ECLI:NL:RBZWB:2024:1328
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke zaak over urgentiebeleid woningcorporaties
Op 29 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van opposante tegen een eerdere uitspraak waarin de rechtbank zich onbevoegd verklaarde om kennis te nemen van het beroep tegen de afwijzing van een urgentieaanvraag door de woningcorporaties Alwel, Laurentius en WonenBreBurg. Opposante had beroep ingesteld tegen een brief van de woningcorporaties waarin werd medegedeeld dat er geen bezwaar kon worden gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag om urgentie. De rechtbank had eerder op 28 juli 2023 geoordeeld dat er geen sprake was van een besluit van een bestuursorgaan, aangezien de woningcorporaties en hun Urgentiecommissies niet als bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kunnen worden aangemerkt.
In de verzetzaak beoordeelt de rechtbank of de eerdere uitspraak terecht was. Opposante voerde aan dat de gemeente Breda wel degelijk een beslissende rol speelt in de woonruimteverdeling en dat de Urgentiecommissie daarom als bestuursorgaan moet worden aangemerkt. De rechtbank oordeelt echter dat er geen wettelijke basis is voor de publiekrechtelijke bevoegdheid van de Urgentiecommissie om te beslissen over urgentiegeschillen. De rechtbank concludeert dat de argumenten van opposante niet opwegen tegen de eerdere uitspraak en dat er geen sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel.
De rechtbank verklaart het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak in stand blijft. Er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.