ECLI:NL:RBZWB:2024:1253

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
12-715227-10
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met voorwaarden voor een periode van twee jaar

Op 28 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een betrokkene, die momenteel verblijft in een Forensisch Psychiatrisch Centrum. De officier van justitie had op 12 januari 2024 verzocht om verlenging van de tbs met twee jaar, gebaseerd op de bevindingen van de tbs-instelling die een hoog recidivegevaar inschatte bij beëindiging van de maatregel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan zwakbegaafdheid en een persoonlijkheidsstoornis, en dat er sprake is van verslavingsproblematiek. Tijdens de zitting op 15 februari 2024 zijn zowel de officier van justitie als de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord. De betrokkene heeft aangegeven geen verlenging met twee jaar te willen, maar de rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen een verlenging van de tbs eist. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de tbs met verpleging van overheidswege met twee jaar verlengd. De rechtbank concludeerde dat de behandeling en resocialisatie van de betrokkene meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de tbs met een termijn van een jaar. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Parketnummer: 12-715227-10
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 28 februari 2024
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1990 te [plaats],
thans verblijvende in het Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) [tbs-instelling],
[adres],
hierna: ‘betrokkene’.

1.De stukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- de vordering van de officier van justitie van 12 januari 2024, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met twee jaar;
- de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid over de periode 27 december 2021 tot en met 28 december 2023;
- het rapport van [tbs-instelling] (hierna: de tbs-instelling) van 19 december 2023, waarin het advies van de tbs-instelling is vermeld, te weten verlenging van de tbs met twee jaar.

2.De procesgang

Bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 21 februari 2013 is betrokkene, wegens overtreding van de artikelen 282, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf en tbs met voorwaarden.
De rechtbank constateert dat het hier gaat om misdrijven als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De tbs met voorwaarden is op 28 februari 2013 aangevangen. Bij beslissing van 27 maart 2014 is deze omgezet in tbs met verpleging van overheidswege. De tbs is bij beslissing van 31 maart 2022 laatstelijk verlengd voor een termijn van twee jaren.
Tijdens het onderzoek ter openbare terechtzitting van de rechtbank van 15 februari 2024 is de officier van justitie, mr. L.J. den Braber, gehoord. Tevens is betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. D.W.H.M. Wolters, advocaat te Hoofddorp.
Voorts zijn als deskundigen gehoord [deskundige 1] en [deskundige 2], respectievelijk hoofd behandeling en behandelcoördinator bij de tbs-instelling.

3.Het advies van de tbs-instelling

De tbs-instelling heeft geadviseerd de tbs te verlengen met twee jaar. De tbs-instelling heeft daartoe in haar rapport naar voren gebracht dat bij betrokkene sprake is van zwakbegaafdheid en een persoonlijkheidsstoornis met antisociale, borderline en narcistische kenmerken. Tevens is sprake van verslavingsproblematiek. Tijdens de delicten was sprake van een stoornis in alcohol- en cannabisgebruik en een gokstoornis.
De complexiteit van de problematiek maakt dat de bewerking van de risicofactoren langzaam verloopt. Daarbij valt op dat de problematiek van betrokkene goed in kaart is en dat hij hier ook zelf op kan reflecteren, maar dat het moeilijk is voor hem om dit ook in gedragsverandering om te zetten. Zijn problematiek speelt met name in de interpersoonlijke dynamiek op. Hierdoor springt de problematiek in het oog en is deze erg zichtbaar. Daarnaast lijkt hij zich binnen het klinische behandelklimaat vast te draaien.
Sinds maart 2022 heeft hij onbegeleid verlof. Betrokkene heeft in de afgelopen twee jaren dat hij onbegeleid verlof heeft structureel laten zien dat hij moeite heeft om zich zelfstandig aan zijn voorwaarden te houden. Na het vertrek van meerdere voor hem vertrouwde medewerkers lijkt hij meer en meer vast te draaien in zijn eigen disfunctionele coping. De koers wordt gezet op de doorstroom naar de pre-resocialisatieafdeling, indien het hem lukt zich drie maanden aan de gestelde voorwaarden te houden. Buiten de klinische afdeling, maar binnen de beveiligde muren van de kliniek, kan de druk op deze beschreven dynamiek mogelijk verlicht worden, terwijl er geen afbreuk wordt gedaan aan de begeleiding en zorg die hij nodig heeft. De prognose is dat de voorwaartse stappen in zijn resocialisatie zorgen voor meer perspectief en daarmee meer ruimte om zijn reeds aangeleerde reflectievermogen en vaardigheden in therapie ook daadwerkelijk in de praktijk te brengen, om zo in de begeleiding op gedragsniveau zijn risicofactoren verder te kunnen bewerken.
Vervolgens kan er gekeken worden naar een passende vervolgplek en indien betrokkene geaccepteerd wordt, zal hij daar middels een transmuraal verlofkader ingebed worden. Het beschreven traject dient echter zorgvuldig te worden vormgegeven. Betrokkene zal aangewezen blijven op een woonomgeving waarin toezicht, (psychiatrische) begeleiding, voldoende dagstructuur en een ondersteunend netwerk voorhanden zijn.
Er wordt gedacht aan een inbedding in een begeleid woonvoorziening. De mate van zelfstandigheid en begeleidingsintensiteit moet nog nader worden bepaald, in acht nemend het verloop van de behandeling en het verloop van de verloven. De verwachting is dat dit nog tenminste twee jaren in beslag zal nemen.
Het recidivegevaar in geval van beëindiging van de tbs-maatregel en in geval van voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege wordt in beide gevallen ingeschat als hoog.
Ter zitting heeft [deskundige 1] daaraan nog het volgende toegevoegd. De voorwaarden die gedurende de genoemde drie maanden nageleefd moeten worden zijn helder. Eén van die voorwaarden is abstinentie. Het niet naleven door betrokkene betreft echter niet alleen het cannabisgebruik, maar ook het gedrag. De beoogde route is dat betrokkene via de pre-resocialisatieafdeling uitstroomt. Als het hem niet zou lukken zich voor drie maanden aan de gestelde voorwaarden te houden, in het bijzonder de abstinentie, of als het in het transmuraal verlofkader mis loopt, dan kan overplaatsing naar een forensisch psychiatrische kliniek (FPK) gericht op middelengebruik worden overwogen als alternatief.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie is ter zitting bij de vordering de tbs met twee jaar te verlengen gebleven.

