ECLI:NL:RBZWB:2024:1341

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
1 maart 2024
Zaaknummer
10271177 CV EXPL 23-57 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loondoorbetalingsverplichting werkgever jegens situationeel arbeidsongeschikte werknemer met oproepcontract na stilzwijgende verlenging arbeidsovereenkomst en overgang van onderneming

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser in conventie] en Car Store Nieuwvliet B.V. De zaak betreft de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever jegens een werknemer met een oproepcontract die situationeel arbeidsongeschikt is geraakt. De werknemer, [eiser in conventie], was in dienst bij Zeeuwse Budget Garage B.V. (ZBG) en is na de overgang van onderneming in dienst gekomen bij Car Store. De arbeidsovereenkomst is stilzwijgend verlengd, maar is op 31 mei 2022 geëindigd. De werknemer vorderde achterstallig loon en wettelijke verhoging, terwijl Car Store in reconventie boetes eiste wegens overtredingen van de arbeidsovereenkomst.

De kantonrechter oordeelde dat Car Store ten onrechte de loonbetaling had gestaakt, omdat de werknemer zich had ziekgemeld na een verstoorde arbeidsrelatie met de werkgever. De rechter concludeerde dat de werkgever onvoldoende had gedaan om het conflict op te lossen en dat de situatie voor rekening van Car Store kwam. De kantonrechter heeft de vorderingen van de werknemer toegewezen en Car Store veroordeeld tot betaling van achterstallig loon, wettelijke verhoging en proceskosten. De vorderingen van Car Store in reconventie werden afgewezen, omdat de werkgever niet had aangetoond dat de werknemer onrechtmatig had gehandeld.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werkgevers in situaties van arbeidsongeschiktheid en de noodzaak om in gesprek te gaan met werknemers om conflicten te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10271177 \ CV EXPL 23-57
Vonnis van 28 februari 2024
in de zaak van
[eiser in conventie],
te [plaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser in conventie] ,
gemachtigde: mr. B.J. van de Wijnckel
tegen
CAR STORE NIEUWVLIET B.V.,
te Nieuwvliet,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Car Store,
gemachtigde: mr. P. Raven.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 april 2023;
- de akte overlegging producties van Car Store, met de aanvullende producties 8 tot en met 11;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- de akte vermeerdering van eis in conventie van 12 oktober 2023;
- de brief van 13 november 2023 van mr. Raven, met bijlagen;
- de mondelinge behandeling van 21 december 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Car Store is opgericht op 18 juli 2022 en exploiteert een garagebedrijf dat is gevestigd aan de Transitoweg 53 te Nieuwvliet (hierna: het adres van Car Store). Enig bestuurder en aandeelhouder van Car Store is R-L-R B.V., kantoorhoudende op het adres van Car Store (hierna: de holding). Enig bestuurder en aandeelhouder van de holding is de heer [naam] (hierna: [naam] ). [naam] is ook enig bestuurder (en voormalig enig aandeelhouder) van Zeeuwse Budget Garage B.V. (hierna: ZBG), kantoorhoudende te Rotterdam. In de periode van 22 februari 2021 tot 23 juni 2022 was ZBG gevestigd op het adres van Car Store en exploiteerde zij daar een garagebedrijf. ZBG is op 13 juni 2023 failliet verklaard.
2.2.
[eiser in conventie] is op 1 juni 2021 voor de duur van een jaar bij ZBG in dienst getreden in de functie van allround medewerker, tegen een uurloon van € 10,80 bruto per uur exclusief 8% vakantiebijslag. In de arbeidsovereenkomst is geen arbeidsomvang opgenomen. Artikel 3 (
“Werktijden en plaats werkzaamheden”) luidt als volgt:
“Werknemer werkt als oproepkracht.
Werkgever is verplicht werknemer op te roepen indien de overeengekomen werkzaamheden voorhanden zijn.
Werknemer is verplicht aan een oproep van werkgever gehoor te geven.
Werkgever zal tijdig voordat de werkzaamheden aanvangen de oproep doen plaatsvinden.
De werkzaamheden worden verricht te Nieuwvliet of op locatie door werkgever bepaald.”
