ECLI:NL:RBZWB:2024:1318

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
1 maart 2024
Zaaknummer
02-292834-23 + 02-105279-23 (TUL)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van twee winkeldiefstallen met oplegging van voorwaardelijke ISD-maatregel aan atypische verdachte

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 maart 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan twee winkeldiefstallen op 4 oktober 2023 en 6 november 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1987 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht, de feiten heeft gepleegd om in zijn basisbehoeften te voorzien en niet om een verslaving te bekostigen. De rechtbank heeft de verdachte als atypisch gekarakteriseerd en heeft geoordeeld dat aan de wettelijke criteria voor het opleggen van een ISD-maatregel is voldaan. De verdachte heeft aangegeven gemotiveerd te zijn om tot gedragsverandering te komen via een vrijwillig traject. De rechtbank heeft daarom een voorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd met een proeftijd van twee jaar, waarbij de verdachte moet deelnemen aan een traject bij een maatschappelijke organisatie. Tevens is de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 15 dagen toegewezen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten. De rechtbank heeft de verdachte de kans geboden om zijn leven op de rit te krijgen, met de waarschuwing dat de veiligheid van goederen eist dat de maatregel wordt opgelegd als de verdachte niet aan de voorwaarden voldoet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-292834-23 + 02-105279-23 (TUL)
vonnis van de meervoudige kamer van 5 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1987 te [plaats]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht
raadsvrouw mr. N. van Vliet, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 februari 2024, waarbij de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter zitting is ook gehoord de [deskundige] , reclasseringswerker.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich op 4oktober 2023 en 6 november 2023 schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstallen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De rechtbank acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 20 februari 2024;
- de aangifte van [aangever 1] namens de Jumbo, [adres 1] te [plaats] (feit 1);
- de aangifte van [aangever 2] namen de Kruidvat, [adres 2] te [plaats] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 6 november 2023 te [plaats] drie flessen Apfelkorn, die aan Jumbo (gelegen aan de [adres 1] ) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
op 4 oktober 2023 te [plaats] een hoeveelheid deodorant (in totaal 34 stuks, merk Axe), die aan Kruidvat (gelegen aan de [adres 2] ) toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna ISD-maatregel).
6.2
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de verdediging een voorwaardelijk verzoek tot aanhouding van de behandeling gedaan om duidelijk te krijgen op welke termijn verdachte binnen een vrijwillig traject geplaatst kan worden in de regio Tilburg, mocht de rechtbank een onvoorwaardelijke ISD-maatregel overwegen.
Subsidiair is aangevoerd dat weliswaar voldaan is aan de harde criteria voor het opleggen van een ISD-maatregel, maar dat uit het rapport van de reclassering blijkt dat nog een andere optie mogelijk is. Verdachte kan namelijk in een vrijwillig kader hulp krijgen. Hij is aangemeld voor “ [maatschappelijke organisatie] ”. Dit is een organisatie die mensen ondersteunt bij wonen en werk. De verdediging is van mening dat verdachte in het vrijwillig kader meer kans van slagen heeft. Verdachte is een atypische verdachte. Hij pleegt de delicten om in zijn basisbehoeften te voorzien en niet om een verslaving aan verdovende middelen of alcohol te bekostigen.
De verdediging stelt voor om verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd doorgebracht in voorarrest. Op 19 februari 2024 is door het gerechtshof te Den Bosch arrest gewezen en is een eerder opgelegde gevangenisstraf van zes weken in stand gebleven. Tevens kan een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 15 dagen tenuitvoergelegd worden. Op deze wijze is er voldoende tijd om binnen het vrijwillige kader een plek voor verdachte binnen de [maatschappelijke organisatie] te vinden.
Meer subsidiair kan een voorwaardelijke ISD-maatregel overwogen worden, waarbij als voorwaarde gesteld zou kunnen worden dat verdachte zijn medewerking verleent aan de [maatschappelijke organisatie] .
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 4 oktober 2023 heeft verdachte 34 stuks deodorant gestolen bij de Kruidvat. Een maand later, op 6 november 2023, heeft verdachte drie flessen Apfelkorn gestolen bij de Jumbo.
Met het plegen van winkeldiefstallen wordt veel ergernis en overlast veroorzaakt voor winkeliers, die steeds in de gaten moeten houden of hun eigendommen niet gestolen worden.
