ECLI:NL:RBZWB:2024:1280

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
AWB- 23_10013
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een evenementensubsidie door de gemeente Moerdijk

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van Stichting [eiseres] tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een evenementensubsidie door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk. De aanvraag voor subsidie was ingediend voor het evenement 'Terror Nights 2022', dat op 29 oktober 2022 zou plaatsvinden. Het college had de aanvraag afgewezen met het besluit van 14 oktober 2022, omdat deze te laat was ingediend en er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de indieningstermijn rechtvaardigden. Eiseres had op 23 september 2022 de aanvraag ingediend, maar de vergunning voor het evenement was pas op 24 oktober 2022 verleend, vijf dagen voor het evenement.

De rechtbank heeft het beroep op 17 januari 2024 behandeld. Eiseres voerde aan dat zij door de gemeente onjuist was geïnformeerd over de aanvraagprocedure en dat zij de subsidieaanvraag had moeten indienen na de vergunningverlening. De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheden van eiseres en dat de handhaving van de achtwekentermijn onevenredig was, gezien de nadelige gevolgen voor eiseres. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht, maar geen proceskostenvergoeding.

De rechtbank concludeert dat de gemeente heeft bijgedragen aan de te late indiening van de subsidieaanvraag door onduidelijke communicatie. De rechtbank benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging en het evenredigheidsbeginsel in bestuursrechtelijke besluiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/10013

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 februari 2024 in de zaak tussen

Stichting [eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een evenementensubsidie.
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 14 oktober 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 18 september 2023 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 17 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben namens eiseres deelgenomen: [naam 1] en [naam 2] . Namens het college waren op de zitting aanwezig: [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] .