Op de arbeidsovereenkomst is de cao voor het Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf (hierna: de cao) van toepassing. In artikel 38 van de cao is bepaald:
“De werknemer mag voor iemand anders dan de werkgever werken of zelf een bedrijf starten buiten de tijdstippen waarop de werknemer volgens zijn dienstrooster voor de werkgever werkt. De werknemer moet dit wel vooraf melden bij de werkgever. De werkgever mag dit alleen weigeren wanneer dit gerechtvaardigd is op grond van objectieve redenen. Aantekening: Objectieve redenen zijn bijvoorbeeld: gezondheid en veiligheid, de bescherming van de vertrouwelijkheid van bedrijfsinformatie of het vermijden van belangenconflicten.”
2.3.
[eiser in conventie] is na 31 mei 2022 bij ZBG werkzaam gebleven.
2.4.
ZBG heeft [eiser in conventie] salarisspecificaties over de periode tot en met de maand juli 2022 verstrekt. Over de maanden augustus en september 2022 heeft [eiser in conventie] van Car Store salarisspecificaties ontvangen.
2.5.
Car Store heeft [eiser in conventie] een voorstel gedaan voor een nieuwe arbeidsovereenkomst.
2.6.
Op 10, 13 en 16 oktober 2022 heeft Car Store aan [eiser in conventie] mededeling gedaan van gewijzigde arbeidstijden. Op 14 oktober 2022 heeft [naam] aan [eiser in conventie] stukken overhandigd en heeft [eiser in conventie] een verklaring ondertekend luidende:
“Bij deze bevestig ik [eiser in conventie] Dat ik onder gesloten omslag de volgende documenten heb ontvangen
Copie onaangepast werk overeenkomst
Copie husregels en personeelshandboek
Een schrijven aan mij persoonlijk”
Het ‘schrijven’ betreft een brief met dagtekening 11 oktober 2022 waarin aan [eiser in conventie] is meegedeeld:
“In bijlage uw onaangepaste Arbeids overeenkomst .
Wij wijzen u op het artikel 12 van de arbeidsovereenkomst, wij stellen u hierbij u ook nogmaals in kennis van Het personeels handboek waarvan we een exemplaar meesturen.
Wij attenderen u op Hoofdstuk 8 artikel 8.3
Wij eisen dan ook dat u uw neven werkzaamheden Bij [bedrijf 1] in [plaats 2] en uw neven activiteit in [plaats 3] (…) waar u een loods huurt om aan auto s te werken zonder Btw nr of kvk nr en zonder milieu vergunning per direct stopt zet.
Voor uw werkzaamheden bij Dhl Heeft u wel onze toestemming verkregen.[volgt handgeschreven tekst:]
Op Di – Do en zaterdag[einde handgeschreven tekst]
Wij Zullen bij verder uitvoering van nevenwerkzaamheden zeker sanctie s ondernemen”
Car Store heeft [eiser in conventie] bij brief van 18 oktober 2022, onder verwijzing naar de brief van 11 oktober 2022, een waarschuwing gegeven wegens werkweigering op maandag 17 oktober 2022 van 9.00 uur tot 10.00 uur en van 16.15 uur tot 18.00 uur, roken op de werkvloer, gebruik maken van de mobiele telefoon tijdens werkuren, en het verrichten van ‘oneerlijke concurrentie werkzaamheden’, onder aanzegging van contractuele boetes en een ontslag op staande voet ingeval van herhaling.
2.7.
Car Store heeft op 17 oktober 2022 opdracht verleend aan Recherchebureau Zeeland (hierna: RZ) voor een onderzoek naar [eiser in conventie] . RZ heeft op 3 november 2022 daarover gerapporteerd.
2.8.
De gemachtigde van [eiser in conventie] heeft Car Store bij brief van 19 oktober 2022 meegedeeld dat [eiser in conventie] niet is gebonden aan enig verbod op het verrichten van nevenwerkzaamheden, dat Care Store zijn werktijden niet eenzijdig kan wijzigen, dat te weinig loon is betaald en dat [eiser in conventie] zich vanwege spanningsklachten als gevolg van intimiderend en bedreigend gedrag van [naam] ziekmeldt, met het verzoek om een bedrijfsarts in te schakelen.
2.9.
Op 2 november 2022 heeft [eiser in conventie] met de bedrijfsarts gesproken. De bedrijfsarts heeft geconcludeerd dat [eiser in conventie] situationeel arbeidsongeschikt is en dat partijen moeten proberen onderling tot een oplossing te komen.
2.10.