Bij de vraag welke sanctie verdachte voor deze winkeldiefstallen moeten krijgen, let de rechtbank op verschillende dingen. Wat daarbij in het nadeel van verdachte werkt, is dat het niet de eerste keer is dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. Blijkens zijn strafblad is verdachte al meermalen veroordeeld ter zake van vermogensdelicten en heeft hij in 2018 al een onvoorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd gekregen. Verdachte liep bovendien ten tijde van de thans bewezen verklaarde feiten in een proeftijd van een voorwaardelijke veroordeling.
Aan de wettelijke criteria voor het opnieuw opleggen van een ISD-maatregel is voldaan. Immers op de door verdachte begane misdrijven is voorlopige hechtenis toegelaten, terwijl verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane misdrijven ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of taakstraf is veroordeeld, terwijl de feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregelen en er voorts ernstig rekening mede moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan en de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist.
Verdachte voldoet ten slotte aan het criterium van een zeer actieve veelpleger zoals bedoeld in de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers. Tegen verdachte zijn immers over een periode van vijf jaar processen-verbaal opgemaakt voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan in ieder geval één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit.
Ter beoordeling ligt de vraag of het opnieuw opleggen van een (voorwaardelijke of onvoorwaardelijke) ISD-maatregel noodzakelijk en wenselijk is of dat een andere afdoening meer passend is.
De reclassering heeft in het rapport van 16 november 2024 aangegeven dat het verdachte op vrijwel alle leefgebieden ontbreekt aan stabiliteit. Hij is al bijna 15 jaar dakloos en hij heeft geen structurele dagbesteding en inkomen. Niet duidelijk is geworden in hoeverre middelengebruik delictgerelateerd is. Uit een eerder persoonlijkheidsonderzoek blijkt dat sprake is van een narcistische persoonlijkheidsstoornis. In combinatie met het gegeven dat verdachte zich moeilijk kan conformeren aan regels en afspraken, waarbij hij een eigen visie heeft op de samenleving, wordt gedragsbeïnvloeding bemoeilijkt. Eerdere begeleidingstrajecten hebben niet geleid tot een gedragsverandering en recidivevermindering. Wel is verdachte door de coördinator re-integratie ex-gedetineerden van de gemeente Breda aangemeld voor een begeleidingstraject bij de [maatschappelijke organisatie] . Deze organisatie ondersteunt mensen bij wonen en werk.
De kans op recidive wordt ingeschat als gemiddeld tot hoog.
De reclassering ziet twee opties voor wat betreft de afdoening van deze zaak. Aan de ene kant is er de optie van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel, waarbij opgemerkt wordt dat een eerdere ISD-maatregel niet tot langdurige stabilisering en een delictvrij leven heeft geleid. Aan de andere kant is er het vrijwillig kader via de [maatschappelijke organisatie] , waarbij het aan verdachte wordt gelaten om zich in te zetten. De reclassering acht een traject in het vrijwillig kader meer passend en meer kans van slagen hebben dan een traject in het juridisch kader, mede gelet op de persoonlijkheidsstructuur van verdachte.
Ter zitting heeft mevrouw [deskundige] namens de reclassering nog aangegeven dat verdachte een intakegesprek heeft gehad met “ [maatschappelijke organisatie] ” en dat dit goed gegaan is. Voor de regio Breda is er echter een wachtlijst van ongeveer zes maanden. Nu wordt door de coördinator re-integratie ex-gedetineerden van de gemeente Breda bekeken of verdachte in de regio Tilburg geplaatst kan worden, omdat daar de wachtlijsten korter zouden zijn. Omdat de gemeente zo actief betrokken is wordt het vrijwillig kader als een reëel alternatief gezien. Teveel bemoeienis in een dwingend kader kan bij verdachte averechts werken, waardoor het misloopt. In het vrijwillig kader hoeft verdachte zich alleen begeleidbaar op te stellen en is er meer focus op de zelfredzaamheid.