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres heeft op 23 september 2022 een aanvraag ingediend voor subsidie van het evenement ‘Terror Nights 2022’ op 29 oktober 2022.
Het college heeft de aanvraag afgewezen met het besluit van 14 oktober 2022, omdat eiseres de aanvraag te laat heeft ingediend en geen bijzondere omstandigheden heeft aangegeven op grond waarvan van de indieningstermijn zou moeten worden afgeweken.
3. Bij het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 14 oktober 2022 ongegrond verklaard. Het besluit van 14 oktober 2022 is daarbij in stand gelaten.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt eerst de ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank ziet zich (ambtshalve) voor de vraag gesteld of eiseres belang heeft bij de behandeling van haar beroep. De evenementensubsidie is immers aangevraagd voor een evenement in 2022 en het evenement heeft feitelijk plaatsgevonden.
Uit het beroepschrift kan worden afgeleid dat eiseres kosten heeft gemaakt voor het organiseren van het evenement. Zij stelt zelfs dat de stichting in financieel zwaar weer verkeert. Eiseres wil de gevraagde subsidie alsnog nabetaald krijgen. De rechtbank gaat er daarom van uit dat eiseres procesbelang heeft.
Het beroep is ontvankelijk.
5. De rechtbank beoordeelt vervolgens of het college de aanvraag voor de evenementensubsidie op goede gronden heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
6. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
7. Eiseres heeft in haar beroepschrift toegelicht dat zij als non-profitorganisatie zich inzet om jaarlijks een groot Halloween-evenement te organiseren in de gemeente Moerdijk. Zij geeft aan dat zij in 2018 en 2019 altijd een goed contact heeft gehad met de gemeente. In 2020 en 2021 kon er geen evenement worden georganiseerd in verband met de Coronapandemie. Eiseres heeft in mei 2022 contact gelegd met de gemeente voor het organiseren van het evenement in 2022. Pas op 24 oktober 2022 heeft zij een vergunning voor het evenement ontvangen. Dat was 5 dagen voor het evenement.
Eiseres voert aan dat haar duidelijk is gezegd dat ze eerst de vergunning moest afwachten alvorens een subsidie aan te vragen. Eiseres stelt dat zij voor 24 oktober 2022 meerdere malen heeft geïnformeerd naar de stand van zaken met betrekking tot de vergunningverlening. Eiseres voert aan dat de te late indiening van de subsidieaanvraag te wijten is aan de late vergunningverlening. Zij stelt daarbij dat zij op het verkeerde been is gezet door de behandelend ambtenaar van de gemeente Moerdijk. Zij wijst ook op het advies van de bezwaarschriftencommissie, die het college heeft geadviseerd om de subsidieaanvraag alsnog in behandeling te nemen.
8. De regels voor het verstrekken van subsidie in de gemeente Moerdijk zijn neergelegd in de Algemene subsidieverordening gemeente Moerdijk (de subsidieverordening). In dit geval is sprake van een evenementensubsidie. Voor dergelijke subsidies zijn nadere regels gesteld in de Nadere regel evenementensubsidie.
In artikel 9, tweede lid, van de Nadere regel evenementensubsidie is bepaald dat een aanvraag voor een evenementensubsidie minimaal 8 weken voor het plaatsvinden van het evenement volledig moet zijn ingediend.
Vaststaat dat eiseres haar aanvraag niet minimaal 8 weken voor het plaatsvinden van het evenement heeft ingediend. Dat is tussen partijen ook niet in geschil.
Tussen partijen is in geschil of het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om vast te houden aan de uiterste indieningstermijn van artikel 9, tweede lid, van de Nadere regel evenementensubsidie en om geen toepassing te geven aan de hardheidsclausule van de subsidieverordening [1] .
9. Op grond van hardheidsclausule kan worden afgeweken van de in de verordening gestelde termijnen. Er moet dan wel sprake zijn van bijzondere omstandigheden. Het is de vraag of de door eiseres aangevoerde omstandigheden zo bijzonder zijn dat die voor het college aanleiding hadden moeten zijn om af te wijken van de achtwekentermijn voor het indienen van de aanvraag.
10. De rechtbank stelt vast dat het college zich voorafgaand aan het bestreden besluit heeft laten adviseren door een onafhankelijke adviescommissie. Deze ‘vaste commissie van advies voor de bezwaarschriften’ heeft het college op 19 december 2022 geadviseerd om het bezwaar van eiseres gegrond te verklaren, om alsnog de hardheidsclausule toe te passen en om de aanvraag alsnog in behandeling te nemen.
Het college heeft dat advies niet overgenomen. Het stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 17 van de subsidieverordening en dat de commissie te snel heeft geadviseerd om de hardheidsclausule toe te passen. Het college stelt dat de hardheidsclausule slechts in zeer uitzonderlijke gevallen wordt toegepast. Het college verwacht van eiseres, als professionele organisatie, dat zij de spelregels omtrent de subsidieverlening kent en dat zij dus ook bekend is met de procedure rond het aanvragen van subsidie. Daarbij heeft college er ook op gewezen dat het subsidieproces en het vergunningenproces twee verschillende trajecten zijn en dat de subsidie en de vergunning los van elkaar kunnen worden aangevraagd en verleend. Tot slot is niet gebleken van onevenredig zware financiële gevolgen voor eiseres.
De rechtbank volgt het standpunt van het college niet.
Het evenredigheidsbeginsel