Car Store heeft op 4 november 2022 bij het UWV een aanvraag voor een deskundigenoordeel ingediend. In deze aanvraag heeft zij vermeld:
“Dhr heeft 3 maal waarschuwing gehad wegens werkweigering vervolgens heeft hij zich ziek gemeld via een advocaat
heeft als reden opgeven dat ik schreeuw tegen hem er zijn getuige verklaringen dat ik nooit geschreeuwd heb tegen hem
Dhr was zonder kvk en btw nr een gelijk soort bedrijf begonnen waarbij hij tegen de c a o regels verstote en hebben hem daarop aangepsroken
toen heeft hij zich ziek gemeld
tijdens zijn ziekte ging hij volledig aan het werk Bij DHL waar hij op di -do- en zaterdag al werkte
dus ook op de ziekte dagen bij ons bedrijf ging hij daar werken
tevens ging hij werken van 17.00 hr tot 23.30 bij [bedrijf 1] een choarma zaak als bezorger
aangezien zijn werk bij ons voor 90 % ook met het rijden van voertuigen betrefd kan hij perfect zijn werk blijven uitvoeren
hij weigert ook aan een re intregratie gesprek deel te nemmen.”
2.11.
Het UWV heeft op 13 december 2022 het advies van de bedrijfsarts bevestigd en geoordeeld dat [eiser in conventie] zijn eigen werk bij Car Store niet kon verrichten. De verzekeringsgeneeskundige rapportage van 12 december 2022 luidt onder meer als volgt:
“De BA acht werknemer per 02 november 2022 volledig arbeidsgeschikt voor arbeid, maar thans lijdt werken bij eigen werkgever zonder goede afspraken tot schade van de gezondheid. De BA kan werknemer derhalve niet geschikt achten voor werken bij CAR STORE NIEUWVLIET B.V. Er is sprake van een verstoorde verhouding tussen werkgever en werknemer. Werknemer geeft aan dat indien hij er weer gaat werken echt arbeidsongeschikt raakt. De BA gaat hierin mee. Indien werkgever eist dat werknemer komt werken, is de kans groot dat er reële ziekte uit voortvloeit wat de duur van de impasse verlengt.
Volgens werknemer zijn de klachten werk gerelateerd.
Beperkingen van de betrokkene: situationeel niet in staat te werken bij CAR STORE NIEUWVLIET B.V., wel in staat tot werken bij de werkgever mits beide partijen samen tot een oplossing komen.
Bij klant speelt medische problematiek.
Het is duidelijke dat er arbeidsrechtelijk problematiek is echter UWV doet hier geen uitspraken over.
De vraag is nu: is er een medische reden om aan te nemen dat klant per 2 november 2022 ongeschikt is voor zijn werk. Het was duidelijk dat er medisch problematiek speelt. De bedrijfsarts geeft aan dat er per 2 november 2022 een preventief aspect is om te stellen dat klant niet arbeidsgeschikt is voor werken bij Car Store Nieuwvliet. Dit lijkt gezien klant zijn medische problematiek op dat moment (2 november 2022) een terechte conclusie.
De conclusie is dan ook dat de bedrijfsarts een correct advies heeft gegeven wat betreft de
arbeidsongeschiktheid.”

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser in conventie] vordert – na vermeerdering van eis – veroordeling van Car Store bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 10.709,88 bruto aan achterstallig loon over de periode van 1 juni 2022 tot 1 oktober 2023, € 1.233,64 bruto aan wettelijke verhoging en de wettelijke rente over € 4.525,18 vanaf de dag van dagvaarding (20 december 2022), met veroordeling van Car Store in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover bij gebreke van betaling binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2.
Car Store concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser in conventie] , althans tot matiging van de wettelijke verhoging en de buitengerechtelijke incassokosten.
in reconventie
3.3.
Care Store vordert primair dat [verweerder in reconventie] wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 166.000,00 aan boetes, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 oktober 2022 dan wel vanaf de datum van het vonnis, dan wel subsidiair te verklaren voor recht dat [verweerder in reconventie] de normen als bedoeld in artikel 7:611 BW en artikel 6:162 BW heeft geschonden en aansprakelijk is voor de door Car Store geleden en te lijden schade, op te maken bij staat, met (primair en subsidiair) veroordeling van [verweerder in reconventie] in de proceskosten, inclusief de nakosten en te vermeerderen met wettelijke rente.
3.6.
[verweerder in reconventie] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Car Store, met veroordeling van Car Store, uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover bij gebreke van betaling binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie worden deze gezamenlijk behandeld.
