ECLI:NL:RBZWB:2024:1251

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
28 februari 2024
Zaaknummer
C/02/397510 / HA ZA 22-243 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Römers
  • A. Scheffers
  • J. Sterk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis benoeming deskundigen in civiele procedure tussen eisers en waterschap

Op 28 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een tussenvonnis uitgesproken in de civiele zaak tussen een vennootschap onder firma (VOF) en het Waterschap Brabantse Delta. De eisende partijen, bestaande uit meerdere eisers, hebben een procedure aangespannen tegen het waterschap, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. R.M. Pieterse. In dit tussenvonnis heeft de rechtbank besloten om een aanvullend deskundigenonderzoek in te stellen, waarbij twee deskundigen, dr. ir. [deskundige 1] en dr. ir. [deskundige 2], zijn benoemd om specifieke vragen te beantwoorden die relevant zijn voor de zaak. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen al enkele vragen geformuleerd en heeft partijen de gelegenheid gegeven om hierop te reageren. De deskundigen zijn belast met het uitvoeren van het onderzoek en moeten hun bevindingen binnen vier maanden na betaling van het voorschot van € 22.535,04 (inclusief btw) rapporteren. De rechtbank heeft benadrukt dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek en dat zij de deskundigen toegang moeten verlenen tot noodzakelijke plaatsen. De zaak is op de parkeerrol geplaatst voor verdere behandeling op 2 oktober 2024, met de mogelijkheid om eerder te worden behandeld indien het voorschot niet tijdig is ontvangen of na ontvangst van het deskundigenrapport.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/397510 / HA ZA 22-243
Vonnis van 28 februari 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] VOF,

te [plaats] ,
2.
[eiser 2],
te [plaats] ,
3.
[eiser 3],
te [plaats] ,
4.
[eiser 4],
te [plaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaat: mr. E. Beele te Tilburg,
tegen
WATERSCHAP BRABANTSE DELTA,
te Breda,
gedaagde partij,
hierna te noemen: het waterschap,
advocaat: mr. R.M. Pieterse te Middelburg.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 november 2023 met de daarin genoemde stukken;
- de akte uitlaten na tussenvonnis van [eisers] ;
- de akte uitlaten na tussenvonnis van het waterschap.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 29 november 2023 overwogen dat zij het wenselijk vindt om een (aanvullend) deskundigenonderzoek in te stellen ter beantwoording van een aantal vragen. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over het aangekondigde deskundigenonderzoek. Dit deskundigenonderzoek zal in dit vonnis worden bevolen.
2.2.
De rechtbank zal de deskundigen [deskundige 1] en [deskundige 2] , die eerder in het kader van een voorlopig deskundigenbericht een rapport hebben uitgebracht, benoemen om het (aanvullend) deskundigenonderzoek te verrichten. Hun gegevens staan onder de beslissing vermeld.
2.3.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank in randnummer 3.9 een aantal vragen voorgesteld. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om op deze vragen te reageren. [eisers] heeft ten aanzien van de vragen enkel opgemerkt dat zij van mening is dat naast de door het waterschap bedoelde NBW-normen door de deskundigen ook aandacht dient te worden besteed aan de vraag of het watersysteem, zoals dat ten tijde van het ten processe bedoelde incident bestond, beantwoordde aan de eigen normen van het Waterschap als vastgelegd in de “
Beleidsregels Hydraulische Randvoorwaarden 2009” en het terzake in acht te nemen
Cultuurtechnisch Vademecum 1988. Voor zover de deskundigen daarover niet beschikken, dienen deze documenten aan de deskundigen ter beschikking worden gesteld, aldus [eisers] . De rechtbank is van oordeel dat [eisers] onvoldoende heeft toegelicht waarom de vraag die zij opwerpt van belang is voor de beoordeling van de zaak. Bovendien is de vraag ook erg ruim geformuleerd. Daarnaast zijn deze stukken ook niet eerder in de procedure genoemd. Ten aanzien van het Cultuur Technisch Vademecum geldt bovendien dat de deskundigen – voor zover bij de rechtbank bekend – acht hebben geslagen op de laatste druk uit 2000. De rechtbank ziet zonder nadere toelichting niet in waarom de deskundigen acht moeten slaan op een oudere druk uit 1988. De rechtbank gaat daarom voorbij aan deze opmerking van [eisers] .
2.4.
