecht betalen. [1] In een zaak als deze is het griffierecht € 187,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn moet zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn moet zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat verzoeker voor het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht in verzuim is.
Heeft verzoeker het griffierecht tijdig betaald?
2.1.
De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 30 januari 2024 verzoeker in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief. Uit Track & trace van post.nl blijkt dat de aangetekende brief niet is afgehaald van het afhaalpunt van post.nl. Per gewone post is de nota op 9 februari 2024 opnieuw naar verzoeker verzonden met het verzoek om deze per omgaande te betalen. Verzoeker heeft het griffierecht niet betaald.
2.2.
Het is de voorzieningenrechter niet gebleken dat er enige grond zou zijn om te oordelen dat verzoeker voor het niet tijdig betalen van het griffierecht niet in verzuim is.

Conclusie en gevolgen

3. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 29 februari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit is geregeld in artikel 8:82 van de Awb in samenhang met artikel 8:41 van de Awb.