4.2.
Met betrekking tot de door partijen aan hun vorderingen ten grondslag gelegde arbeidsovereenkomst overweegt de kantonrechter als volgt.
Arbeidsovereenkomst – inhoud en duur
4.3.
Tussen partijen staat vast dat [eiser in conventie] per 1 juni 2021 voor een jaar in dienst is getreden bij ZBG en dat hij na dat jaar voor ZBG werkzaam is gebleven, zodat de arbeidsovereenkomst op 1 juni 2022 van rechtswege op dezelfde arbeidsvoorwaarden voor de duur van een jaar tussen [eiser in conventie] en ZBG is voortgezet (artikel 7:668 lid 4, aanhef en onder a BW). Ook is niet (meer) in geschil dat daarna alle voor ZBG uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen door overgang van onderneming van rechtswege op Car Store zijn overgegaan (artikel 7:663 BW). Car Store heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in deze procedure haar aanvankelijke standpunt dat er geen overgang van onderneming is geweest en partijen per 1 augustus 2022 een nieuwe arbeidsovereenkomst zijn aangegaan verlaten. Daarmee is komen vast te staan dat de arbeidsovereenkomst die ZBG en [eiser in conventie] zijn aangegaan ongewijzigd tussen partijen is voortgezet. Voorts staat vast dat [eiser in conventie] na 19 oktober 2022 feitelijk niet meer bij Car Store werkzaam is geweest. De arbeidsovereenkomst is na 31 mei 2022 niet nogmaals voortgezet, maar op die datum door het enkele verstrijken van de duur waarmee deze was verlengd, van rechtswege, is geëindigd (artikel 7:667 lid 1 BW).
4.4.
Uit het voorgaande volgt dat de door [eiser in conventie] over de periode ná 31 mei 2023 gevorderde loondoorbetaling bij gebreke van een rechtsgrond daarvoor niet toewijsbaar is. De arbeidsovereenkomst is immers op 31 mei 2023 geëindigd.
4.5.
Ook de primaire vordering van Car Store tot betaling van boete is gelet op het voorgaande niet toewijsbaar, aangezien de daaraan ten grondslag gelegde arbeidsovereenkomst, met daarin onder meer een boetebeding, niet tot stand gekomen is. Dat betekent dat evenmin wordt toegekomen aan het beroep van Car Store op verrekening van deze vordering met hetgeen zij nog aan [eiser in conventie] verschuldigd mocht zijn.
4.6.
Met betrekking tot de loonvordering van [eiser in conventie] overweegt de kantonrechter het volgende.
Loonvordering juni, juli en augustus 2022
4.7.
[eiser in conventie] stelt dat hij op grond van de cao recht heeft op een uurloon van € 12,72 bruto exclusief 8%, dat een lager uurloon is uitbetaald en dat hij in juni, juli en augustus 2022 per maand 60 uur (exclusief pauzes) heeft gewerkt. Car Store betwist dat niet. Zij is het over deze uren te weinig betaalde loon dan ook verschuldigd.
4.8.
Volgens [eiser in conventie] is over juni en juli 2022 een uurloon van € 10,91 bruto exclusief vakantiebijslag gehanteerd. Hij heeft het achterstallige loon op basis van dat uurloon en uitgaande van 60 gewerkte uren berekend op € 234,58 bruto. Uit de salarisspecificaties van deze maanden volgt echter dat het loon toen op basis van een uurloon van € 11,16 bruto exclusief vakantiebijslag is uitbetaald, zodat Car Store over deze twee maanden € 101,09 bruto per maand, in totaal € 202,18 bruto inclusief vakantiebijslag (2 * (12,72 – 11,16) * 1,08 * 60) is verschuldigd. Het achterstallige loon over augustus 2022 is door [eiser in conventie] berekend op € 114,70 bruto inclusief vakantiebijslag ((12,72 – 10,95) * 1,08 * 60). Deze berekening is niet betwist en komt de kantonrechter ook juist voor. Car Store is daarmee in totaal over de periode juni, juli en augustus 2022 een bedrag van € 316,88 (€ 202,18 + € 114,70) bruto inclusief vakantiebijslag aan achterstallig loon verschuldigd.
Loonvordering september 2022
4.9.
Car Store betwist dat [eiser in conventie] ook over de maand september 2022 recht heeft op loon op basis van 60 uur per maand. Zij stelt dat [eiser in conventie] blijkens de overgelegde salarisspecificaties in augustus en september 2022 in totaal 90 uur heeft gewerkt, waarvan 30 in september 2022.
