ECLI:NL:RBZWB:2024:1327
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep inzake WOZ woning en waardebepaling aan de hand van de vergelijkingsmethode
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 16 november 2022. De heffingsambtenaar had bij beschikking van 25 februari 2022 de waarde van de onroerende zaak, een tussenwoning uit 1978, vastgesteld op € 364.000 per 1 januari 2021. Belanghebbende, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling en vond dat de waarde niet hoger kon zijn dan € 338.000. De rechtbank heeft het beroep op 18 januari 2024 behandeld, waarbij belanghebbende werd vertegenwoordigd door een gemachtigde en de heffingsambtenaar door twee vertegenwoordigers.
De rechtbank oordeelt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. De heffingsambtenaar had de waarde bepaald met de vergelijkingsmethode, waarbij de waarde werd vastgesteld aan de hand van verkoopopbrengsten van vergelijkbare woningen. De rechtbank concludeert dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van belanghebbende en dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woningen. Belanghebbende's argumenten over de invloed van een basisschool tegenover de woning werden door de rechtbank verworpen, omdat deze als subjectief werden beschouwd.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven. Belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen en openbaar gemaakt op 29 februari 2024.