11. Indien een besluit voor een burger nadelige gevolgen heeft, dan mogen die gevolgen niet onevenredig zijn in verhouding tot het doel van dat besluit. Het college dient bij het nemen van besluiten dus een zorgvuldige belangenafweging te maken. Dat wordt ook wel het evenredigheidsbeginsel genoemd. Op 2 februari 2022 heeft de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State (AbRS) een belangrijke uitspraak gedaan [2] over het evenredigheidsbeginsel. De toetsing aan het evenredigheidsbeginsel is volgens de AbRS afhankelijk van een veelheid aan factoren en verschilt daarom van geval tot geval. Relevant in deze zaak is of het besluit evenwichtig is.
Miscommunicatie
12. Dat met eiseres duidelijk is gecommuniceerd dat zij met het indienen van de subsidieaanvraag moet wachten tot de vergunning voor het evenement is verleend, staat niet zwart op wit. Toch ziet de rechtbank in het dossier meerdere aanwijzingen dat er niet duidelijk met eiseres is gecommuniceerd over de aan te vragen subsidie.
12.1 Eiseres heeft gesteld dat zij met het organiseren van het evenement is gestart in mei 2022 en dat vanuit de gemeente haar duidelijk is gezegd dat zij voor het indienen van de subsidieaanvraag eerst de vergunningverlening moest afwachten. De rechtbank ziet die stelling bevestigd in het communicatieverloop, voor zover dat blijkt uit de dossierstukken. In reactie op een e-mail namens eiseres is vanuit de gemeente in een e-mail van 23 september 2022 met eiseres gecommuniceerd: “
Subsidieaanvraag gewoon indienen via de site en of info@moerdijk.nl t.a.v. [naam 6] , met alle info. Dan handelt zij met jou subsidietraject af en de evenementenvergunning gaat via ons.
Op 5 oktober 2022 heeft [naam 6] aangekondigd dat vanwege de te late indiening het niet mogelijk is om de evenementensubsidie te verlenen. In een andere e-mail van dezelfde datum heeft [naam 6] geschreven: “
Helaas heeft de desbetreffende collega u niet van de juiste informatie voorzien. Voordat u de vergunning rond heeft had u de evenementensubsidie al kunnen aanvragen.
In het feit dat eiseres onmiddellijk na ontvangst van de e-mail op 23 september 2022 haar aanvraag voor de evenementensubsidie heeft ingediend, ziet de rechtbank een bevestiging dat eiseres daarvoor in de veronderstelling verkeerde dat zij de evenementenvergunning moest afwachten. Dat eiseres in die veronderstelling verkeerde door communicatie vanuit de gemeente valt af te leiden uit de tweede e-mail van 5 oktober 2022, in samenhang met de communicatie daarvoor.
12.2 Uit het dossier blijkt verder dat de gemeente een intern verbetertraject heeft ingezet. Ook dit wijst de rechtbank in de richting van de juistheid van het verhaal van eiseres. Tijdens de hoorzitting van de bezwaarschriftencommissie is namens het college opgemerkt dat dit verbetertraject loopt om de onderlinge afstemming tussen de afdelingen te verbeteren. In beroep heeft het college aangevoerd dat het verbetertraject een grotere omvang heeft – er wordt altijd gestreefd naar verbetering van de dienstverlening – en hierdoor wordt niet aangetoond dat eiseres onjuist is geïnformeerd. Hoewel de rechtbank het college hier op zichzelf in kan volgen, ziet de rechtbank in het gestelde tijdens de hoorzitting in bezwaar, tegen de achtergrond van het communicatieverloop zoals hiervoor is weergegeven, wel de aanwijzing dat de interne situatie bij de gemeente eraan heeft bijgedragen dat eiseres van een onjuiste voorstelling is uitgegaan.
12.3
De conclusie van het voorgaande is dat de gemeente eraan heeft bijgedragen dat eiseres drie weken te laat was met haar subsidieaanvraag. Door hierin geen bijzondere omstandigheden te zien en deze dus niet als zodanig mee te wegen bij de vraag of eiseres een afwijking van de indieningstermijn moest worden gegund, heeft het college een onvolledige belangenafweging verricht en dus onzorgvuldig gehandeld.
12.4
De rechtbank overweegt nog dat eiseres een non-profitorganisatie is, die wordt gestuurd door vrijwilligers en die eenmaal per jaar een gewaardeerd evenement in de gemeente organiseert. Weliswaar was de aanvraag voor de evenementensubsidie in 2022 niet de eerste subsidieaanvraag van eiseres, uit de gedingstukken en de toelichting ter zitting leidt de rechtbank echter af dat de omstandigheden in 2022 anders waren dan die in de voorgaande jaren. In de jaren 2018 en 2019 had eiseres namelijk één aanspreekpunt bij de gemeente voor het organiseren van het evenement en in 2020 en 2021 kon er geen evenement worden georganiseerd vanwege de Coronapandemie. In 2022 was er geen vaste behandelaar meer voor het evenement, maar kreeg eiseres te maken met twee contactpersonen bij de gemeente. Gelet hierop en gezien de miscommunicatie kon het college niet in redelijkheid aan eiseres tegenwerpen dat van haar als professionele organisatie mag worden verwacht bekend te zijn met de aanvraagtermijn.
Waarom moet een aanvraag voor een evenementensubsidie minimaal 8 weken voor het evenement worden ingediend en hoe weegt de rechtbank dat belang?
13. Tijdens de hoorzitting in bezwaar is namens het college toegelicht dat de achtwekentermijn in de Nadere regel is opgenomen omdat het college deze tijd nodig heeft om goed onderzoek te kunnen doen en een zorgvuldig besluit te kunnen nemen. Daarnaast wil het college met het vasthouden aan de achtwekentermijn voorkomen dat er ongewenste precedentwerking ontstaat.
Voorstelbaar is dat het college ongewenste precedentwerking wil voorkomen en dat het daarom – in principe – wil vasthouden aan de uiterste indieningstermijn voor de aanvraag. Het voorkomen van ongewenste precedentwerking mag echter geen argument zijn om geen toepassing te geven aan de hardheidsclausule. Met een zorgvuldige, goed gemotiveerde en op de aanvrager toegesneden belangenafweging wordt immers ongewenste precedentwerking voorkomen.