4.10.
Dit verweer van Car Store wordt gepasseerd. Zowel in de specificatie van augustus 2022 als in die van september 2022 zijn slechts 30 loonuren opgenomen, waaruit dus niet volgt dat [eiser in conventie] in deze periode 90 uren heeft gewerkt zoals Car Store stelt. Car Store heeft niet weersproken dat in augustus 2022 60 uren zijn gewerkt en uitbetaald (zij het tegen een te laag uurloon) en dus niet 30 uren zoals op de salarisspecificatie van die maand is vermeld. In het licht daarvan overtuigt de stelling van Car Store dat [eiser in conventie] blijkens de salarisspecificatie van september 2022 die maand slechts 30 uren heeft gewerkt dan ook niet. In dit geval kan echter gelet op het navolgende in het midden blijven hoeveel uren [eiser in conventie] in september 2022 daadwerkelijk heeft gewerkt.
4.11.
Indien een arbeidsovereenkomst ten minste drie maanden heeft geduurd, wat hier het geval is, wordt de bedongen arbeid in enige maand vermoed een omvang te hebben gelijk aan de gemiddelde omvang van de arbeid per maand in de drie voorafgaande maanden (artikel 7:610b BW). Deze bepaling is van dwingend recht en heeft onder meer betrekking op een situatie waarin de omvang van de arbeid niet (eenduidig) is overeengekomen, zoals in de arbeidsovereenkomst waar het hier om gaat.
4.12.
Car Store heeft niet betwist dat [eiser in conventie] (in ieder geval) in de periode vanaf april tot en met augustus 2022 (over welke periode in de loonspecificaties per maand 64 loonuren zijn vermeld) steeds 60 uur (exclusief pauzes) per maand heeft gewerkt en dat deze periode een representatief beeld vormt van de daadwerkelijke arbeidsomvang. Dat betekent dat het dienstverband vanaf september 2022 wordt geacht een omvang te hebben van 60 uren per maand. Car Store heeft dit rechtsvermoeden niet weerlegd, zodat deze arbeidsomvang daarmee is komen vast te staan.
4.13.
De werkgever moet het naar tijdruimte vastgestelde loon voldoen indien de werknemer de overeengekomen arbeid geheel of gedeeltelijk niet heeft verricht, ténzij dat laatste in redelijkheid voor rekening van de werknemer behoort te komen (artikel 7:628 BW). Dat [eiser in conventie] zich in september 2022 niet voor de volledige 60 uren beschikbaar hield om door Car Store te worden opgeroepen, is gesteld noch gebleken. Car Store is over september 2022 dan ook over 60 uur loon verschuldigd.
4.14.
[eiser in conventie] heeft het achterstallige loon over september 2022 op basis van een arbeidsomvang van 60 uren per maand berekend op € 469,48 bruto inclusief vakantiebijslag. Deze berekening is op zichzelf niet weersproken en komt de kantonrechter ook juist voor. Daarbij wordt opgemerkt dat de weergave van deze berekening onder punt 30 in de dagvaarding
((30 * 12,72 * 1,08) + (12,72 – 10,95) * 1,08 * 60)niet geheel juist is, aangezien het aantal reeds uitbetaalde uren immers niet 60 maar 30 is, maar dat het bedrag van € 469,48 wel de juiste uitkomst ((30 * 12,72 * 1,08) + (12,72 – 10,95) * 1,08 * 30). Car Store is dit bedrag dus verschuldigd.
Loonvordering oktober 2022 - mei 2023
4.15.
Volgens [eiser in conventie] weigert Car Store ten onrechte over de periode vanaf oktober 2022 loon te betalen. Hij stelt daartoe dat hij in oktober 2022 eerst nog heeft gewerkt en dat hij vervolgens situationeel arbeidsongeschikt is geraakt. Dat moet volgens hem worden gelijkgesteld met arbeidsongeschiktheid wegens ziekte.
4.16.
Car Store betwist dat zij over de periode vanaf oktober 2022, althans vanaf de ziekmelding op 19 oktober 2022 loon is verschuldigd. Zij stelt daartoe dat geen sprake is van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte, dat [eiser in conventie] geen werk meer heeft verricht en daartoe blijkens uitlatingen jegens derden ook niet meer bereid was, dat hij niet aan zijn re-integratieverplichtingen voldoet en dat [eiser in conventie] bovendien onrechtmatig handelt en zich niet als goed werknemer gedraagt door zijn hobbymatige activiteiten om te zetten in een onderneming en Car Store daarmee oneerlijk te beconcurreren.
