ECLI:NL:RBZWB:2024:1294
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak in het kader van een belastinggeschil
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Steenbergen. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres 1] te [plaats], vastgesteld op € 173.000 per 1 januari 2021. Belanghebbende, eigenaar van de woning, was het niet eens met deze waardebepaling en stelde dat de waarde maximaal € 141.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep op 12 januari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning heeft onderbouwd met een taxatierapport van [taxateur 2], waarin de waarde op basis van vergelijkingsmethode is vastgesteld op € 180.000. Belanghebbende heeft geen gronden aangevoerd tegen de referentiewoningen die zijn gebruikt in het taxatierapport. De rechtbank concludeert dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar zijn en dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld.
Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat het beroep van belanghebbende ongegrond is, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven. Belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M.M. Dondorp-Loopstra en openbaar gemaakt op 28 februari 2024.