De rechtbank overweegt dat niet lichtvaardig moet worden besloten tot het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Dit is immers een zware maatregel die bedoeld is als laatste redmiddel om gedragsverandering bij stelstelmatige daders te bewerkstelligen. Verdachte heeft in het verleden één onvoorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd gekregen, die niet tot de gewenste (blijvende) gedragsveranderingen heeft geleid. Ter zitting heeft verdachte aangegeven dat de invulling van de ISD-maatregel niet meer was dan een persoonlijkheidsonderzoek aan het begin van de periode, waarna hij heel snel vier dagen per week buiten de penitentiaire inrichting ging werken. Van enige behandeling was verder geen sprake. Bij zijn terugkeer in de maatschappij was in verband met de uitbraak van Covid-19 niets geregeld. Dat is ter zitting door mevrouw [deskundige] min of meer bevestigd. Volgens verdachte is dat de reden dat hij weer moest stelen. Hij had geen dak boven zijn hoofd en geen inkomen en kon dus niet op andere manier in zijn basisbehoeften voorzien.
Verdachte heeft aangegeven zelf nu ook graag tot de gewenste gedragsverandering te willen komen. Hij zegt de laatste jaren een grote persoonlijke groei te hebben meegemaakt en wil de mogelijkheid hebben nu een onderkomen en een dagbesteding met inkomen te realiseren met behulp van “ [maatschappelijke organisatie] ”. Hij zegt hier heel gemotiveerd voor te zijn.
Gelet op deze motivatie in combinatie met het verloop van de eerdere ISD-maatregel, alsook het gegeven dat verdachte zich moeilijk kan conformeren aan regels en afspraken en dit bij het “ [maatschappelijke organisatie] ”-traject in veel mindere mate zal spelen dan bij een onvoorwaardelijke ISD-maatregel, zal de rechtbank verdachte een kans geven om te laten zien dat hij zijn leven op de rit kan krijgen. Hierbij weegt de rechtbank mee dat verdachte naar haar oordeel een atypische verdachte is, aangezien hij kennelijk de feiten pleegt om in zijn basisbehoeften te voorzien en niet om enige verslaving te bekostigen. De ISD-maatregel zal daarom voorwaardelijk worden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren. De veiligheid van goederen eist oplegging van de maatregel als het verdachte niet lukt de beoogde gedragsverandering voor elkaar te krijgen. Aan de voorwaardelijke ISD-maatregel zullen geen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. De rechtbank gaat er wel van uit dat verdachte deelneemt aan het “ [maatschappelijke organisatie] ” -traject.
De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte in een eerdere zaak door rechtbank Zeeland-West-Brabant is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken. Op 19 februari 2024 is deze gevangenisstraf door het gerechtshof te Den Bosch bevestigd. Deze straf kan vanaf twee weken na 19 februari 2024 geëxecuteerd worden. Daar komt bij dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 15 dagen door de rechtbank tenuitvoergelegd zal gaan worden. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de [maatschappelijke organisatie] ongeveer twee maanden de tijd heeft om verdachte een plek te geven.
De rechtbank benadrukt dat verdachte moet beseffen dat hem met het opleggen van een voorwaardelijke ISD-maatregel, een ultieme kans wordt geboden die hij met beide handen moet aangrijpen. Het is vervolgens aan verdachte om de benodigde inzet en motivatie te tonen en te blijven tonen om het vrijwillig traject te laten slagen en niet weer de fout in te gaan.
Gelet op vorenstaande overweging is aan de voorwaarde voor het door de verdediging gedane verzoek tot aanhouding niet voldaan.
Omdat de ISD-maatregel in het leven is geroepen als alternatief voor een gevangenisstraf kan deze niet samen met een gevangenisstraf worden opgelegd. Ook een voorwaardelijke ISD-maatregel kan om die reden niet gecombineerd worden met een gevangenisstraf als sanctie voor hetzelfde feitencomplex. Reeds daarom kan en zal de rechtbank niet tevens een gevangenisstraf opleggen aan verdachte naast een voorwaardelijke ISD-maatregel.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 15 dagen die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 4 mei 2023 ten uitvoer zal worden gelegd. Ter zitting is de officier van justitie bij die vordering gebleven.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 15 dagen tenuitvoergelegd kan worden.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 38m, 38n, 38p, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1 en 2:telkens: diefstal
- verklaart verdachte strafbaar;
Maatregel
- gelast de
plaatsingvan verdachte
in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar;
- bepaalt dat deze maatregel
niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de
proeftijd van twee jarenna te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 4 mei 2023 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02-105279-23
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een gevangenisstraf van 15 dagen.
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mr. C.H.W.M. Sterk en mr. J.C. Gillesse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Tafazzul, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 maart 2024.