4.17.
Het verweer van Car Store slaagt niet. De kantonrechter overweegt daartoe het volgende.
4.18.
Vooropgesteld wordt dat een werkgever, zoals hiervoor al overwogen, in beginsel is gehouden tot loondoorbetaling, ook indien geen sprake is van arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte, tenzij het niet verrichten van de overeengekomen arbeid voor rekening van de werknemer behoort te komen (artikel 7:628 BW). Daarbij geldt dat ingeval een werknemer zich beroept op situationele arbeidsongeschiktheid en loonbetaling vordert, zoals [eiser in conventie] in deze zaak doet, het op zijn weg ligt om te onderbouwen dat de arbeidsomstandigheden, door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen, voor hem zodanig waren dat, met het oog op de (dreiging van) psychische of lichamelijke klachten, van hem redelijkerwijs niet kon worden gevergd zijn werkzaamheden te verrichten. De werknemer is daarbij in beginsel gehouden om alle medewerking te verlenen aan inspanningen die erop gericht zijn de oorzaken hiervan weg te nemen. In dat geval behoudt hij zijn recht op loon op grond van artikel 7:628 BW (HR 27 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC7669, Mak/SGBO).
4.19.
Uit het advies van de bedrijfsarts en het deskundigenoordeel van het UWV volgt dat in oktober 2022 van [eiser in conventie] vanwege de verstoorde arbeidsrelatie met [naam] en de (dreiging van) psychische of lichamelijke klachten, redelijkerwijs niet kon worden gevergd dat hij zijn werkzaamheden bij Car Store zou voortzetten. Dat deze situatie is ontstaan, moet naar het oordeel van de kantonrechter, gelet op wijze waarop Car Store zich voorafgaand aan de ziekmelding jegens [eiser in conventie] heeft opgesteld, voor haar rekening komen. Van Car Store had mogen verwacht dat zij zich als goed werkgever zou hebben ingespannen om een conflict met [eiser in conventie] te voorkomen en dat zij daartoe met hem in gesprek zou zijn gegaan over zijn nevenwerkzaamheden en de vraag hoe deze zich verhouden tot hetgeen daarover in de cao is bepaald. Dat zij zich daartoe daadwerkelijk heeft ingespannen is niet gebleken, integendeel. Car Store heeft met haar handelwijze niet op een oplossing, maar op verdere escalatie van het conflict aangestuurd. Dat klemt te meer omdat [eiser in conventie] al vanaf 1 juni 2021 voor [naam] werkzaam was en zij volgens Car Store zelf tot medio 2022 een goede arbeidsrelatie hadden, en [eiser in conventie] bovendien onweersproken heeft gesteld dat bij zijn indiensttreding in 2021 al met [naam] is gesproken over het verrichten van nevenwerkzaamheden. Het had dan ook op de weg van Car Store gelegen om eerst met [eiser in conventie] , al dan niet met tussenkomst van een derde, in gesprek te gaan. Car Store heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat dit in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs niet (meer) van haar kon worden gevergd. Ook nadat [eiser in conventie] was uitgevallen en de bedrijfarts had geadviseerd om tot onderling overleg te komen, heeft Car Store zich daartoe niet ingespannen. Van enige poging daartoe, bijvoorbeeld via mediation, is niet gebleken. Het verweer van Car Store dat [eiser in conventie] er zelf voor heeft gekozen niet meer te komen werken en hij niet aan zijn re-integratieverplichtingen heeft voldaan, gaat niet op. Dat [eiser in conventie] na zijn ziekmelding geen werkzaamheden meer voor Car Store heeft verricht, maar wel (en volgens Car Store meer dan voorheen) voor DHL en [bedrijf 1] maakt dat niet anders. Het gaat hier immers niet om arbeidsongeschiktheid wegens ziekte, maar om situationele arbeidsongeschiktheid voortvloeiend uit de verstoorde arbeidsverhouding tussen [naam] en [eiser in conventie] . Niet gebleken is dat Car Store op énig moment na 19 oktober 2022 heeft geprobeerd de oorzaken van de situationele arbeidsongeschiktheid van [eiser in conventie] weg te nemen en dat [eiser in conventie] daaraan onvoldoende heeft willen meewerken.
