ECLI:NL:RBZWB:2024:1315

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
1 maart 2024
Zaaknummer
C/02/418753 / JE RK 24-191
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Tempel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

Op 15 februari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd met zes maanden, tot 21 augustus 2024, op verzoek van de gecertificeerde instelling (GI), het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering. De procedure vond plaats met gesloten deuren, waarbij de ouders, hoewel correct opgeroepen, niet aanwezig waren. De kinderrechter heeft de minderjarigen de gelegenheid gegeven om hun mening te uiten, maar zij hebben hiervan geen gebruik gemaakt.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie van de kinderen nog onvoldoende is verbeterd. Er zijn zorgen over de omgang tussen de kinderen en hun vader, en de GI heeft aangegeven dat traumatherapie noodzakelijk is voor beide kinderen. De moeder heeft in het verleden goed samengewerkt met de hulpverlening, maar er zijn nu zorgen dat zij deze hulpverlening niet meer toelaat. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de moeder weer meewerkt aan de hulpverlening en dat er een goede zorg- en contactregeling komt tussen de kinderen en hun vader.

De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de ondertoezichtstelling onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep. De kinderrechter hoopt dat de ouders constructief zullen blijven samenwerken in het belang van de kinderen, zodat de ondertoezichtstelling na deze periode kan worden afgesloten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/418753 / JE RK 24-191
Datum uitspraak: 15 februari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING EN RECLASSERING, gevestigd te Eindhoven,
hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling),
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2011 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2013 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 5 februari 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 15 februari 2024. Daarbij waren aanwezig:
- twee vertegenwoordigers van de GI.
De moeder en de vader zijn, hoewel correct opgeroepen, niet verschenen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de gelegenheid gesteld om hun mening over het verzoek kenbaar te maken, maar zij hebben daar geen gebruik van gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de moeder.
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.
2.3.
Bij voormelde beschikking heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengt met ingang van 21 februari 2023 tot 21 februari 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
Namens de GI is schriftelijk – kort samengevat – het volgende standpunt ingenomen. De situatie voor de kinderen is nog onvoldoende verbeterd. Er is blijvend aandacht nodig voor de omgang tussen [minderjarige 2] en [minderjarige 1] en hun broers. Het eenmalige contact tussen [minderjarige 1] en de vader in december 2023 heeft geen vervolg gekregen. [minderjarige 2] heeft aangegeven helemaal nog geen contact met haar vader te willen. Beide kinderen hebben voorbeelden genoemd van concrete situaties die ze hebben meegemaakt, waarin zij en/of moeder door vader werden mishandeld. De trauma’s die de kinderen hieraan hebben overgehouden hebben zij nog niet kunnen verwerken. De GI is van mening dat behandeling voorliggend is en wil graag in overeenstemming met een behandelaar van de kinderen gaan bekijken welke vorm van contact met vader passend en mogelijk is. Om deze redenen is de GI van mening dat voortzetting van de hulpverlening binnen een gedwongen kader noodzakelijk is. Eerder is bij de Raad een verzoek tot beëindiging van de ondertoezichtstelling ingediend. Gezien de nieuw ontstane zorgen is in goed overleg met de Raad voor de Kinderbescherming besloten om nog een verlenging van de ondertoezichtstelling te verzoeken. In aanvulling hierop is namens en de GI tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd, dat het voor de moeder een domper was dat “met de finish in zicht” alsnog om een verlenging van de ondertoezichtstelling werd verzocht. Daarbij acht de GI zorgelijk dat de moeder de hulpverlening vanuit “Tien voor Toekomst”, waarmee zij altijd op een positieve manier samenwerkte, niet meer toelaat. Ook acht de GI zorgelijk dat er op de nieuwe school van [minderjarige 1] enkele escalaties zijn geweest die de moeder ontkende. Zo heeft de school opgemerkt dat [minderjarige 1] moeite heeft met het leggen van nieuwe contacten. Hij laat pest- en plaaggedrag zien, wat andere kinderen als onprettig ervaren. Volgens de moeder zou het momenteel beter gaan met [minderjarige 1] op school. Van de faalangst op school waar [minderjarige 2] eerder last van had, is minder sprake. De weekendopvang van beide kinderen is nog lopende. Echter laten de kinderen voor vertrek moeilijk gedrag zien, zoals door zich te verstoppen op het toilet of in de badkamer. Voor beide kinderen zou nog traumatherapie noodzakelijk zijn, maar daar wordt bij de kinderen momenteel geen ingang voor gevonden. De GI laat het daar momenteel even bij.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar, als aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan.