De rechtbank acht het voorstelbaar dat het college een zorgvuldig onderzoek wil verrichten alvorens een besluit over het verstrekken van een evenementensubsidie te kunnen nemen en dat dit ook tijd kost. Echter maakt het later indienen van een aanvraag het niet onmogelijk om een zorgvuldig onderzoek te doen. De enige consequentie daarvan is dat de aanvrager de subsidie pas na het plaatsvinden van het evenement ontvangt.
Nadelige gevolgen
14. Als gevolg van de handhaving van de achtwekentermijn is de subsidieaanvraag van eiseres niet inhoudelijk beoordeeld. Hierdoor is eiseres de gerede kans op de toekenning van subsidie misgelopen. Immers, in 2018, 2019 en in 2023 heeft zij wel subsidie ontvangen voor het organiseren van haar evenement. Hoewel eiseres, anders dan zij in bezwaar heeft aangevoerd, niet failliet is gegaan, heeft zij wel nadelige financiële gevolgen ondervonden. De gemachtigden van eiseres hebben gesteld dat zij vanuit hun onderneming en in privé leningen van in totaal circa € 8.500,-- hebben moeten verstrekken aan eiseres om haar in staat te stellen kosten van het evenement te voldoen. Ook als de continuïteit van eiseres door dergelijke zakelijke en privéleningen is gewaarborgd, is sprake van een nadelig financieel gevolg.
Onevenredigheid
15. De rechtbank is van oordeel dat het vasthouden aan de achtwekentermijn op grond van de Nadere regel in het geval van eiseres onevenredig is gelet op de voor eiseres nadelige gevolgen en tegen de achtergrond van het communicatieverloop rondom de subsidieaanvraag. Het college heeft in het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd rekening gehouden met die persoonlijke (bijzondere) omstandigheden van eiseres.
Het beroep van eiseres slaagt.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing over de subsidieaanvraag te nemen. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.
17. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden. Eiseres heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 18 september 2023;
- draagt het college een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak mee te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:4 Awb:
Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.
De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Artikel 4:21:
Onder subsidie wordt verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.
Deze titel is niet van toepassing op aanspraken of verplichtingen die voortvloeien uit een wettelijk voorschrift inzake:
belastingen,
de heffing van een premie dan wel een premievervangende belasting ingevolge de Wet financiering sociale verzekeringen, of
de heffing van een inkomensafhankelijke bijdrage dan wel een bijdragevervangende belasting ingevolge de Zorgverzekeringswet.
3. Deze titel is niet van toepassing op de aanspraak op financiële middelen die wordt verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat uitsluitend voorziet in verstrekking aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld.
4. Deze titel is van overeenkomstige toepassing op de bekostiging van het onderwijs en onderzoek.
Artikel 4:23:
Een bestuursorgaan verstrekt slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.
Indien een zodanig wettelijk voorschrift is opgenomen in een niet op een wet berustende algemene maatregel van bestuur, vervalt dat voorschrift vier jaren nadat het in werking is getreden, tenzij voor dat tijdstip een voorstel van wet bij de Staten-Generaal is ingediend waarin de subsidie wordt geregeld.
Het eerste lid is niet van toepassing:
in afwachting van de totstandkoming van een wettelijk voorschrift gedurende ten hoogste een jaar of totdat een binnen dat jaar bij de Staten-Generaal ingediend wetsvoorstel is verworpen of tot wet is verheven en in werking is getreden;
indien de subsidie rechtstreeks op grond van een door de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of de Europese Commissie vastgesteld programma wordt verstrekt;
indien de begroting de subsidieontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, vermeldt, of
in incidentele gevallen, mits de subsidie voor ten hoogste vier jaren wordt verstrekt.
4. Het bestuursorgaan publiceert jaarlijks een verslag van de verstrekking van subsidies met toepassing van het derde lid, onderdelen a en d.
Algemene subsidieverordening gemeente Moerdijk
Artikel 7 (Aanvraagtermijn):
Een aanvraag om een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk 1 juli voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.
Een aanvraag om een subsidie die per boekjaar wordt verstrekt, wordt uiterlijk 8 weken voorafgaand aan dat boekjaar ingediend.
Bij nadere regel kan van de voorgaande leden worden afgeweken.
Subsidies met een andere aanvraagtermijn dan bedoeld in het eerste en tweede lid zijn mogelijk. Voor deze aanvragen om subsidie worden de termijnen gesteld bij nadere regel.
Artikel 17 (Hardheidsclausule):
Als een bij of krachtens verordening gestelde termijn voor een subsidieaanvrager of ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de te dienen belangen, kunnen burgemeester en wethouders een andere termijn vaststellen.
In een nadere regel kan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders van een of meer bepaalde artikelen of artikelleden van die regeling kan worden afgeweken als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.
Toepassing van de vorige leden wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.
Nadere regel evenementensubsidie
Artikel 9 (Aanvraagtermijn):
Aanvragen kunnen het gehele jaar door ingediend worden.
Een aanvraag moet minimaal 8 weken voor het plaatsvinden van het evenementen volledig zijn ingediend.

Voetnoten

1.Artikel 17, eerste lid, van de subsidieverordening.