4.20.
Car Store heeft in dit verband ook haar stelling dat sprake is van onrechtmatig handelen van [eiser in conventie] , althans van handelen in strijd met goed werknemerschap, zoals zij ook aan haar subsidiaire vordering ten grondslag legt, onvoldoende onderbouwd. Het rapport van RZ waarin enkele, door [eiser in conventie] uitdrukkelijk betwiste verklaringen over het benaderen van klanten van Car Store zijn opgenomen en waarbij van hoor en wederhoor niet is gebleken, en de door Car Store gestelde omzetdaling zijn daartoe onvoldoende. Het had op de weg van Car Store gelegen om feiten en omstandigheden te stellen die, zo nodig na bewijslevering, de conclusie kunnen dragen dat [eiser in conventie] doende is geweest om met gebruikmaking van kennis en gegevens over klanten die hij bij Car Store heeft opgedaan, stelselmatig en substantieel het bedrijfsdebiet van Car Store af te breken. Aan deze stelplicht is niet voldaan, zodat ook de subsidiaire vordering van Car Store zal worden afgewezen.
4.21.
Car Store heeft in oktober 2022 dus ten onrechte de loonbetaling gestaakt, zodat zij over de periode vanaf oktober 2022 tot en met 31 mei 2023, zijnde 8 maanden, aan loon een bedrag van € 824,26 (60 * € 12,72 * 1,08) bruto inclusief vakantiebijslag per maand, in totaal € 6.594,08 bruto inclusief vakantiebijslag is verschuldigd.
Wettelijke verhoging en wettelijke rente
4.22.
Uit het voorgaande volgt dat Car Store aan achterstallig loon in totaal een bedrag van € 7.380,44 (€ 316,88 + € 469,48 + € 6.594,08) bruto inclusief vakantiebijslag moet voldoen.
4.23.
[eiser in conventie] heeft zijn vordering wat betreft de daarover verschuldigde wettelijke verhoging (artikel 7:625 BW) beperkt tot € 1.233,64 bruto. Dat bedrag zal worden toegewezen. Voor een verdere matiging bestaat in dit geval geen aanleiding.
4.24.
Ook de gevorderde wettelijke rente over € 4.525,18 vanaf 20 december 2022, de dag van dagvaarding, is als op de wet gegrond en overigens niet betwist toewijsbaar.
Proceskosten
4.25.
Car Store is de partij die zowel in conventie als in reconventie ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten, inclusief de nakosten, worden veroordeeld. [eiser in conventie] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging. Eisende partijen met een toevoeging betalen een lager griffierecht. Verder worden in dat geval de kosten van de deurwaarder voor het uitbrengen van het exploot en/of advertentiekosten van rijkswege vergoed. Die kosten zijn dus niet voor rekening van [eiser in conventie] . Deze partij heeft aan de deurwaarder slechts de in het exploot opgenomen kosten voor verschotten hoeven voldoen (artikel 40 lid 1 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000).
4.26.
Gelet op het voorgaande wordt Car Store veroordeeld tot betaling aan [eiser in conventie] van het lagere griffierecht, de verschotten en de vergoeding van het hierna vast te stellen (na)salaris van de gemachtigde. Deze vergoeding voor het (na)salaris moet door de gemachtigde worden verrekend met de op grond van de Wet op de rechtsbijstand aan de gemachtigde toegekende vergoeding.
4.27.
In conventie worden de proceskosten aan de zijde van [eiser in conventie] tot aan dit vonnis als
volgt vastgesteld:
- griffierecht
86,00
- verschotten
5,08
- salaris gemachtigde
660,00
(2,00 punten × € 330,00)
- nakosten
135,00
Totaal
886,08
4.28.
In reconventie worden de proceskosten aan de zijde van [eiser in conventie] tot aan dit vonnis vastgesteld op € 330,00 (2,00 punten × € 330,00 × 0,5) aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt Car Store om aan [eiser in conventie] te betalen een bedrag van € 8.614,08 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 4.525,18, met ingang van 20 december 2022, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Car Store in de proceskosten, aan de zijde van [eiser in conventie] tot dit vonnis vastgesteld op € 886,08, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5.
wijst de vorderingen van Car Store af,
5.6.
veroordeelt Car Store in de proceskosten, aan de zijde van [verweerder in reconventie] tot dit vonnis vastgesteld op € 330,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kool en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2024.