5.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat de moeder in de afgelopen periode goed haar best heeft gedaan en dat bepaalde zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn weggenomen. Zo zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] momenteel meer in staat om hun eigen mening naar voren te brengen. Zij durven deze uit te spreken. Ook van ongeoorloofd schoolverzuim van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is geen sprake meer. Een grote zorg is wel dat er nog altijd geen sprake is van een structureel goedlopende zorg- en contactregeling tussen enerzijds [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en anderzijds hun vader, alsook niet tussen enerzijds [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en anderzijds hun beide broers die bij de vader verblijven. Met betrekking tot [minderjarige 1] is het gebleven bij één omgangscontact tussen hem en zijn vader in december 2023. [minderjarige 2] staat nog steeds niet open voor contact met haar vader. Het wordt van belang geacht dat de hulpverlening samen met de kinderen en ouders gaat bekijken hoe alsnog omgangscontacten tussen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met hun vader kunnen worden gerealiseerd. Verder blijkt dat, om hun belaste verleden te kunnen verwerken, voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] traumatherapie aangewezen is, maar daarvoor wordt bij de kinderen op dit moment evenmin een ingang gevonden. Om de moeder bij de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te ontlasten wordt geregeld een weekendopvang ingezet. Echter blijkt de inzet hiervan kwetsbaar. Zo laten [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor vertrek daar naartoe moeilijk gedrag laten zien door zich te verstoppen op het toilet of in de badkamer. Bij [minderjarige 1] zouden er zich voorts ook op school nog gedragsproblemen voordoen. Van de faalangst die [minderjarige 2] liet zien op school, is nog niet helemaal duidelijk waar dit vandaan kwam. De kinderrechter kan zich goed voorstellen dat het voor de moeder een grote teleurstelling was toen de GI aangaf tóch een verlenging te gaan vragen van de ondertoezichtstelling. Maar het feit dat de moeder nu de hulpverlening van Tien voor Toekomst afhoudt, maakt dat de kinderrechter zich nu juist extra zorgen maakt. Het is belangrijk dat de moeder nu weer gaat meewerken aan die hulpverlening, dat het logeerhuis goed gaat lopen en dat de zorgen rondom het gedrag van [minderjarige 1] die er nu wel zijn, ook gaan afnemen. Er lijken goede mogelijkheden om eventuele hulpverlening na deze periode van ondertoezichtstelling in het vrijwillig kader te laten plaatsvinden, als de moeder nu wel weer mee gaat werken.
5.4.
Het bovenstaande leidt ertoe dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn en het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden daarom zal worden toegewezen. De kinderrechter hoopt dat de beide ouders zich in de komende periode constructief zullen (blijven) opstellen, zodat de ondertoezichtstelling na ommekomst van deze periode alsnog afgesloten kan worden.
5.5.
Gelet op het voorgaande worden momenteel als doelen binnen de ondertoezichtstelling aangemerkt:
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kunnen erop vertrouwen dat beide ouders in het belang van de kinderen handelen, meer specifiek dat zij er in dat opzicht alles aan doen om zo mogelijk structurele contacten te realiseren tussen enerzijds [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en anderzijds de vader;
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn bovendien in staat een relatie op te bouwen met hun broers.
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] blijven onderwijs volgen conform het schoolrooster.
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kunnen emoties herkennen en bijsturen.
5.6.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van de minderjarige noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 21 februari 2024 tot 21 augustus 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2024 door mr. Tempel, kinderrechter, in aanwezigheid van Van Dongen als griffier, en op schrift gesteld op 27 februari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.