Uitspraak
1.Het procesverloop
3.Het verzoek
4.De beoordeling
5.De beslissing
dinsdag 18 juni 2024 PRO FORMA, in afwachting van nader bericht van partijen zoals overwogen in 4.10 en behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 februari 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vaststelling van een omgangsregeling tussen een moeder en haar minderjarige kind. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. F. Pool, verzocht om een omgangsregeling waarbij zij en haar kind, geboren in 2014, om de twee weken gedurende twee uur contact met elkaar zouden hebben. De gecertificeerde instelling, Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, voerde verweer en vroeg om het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren of af te wijzen. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een mondelinge zitting op 10 januari 2024, waarbij de moeder, de pleegouders en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag van de moeder in 2017 was beëindigd en dat de GI sindsdien als voogd fungeert. De rechtbank oordeelde dat er momenteel onvoldoende basis is voor een omgangsregeling, gezien de emotionele en sociale ontwikkeling van het kind. De rechtbank heeft besloten om de beslissing over de omgangsregeling aan te houden tot 18 juni 2024, om de betrokken partijen de gelegenheid te geven om gesprekken te voeren over contactherstel. Tevens is een informatieregeling toegewezen, waarbij de pleegouders de moeder schriftelijk op de hoogte moeten houden van belangrijke zaken met betrekking tot het kind.