ECLI:NL:RBZWB:2024:1252

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
C/02/406175 / HA ZA 23-73 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Mr. Stoof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot verwijzing naar de kantonrechter afgewezen wegens vordering boven competentiegrens

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap van de heer [erflater], heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 februari 2024 uitspraak gedaan in een incident. De eisers in conventie, [verweerders], hebben een vordering ingesteld tegen [eiseres 1] en [eiseres 2] BV. [eiseres 1] was de echtgenote van de erflater, maar was uitgesloten als erfgename in het testament. De vordering van [verweerders] betreft een bedrag van € 23.595,22, dat voortvloeit uit een hypothecaire schuld en een ouderdomspensioen van de erflater. [eiseres 2] heeft in het incident verzocht om verwijzing naar de kantonrechter, stellende dat de kantonrechter bevoegd is op basis van de hoogte van de vordering.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vordering de competentiegrens van de kantonrechter overschrijdt, omdat de hoofdsom van € 23.595,22, vermeerderd met rente en proceskosten, boven de € 25.000,00 uitkomt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen wettelijke grondslag is die het verbiedt om zowel een vennootschap als een natuurlijk persoon in één dagvaarding op te roepen. De rechtbank heeft de vordering in het incident dan ook afgewezen en [eiseres 2] veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 787,00. De zaak zal op 10 april 2024 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord aan de zijde van [eiseres 2].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/406175 / HA ZA 23-73
Vonnis in incident van 28 februari 2024
in de zaak van

1.[verweerder 1] ,

wonende te [plaats 1] ,
2.
[verweerder 2],
wonende te [plaats 2] ,
3.
[verweerder 3],
wonende te [plaats 3] ,
4.
[verweerder 4],
wonende te [plaats 4] ,
eisers in conventie in de hoofdzaak,
verweerders in reconventie in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. C.L.M. Gommers te Breda,
tegen

1.[eiseres 1] ,

wonende te [plaats 5] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.A. Scanlan te Roosendaal,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres 2] BV,
gevestigd te [plaats 6] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in het incident,
advocaat mr. P.R. Klaver te Bergen op Zoom.
Partijen zullen hierna [verweerders] en [eiseres 1] en [eiseres 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 24 mei 2023 van deze rechtbank, met alle daarin genoemde stukken,
  • de conclusie van antwoord in reconventie van [verweerders] ,
  • de incidentele conclusie tot verwijzing van [eiseres 2] , met 1 productie,
  • de conclusie van antwoord in het incident van [verweerders] , met 1 productie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Waar gaat deze zaak over

2.1.
Deze zaak gaat over de afwikkeling van de nalatenschap van de heer [erflater] (hierna: erflater). [eiseres 1] was de echtgenote van erflater. Ten tijde van het overlijden van erflater liep er een echtscheidingsprocedure. [eiseres 1] was daarom als erfgename uitgesloten in het testament van erflater, waardoor [verweerders] de erfgenaam van erflater is. [verweerders] heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard. [verweerders] stelt dat zij een vordering heeft op [eiseres 1] vanwege de door erflater afgeloste hypothecaire schuld. Daarnaast heeft [verweerders] een vordering op [eiseres 2] BV. [eiseres 1] is bestuurder van de STAK [eiseres 2] . De STAK is bestuurder en enig aandeelhouder van [eiseres 2] BV. [verweerders] stelt dat de nalatenschap een vordering heeft op de vennootschap in verband met een ouderdomspensioen van erflater en een overlijdensuitkering. Deze vordering bedraagt in totaal € 23.595,22.
2.2.
[eiseres 1] en [eiseres 2] voeren verweer tegen de vordering van [verweerders]

3.De vordering in het incident

3.1.
[eiseres 2] vordert in het incident dat de rechtbank de zaak tussen [verweerders] en [eiseres 2] verwijst naar de kantonrechter. Zij stelt dat de kantonrechter bevoegd is op grond van artikel 94 Rv en artikel 71 lid 2 Rv, gelet op de hoogte van de vordering.
[eiseres 2] werpt daarnaast ambtshalve de vraag op in hoeverre in een dagvaarding zowel een privé persoon als de vennootschap kan worden gedagvaard.
3.2.
[verweerders] voert verweer en stelt dat de vordering van € 23.595,22 nog moet worden vermeerderd met de wettelijke rente en de proceskosten, waardoor de vordering boven de competentiegrens van de kantonrechter komt. Subsidiair beroept [verweerders] zich op proceseconomische gronden.
3.3.
[eiseres 1] heeft aangegeven af te zien van wederhoor.

4.Wat vindt de rechtbank

4.1.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering in het incident moet worden afgewezen. Op grond van artikel 93 lid 1 sub a Rv geldt dat de kantonrechter bevoegd is ten aanzien van zaken betreffende vorderingen met een beloop van ten hoogste € 25.000,00. In dit bedrag moet ook de rente over de vordering tot aan de dag van de dagvaarding worden meegeteld. Overige vorderingen, voor zover dit geen aardzaak betreft, moeten worden voorgelegd aan de handelsrechter. Uitgaande van de hoofdsom van € 23.595,22 en de daarover te berekenen rente over de verschillende bedragen en met verschillende ingangsdatums, heeft [verweerders] voldoende gesteld om aan te nemen dat haar vordering de competentiegrens overschrijdt. De rechtbank is dan ook bevoegd om van de vordering op [eiseres 2] kennis te nemen.
4.2.
Ten aanzien van de door [eiseres 2] gestelde ambtshalve vraag, overweegt de rechtbank dat er geen wettelijke grondslag is op grond waarvan het verboden is om een vennootschap en een natuurlijk persoon in een dagvaarding op te roepen. Voor zover [eiseres 2] betoogt dat de dagvaarding niet afzonderlijk aan de vennootschap is uitgebracht, stelt de rechtbank vast dat [eiseres 1] en [eiseres 2] voor het uitbrengen van de dagvaarding domicilie hebben gekozen bij mr. Scanlan en dat de dagvaarding ook op haar kantoor is betekend.
proceskosten
4.3.
[eiseres 2] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [verweerders] worden begroot op:
- salaris advocaat € 614,00 (1 punt × tarief II)
- nakosten
€ 173,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 787,00

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt [eiseres 2] in de proceskosten van € 787,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [naam] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiseres 2] € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
in de hoofdzaak
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
10 april 2024voor conclusie van antwoord aan de zijde van [eiseres 2] .
Dit vonnis is gewezen door mr. Stoof en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2024.