ECLI:NL:RBZWB:2024:1254

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
02-133243-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens bezit en invoer van cocaïne

Op 29 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het bezit van 1 kilogram cocaïne en het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 22 februari 2024, waarbij de officier van justitie, mr. H.G. Klootwijk, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vier jaar en een geldboete van € 20.000,-, subsidiair 135 dagen hechtenis.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sterke aanwijzingen waren dat de verdachte betrokken was bij het gebruik van een cryptotelefoon en dat deze telefoon op verschillende momenten gelokaliseerd was in de nabijheid van de verdachte. Echter, de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte daadwerkelijk de gebruiker van het betrokken SkyECC-account was. De rechtbank vond dat de bewijsvoering niet wettig en overtuigend was, en dat de verdachte oprecht en authentiek overkwam tijdens de zitting.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, omdat er geen overtuigend bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de strafbare feiten. De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken en de rol van de rechtbank in het waarborgen van de rechtsbescherming van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/133243-23
vonnis van de meervoudige kamer van 29 februari 2024
in de strafzaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1970 in [geboorteplaats]
wonende op het [woonadres]
raadsman: mr. A.M.J. Joris, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 februari 2024, waarbij de officier van justitie, mr. H.G. Klootwijk, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als Bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er -kort en feitelijk weergegeven- op neer dat verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, zich schuldig heeft gemaakt aan het bezit van 1 kilogram cocaïne. Daarnaast wordt verdachte het medeplegen van voorbereidingshandelingen ten behoeve van de invoer van cocaïne in een bepaalde periode verweten
.Voorts luidt de verdenking dat verdachte zich in een andere periode schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot (verlengde) invoer van cocaïne, dan wel het medeplegen van voorbereidingshandelingen ten behoeve van de invoer van cocaïne.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1, feit 2 en feit 3 primair ten laste gelegde heeft gepleegd. Er is gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft verbleven en een geldboete van € 20.000,- subsidiair 135 dagen hechtenis.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandighedenEr worden aan verdachte drie strafbare feiten verweten die verband houden met het bezit van cocaïne, het tweemaal treffen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne, waarvan dit eenmalig ook als een poging tot (verlengde) invoer ten laste is gelegd. De politie heeft zich daarbij met name gebaseerd op gesprekken die zijn gevoerd door middel van het versleutelde communicatienetwerk SkyECC. Eén van de accounts die zich bezighield met deze drugsfeiten betrof het [account] . Volgens de officier van justitie heeft verdachte gebruik gemaakt van het [account] . Dit account was vanaf 24 januari 2020 tot en met 7 maart 2021 operationeel. Op het SkyECC-forum heeft dit account bepaalde aliassen, zoals ‘ [alias 1] ’, ‘ [alias 2] ’ en ‘ [alias 3] ’. Verdachte heeft ter zitting ontkend dat hij bij de feiten betrokken is geweest. Ook heeft hij ontkend de gebruiker te zijn geweest van het [account] .
De politie heeft in een proces-verbaal van identificatie geverbaliseerd op basis waarvan zij het vermoeden hebben dat verdachte degene is geweest die van het [account] gebruik heeft gemaakt. Uit onderzoek naar de zogeheten
‘Cell ID’s’komt naar voren dat de meest gebruikte zendmast van het [account] , een zendmast is aan de [straat] in [geboorteplaats] . Op 235 dagen van de 280 dagen wordt deze zendmast aangestraald. Dit betreft 83.9% van de tijd. Daarnaast wordt tijdens 156 van de 196 nachten deze zendmast aangestraald. Dit betreft 79,5% van de tijd. Het BRP- en tevens woonadres van verdachte, [woonadres] , valt onder de reikwijdte van deze zendmast en ligt hemelsbreed op 1,8 kilometer afstand.
De politie heeft op 5 maart 2021 getracht om de exacte locatie van de cryptotelefoon te achterhalen door het verrichten van een IMSI-meting. Uit de eerste IMSI-meting is gebleken dat de mobiele apparatuur zich op dat moment hoogstwaarschijnlijk bevond in het perceel aan [woonadres] . Na de meting werd waargenomen dat een Skoda Octavia, met [kenteken] , vanaf dit adres is vertrokken en later geparkeerd stond aan de [adres] in [geboorteplaats] . Uit een tweede IMSI-meting is gebleken dat de mobiele apparatuur zich op dat moment hoogstwaarschijnlijk bevond in het perceel aan de [adres] te [geboorteplaats] . Dit is het BRP-adres van de ouders van verdachte. Gebleken is dat verdachte op 5 maart 2021 de Skoda Octavia in bruikleen heeft gekregen van een autoschadebedrijf.
BeoordelingDe rechtbank is van oordeel dat er sterke aanwijzingen zijn om te veronderstellen dat de gebruikte cryptotelefoon, in ieder geval op 5 maart 2021, in verband te brengen is met verdachte, nu de telefoon op die dag meermalen is gelokaliseerd op plaatsen die in relatie staan tot verdachte. Dit betreft zijn eigen perceel en vervolgens het perceel van zijn ouders, terwijl er tussen de locaties voor verplaatsing gebruik is gemaakt van een door verdachte geleende auto. Volgens de rechtbank kan op grond van het proces-verbaal van identificatie echter niet zonder meer worden aangenomen dat verdachte ook de gebruiker is geweest van het SkyECC- [account] . Immers, het enkele feit dat verdachte zich mogelijk in de directe nabijheid van het cryptotoestel heeft begeven, betekent nog niet dat hij van dit toestel gebruik moet hebben gemaakt. Daarnaast geldt dat uit de inhoud van de SkyECC-chatberichten van het [account] geen persoonskenmerken van verdachte volgen, noch is op andere wijze informatie over de identiteit van de gebruiker naar voren gekomen. De door het account gebruikte aliassen verschaffen evenmin duidelijkheid hierover en bevatten geen enkele verwijzing naar verdachte. Verder hebben alle overige onderzoeksbevindingen in het dossier niet enig resultaat opgeleverd dat wijst op een mogelijke betrokkenheid van verdachte bij de hem verweten feiten. Voorts heeft de rechtbank, op basis van de indruk die verdachte op de zitting heeft nagelaten, ook niet de overtuiging dat hij de persoon is geweest die de SkyECC-chatberichten heeft verstuurd en zich aldus heeft beziggehouden met serieuze drugsfeiten. Verdachte heeft ter zitting een ontkennende verklaring afgelegd en komt daarin oprecht en authentiek op de rechtbank over. De persoon van verdachte staat haaks op de rol die hem wordt toegedicht en die uit de chatberichten naar voren komt. De rechtbank kan niet inzien dat verdachte de geslepen makelaar is geweest met een groot netwerk aan contacten binnen het logistieke proces vanuit Nederlandse en Belgische havens en die beslissingen neemt, bijeenkomsten belegt en soms dwingend of bepalend kan zijn naar zijn contacten. Er is dus geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden om de conclusie te rechtvaardigen dat verdachte kan worden geïdentificeerd als gebruiker van het SkyECC- [account] .
De rechtbank acht op basis van hetgeen hiervoor is overwogen dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde heeft begaan en zal hem dan ook van deze feiten vrijspreken.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder feit 1, feit 2 en feit 3 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. Goossens, voorzitter, mr. M.A.E. Dekker en
mr. E.G.F. Vliegenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.C. Admiraal, griffier, en is bij vervroeging uitgesproken ter openbare zitting op 29 februari 2024.