5.Het standpunt van de verdediging

Betrokkene heeft ter zitting verklaard dat hij geen verlenging met twee jaar wil. De afgelopen twee jaar is de kliniek regelmatig afspraken niet nagekomen. Als er nieuwe behandelaars komen, veranderen de afspraken weer. Eén van de afspraken was dat hij bij een bepaalde positieve score op cannabisgebruik toch met verlof mocht, maar nu staat het cannabisgebruik opeens in de weg aan het verlof. Hij wil dat onafhankelijk deskundigen dit gaan bekijken.
De verdediging heeft betoogd dat er geen discussie bestaat over de vraag of de maatregel moet worden verlengd. Er zijn argumenten om met één jaar te verlengen. Betrokkene zit al lange tijd in de tbs, elf jaar. Na de omzetting van de tbs met voorwaarden is hij een ingewikkeld en moeizaam traject ingegaan. Daarbij komt dat de indexdelicten, gelet op de schaal van tbs-delicten, van een beperkte ernst zijn.
De kliniek heeft een plan A en een plan B. In plan B is sprake van een overplaatsing naar een FPK. Omdat onzeker is welk plan gevolgd zal worden is het goed om over een jaar te kijken hoe de zaken ervoor staan. Als een FPK dan aan de orde is dan is dat ook mogelijk met een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. Verblijf in een FPK kan in dat kader als voorwaarde worden gesteld. Als nu met een jaar zou worden verlengd dan zullen, in verband met de vierjaarstermijn, bij de volgende verlenging ook weer adviezen van externe gedragsdeskundigen worden opgemaakt.

6.Het oordeel van de rechtbank

Ontvankelijkheid van de vordering
De rechtbank is bevoegd om van de vordering kennis te nemen, omdat zij in eerste aanleg
kennis heeft genomen van de misdrijven ter zake waarvan de tbs is gelast. De vordering is
tijdig ingediend, dat wil zeggen niet eerder dan twee maanden en niet later dan één maand
voor het tijdstip waarop de tbs door tijdsverloop zou eindigen. De officier van justitie is
ontvankelijk in de vordering.
Gevaarscriterium
De tbs kan slechts worden verlengd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene
veiligheid van personen de verlenging van de tbs eist. Het recidivegevaar moet nog
aanwezig zijn en dient voort te vloeien uit een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige
ontwikkeling van de geestvermogens. De rechtbank stelt op grond van het advies van de tbs-instelling vast dat de eerder gediagnosticeerde stoornissen nog aan de orde zijn. Het recidiverisico in het geval van (voorwaardelijke) beëindiging van de tbs-maatregel wordt ingeschat als hoog.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen verlenging van de maatregel vereist en dat dus is voldaan aan het wettelijk criterium voor verlenging van de tbs.
Duur van de verlenging
De rechtbank verlengt de tbs in beginsel met een termijn van twee jaren wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling en resocialisatie van de terbeschikkinggestelde in het bestaande juridische kader meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de tbs met een termijn van een jaar.
Door de tbs-instelling is verwoord hoe het tbs-traject van betrokkene kan verlopen. Beoogd is een doorstroom naar een pre-resocialisatieafdeling als het hem lukt om zich drie maanden aan bepaalde voorwaarden te houden, om van daaruit transmuraal verlof aan te vragen. Mocht het betrokkene niet lukken om zich drie maanden aan de voorwaarden te houden, of zou het eenmaal op die afdeling mis lopen, dan is een overplaatsing naar een FPK de volgende stap.
Ongeacht hoe dit traject uiteindelijk zal verlopen is het niet aannemelijk dat binnen een jaar naar het einde van de tbs-maatregel toegewerkt zal kunnen worden. De rechtbank ziet gelet hierop in hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht geen aanleiding om van het hierboven genoemde uitgangspunt van verlenging met twee jaar af te wijken.
Proportionaliteit en subsidiariteit
Gelet op de aard van de gediagnosticeerde stoornissen, de aard van de indexdelicten en het ingeschatte recidivegevaar in het geval van (voorwaardelijke) beëindiging van de maatregel is de rechtbank van oordeel dat met een verlenging van de tbs-maatregel de grenzen van de proportionaliteit en subsidiariteit niet worden overschreden.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de tbs met verpleging van overheidswege van betrokkene wordt verlengd met twee jaar.

7.De beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van betrokkene met twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. H. Skalonjic, voorzitter, mr. G.H. Nomes en
mr. P.T. Heblij, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.A. Huwae en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 februari 2024.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.