Het waterschap heeft bij twee vragen toevoegingen voorgesteld. De rechtbank acht deze toevoegingen voldoende concreet en, gelet op hun aansluiting op de eerder voorgestelde vragen, van belang voor de beoordeling van de zaak. De rechtbank zal de door het waterschap voorgestelde toevoegingen overnemen, met dien verstande dat zij de toevoeging bij vraag 9 in enige mate zal herformuleren. De deskundigen hebben in hun rapport van 12 februari 2020 bij de beantwoording van vraag 18 drie tijdstippen genoemd. Allereerst de huidige situatie waarin de stuw Tolweg-Kwekel om 16:00 uur omhoog is gezet naar +0.50m NAP en daarnaast twee hypothetische situaties waarbij de stuw Tolweg-Kwekel om 12:30 uur respectievelijk al om 09:00 uur omhoog zou zijn gezet naar +0.50m NAP. Vervolgens spreken de deskundigen in punt 8 van de beantwoording over een ‘combinatie van maatregelen’. De rechtbank gaat er logischerwijs van uit dat de deskundigen bij de combinatie van maatregelen uitgegaan zijn van (een van de) hypothetische situaties en niet van de daadwerkelijke situatie. De rechtbank zal daarom de toevoeging als volgt herformuleren:
Bij vraag 18, punt 8, (combinatie van maatregelen) beschrijft u een peilverschil van totaal 9 cm, waarbij ook de bediening van stuw Tolweg-Kwekel als één van de factoren is meegenomen. Van welk van de twee hypothetische tijdstippen van stuwbediening (12.30 uur of 09.00 uur) bent u uitgegaan? Wat is het totale peilverschil uitgaande van het andere scenario en van de huidige (daadwerkelijke) situatie?
2.5.
Aan de deskundigen zullen gelet op het voorgaande de in de beslissing vermelde vragen worden voorgelegd.
2.6.
De deskundigen hebben het voorschot begroot op een bedrag van € 22.535,04 (inclusief btw). Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren. Zij hebben geen bezwaar gemaakt tegen de begroting van het voorschot. De rechtbank zal het voorschot vaststellen op een bedrag van € 22.535,04 (inclusief btw). In de vorige beslissing is al aangekondigd en toegelicht door welke partij het voorschot op de kosten van de deskundigen moet worden betaald. De rechtbank ziet in wat [eisers] nu aanvoert onvoldoende reden om daar op terug te komen.
2.7.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundigen. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals hierna onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaraan de gevolgen verbinden die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.8.
Als een partij op verzoek van de deskundigen of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundigen toestuurt, moet zij daarvan direct een afschrift aan de wederpartij verstrekken.
2.9.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een onderzoek door twee deskundigen voor de beantwoording van de volgende vragen:
Vragen naar aanleiding van de beoordeling van Royal HaskoningDHV
Royal HaskoningDHV Nederland B.V. heeft op verzoek van het waterschap een beoordeling opgesteld van uw rapport, waarbij is gekeken naar de onderzoeksvragen 8, 9 en 18 van uw rapport.
Kunt u reageren op de opmerkingen van Royal HaskoningDHV in paragraaf 2.2.1 over (het gebrek aan) kalibratie en validatie van het SOBEK-model? Beantwoord onder meer de volgende vragen:
Hebt u het SOBEK-model gekalibreerd en gevalideerd? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Kunt u reageren op de opmerking dat niet is gekalibreerd op afvoeren?
Kunt u reageren op de opmerking dat slechts is gekalibreerd op drie waterstandsmetingen buiten het interessegebied, aangevuld met enkele praktijkervaringen binnen het interessegebied, waarmee het onbekend is of het model de juiste debieten bevat en bijbehorende waterstanden in het gebied voldoende nauwkeurig berekent?
Kunt u daarnaast reageren op de opmerking dat een validatie niet heeft plaatsgevonden, waardoor onbekend is of het model betrouwbaar genoeg presteert om uitspraken te doen op het niveau van centimeters waterstandsverschillen, ook in relatieve zin?
2. In paragraaf 2.2.2 stelt Royal HaskoningDHV dat de aanname dat stuw [nummer 1] volkomen was beter onderbouwd had kunnen worden. Kunt u hierop reageren en kunt u alsnog een nadere onderbouwing geven?
3. Volgens Royal HaskoningDHV is deze stuw in het SOBEK-model volledig verdronken gedurende de hoogwatergolf. Klopt dit? Zo ja, kunt u toelichten hoe zich dit verhoudt tot de aanname dat de stuw volkomen was?
4. Volgens Royal HaskoningDHV is het aannemelijk dat (een deel van) het knelpunt benedenstrooms van stuw [nummer 1] in het ZAK gezocht zou moeten worden als de overlaat onvolkomen (deels verdronken) zou zijn geweest. Kunt u toelichten of u het hiermee al dan niet eens bent?
5. Welke invloed heeft het op de waterstand in de kas en het containerveld indien de stuw Kwekel/ZAK verdronken was?
6. Heeft u overigens nog opmerkingen over het rapport van Royal HaskoningDHV?
Overige vragen
7. Op bladzijde 127 van uw rapport schrijft u onder meer dat het model de maximale waterstand die op de foto’s van de inundatie in de kas en het containerveld te zien is, goed weet te reproduceren.
8. Kunt u de foto’s die u hiervoor hebt gebruikt toevoegen aan het rapport?
9. Hoe komt u tot een waterstand van 5-10 cm in de kas op basis van deze foto’s?
10. Hoe verhoudt de door u gehanteerde waterstand zich tot hetgeen op p. 29 van uw rapport staat; dat de vloer van de kas een niveauverschil van 15 cm heeft?
11. Wat is de invloed van de waterstand in de kas op 1) de kalibratie/validatie c.q. de betrouwbaarheid van het model en 2) uw conclusies bij vraag 18?
8. In uw rapport schrijft u op bladzijde 75 dat op de plaats van duiker [nummer 2] (duiker Tolweg/Juffrouwsteeg), twee duikers parallel hadden moeten liggen met beide een diameter van Ø1000mm. Wat voor invloed zou de aanwezigheid van twee duikers op deze plek met een diameter van Ø1000mm op de waterstanden in het containerveld en de kas hebben gehad?
9. De rechtbank constateert dat u als antwoord op vraag 18 onder meer de krappe watergang benoemt als factor die heeft bijgedragen aan de wateroverlast; Op pagina 59 van uw rapport schrijft u als reactie op vraag 13 van [eisers] dat een bredere watergang geen invloed heeft op de afvoer uit het gebied, dan wel de mate van of de duur van de wateroverlast. Hoe verhoudt dit zich tot elkaar?
10. Bij vraag 18, punt 8, (combinatie van maatregelen) beschrijft u een peilverschil van totaal 9 cm, waarbij ook de bediening van stuw Tolweg-Kwekel als één van de factoren is meegenomen. Van welk van de twee hypothetische tijdstippen van stuwbediening (12.30 uur of 09.00 uur) bent u uitgegaan? Wat is het totale peilverschil uitgaande van het andere scenario en van de huidige (daadwerkelijke) situatie?
11. De rechtbank constateert dat u op pagina 34 van uw rapport hebt beschreven dat voor [eisers] een norm voor wateroverlast geldt voor glastuinbouw en hoogwaardige land- en tuinbouw van 1:50 jaar. Op pagina 36 beschrijft u dat voor het containerveld een norm van 1:10 jaar geldt. Hoe verhoudt dit zich tot elkaar?
12. Voor zover u aanleiding ziet uw deskundigenrapport van 12 februari 2019 te wijzigen, kunt u dan duidelijk vermelden wat er wijzigt, wat de reden daarvoor is, en welke conclusies daaruit volgen?
13. Zijn er nog andere van belang zijnde punten die naar uw oordeel van belang zijn voor een goed begrip van de zaak en waarvan de rechter in uw visie kennis zou moeten nemen bij een verdere beoordeling?
3.2.
benoemt tot deskundigen:
dr. ir. [deskundige 1] ( [bedrijf 1] ),
adres: [adres 1] ,
e-mailadres: [e-mailadres 1] ,
dr. ir. [deskundige 2] ( [bedrijf 2] ),
adres: [adres 2] ,
e-mailadres: [e-mailadres 2] ,
3.3.
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundigen zal toezenden,
het voorschot
3.4.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundigen vast op € 22.535,04 (inclusief btw),
3.5.
bepaalt dat [eisers] het voorschot moet overmaken
binnen twee wekenna de datum van de nog te ontvangen nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
3.6.
draagt de griffier op om de deskundigen onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.7.
bepaalt dat [eisers] het procesdossier in afschrift aan de deskundigen moet toesturen,
3.8.
bepaalt dat de deskundigen het onderzoek zelfstandig zullen instellen op de door de deskundigen in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.9.
wijst de deskundigen erop dat:
- de deskundigen voor aanvang van het onderzoek kennis moeten nemen van de Gedragscode voor gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken én van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (beide te raadplegen op www.rechtspraak.nl),
- de deskundigen het onderzoek pas beginnen na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot,
- de deskundigen het onderzoek onmiddellijk staken en contact opnemen met de griffier, als tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
- de deskundigen bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moeten stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundigen in het schriftelijk bericht vermelden of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
- de deskundigen partijen bij een onderzoek van een object ter plaatse gelegenheid moeten bieden dit onderzoek bij te wonen; als slechts één partij (althans niet alle partijen) bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is of zijn, de deskundigen dit onderzoek niet mogen uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan,
- als partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt en welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundigen hierop hebben gereageerd,
3.10.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundigen moeten verstrekken als de deskundigen daarom vragen, de deskundigen toegang moeten verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundigen ook voor het overige gelegenheid moeten geven om het onderzoek te verrichten,
het schriftelijk rapport
3.11.
draagt de deskundigen op om uiterlijk vier maanden na het schriftelijk bericht van de griffier over de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, met een gespecificeerde declaratie,
3.12.
wijst de deskundigen erop dat:
- uit het schriftelijk rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundigen is gebaseerd,
- de deskundigen een concept van het rapport aan partijen moeten toezenden, waarna partijen de gelegenheid krijgen om binnen vier weken daarover bij de deskundigen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundigen in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundigen daarop moeten vermelden,
3.13.
bepaalt dat partijen bij de deskundigen geen gelegenheid hebben om op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.14.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van
woensdag 2 oktober 2024,
3.15.
draagt de griffier op om de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
- als het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen van beide partijen op een termijn van twee weken of
- na ontvangst ter griffie van het rapport: voor conclusie na deskundigenbericht van [eisers] op een termijn van vier weken,
3.16.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Römers, mr. Scheffers en mr. Sterk en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2024.