Op 28 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het versturen van een afbeelding van zijn ontblote geslachtsdeel naar een minderjarige en het in bezit hebben van kinderporno. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 15 februari 2024, waarbij de officier van justitie, mr. L.J. den Braber, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte had een bekennende verklaring afgelegd en de rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen. De verdachte had op 17 januari 2022 een afbeelding van zijn ontblote geslachtsdeel naar de minderjarige gestuurd en had in de periode van 19 januari 2022 tot en met 17 januari 2023 meerdere afbeeldingen van seksuele gedragingen in bezit gehad die schadelijk waren voor minderjarigen.
De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 123 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 100 uur, subsidiair 50 dagen hechtenis. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de noodzaak om jeugdigen te beschermen tegen dergelijke schadelijke beelden. De verdachte werd ook verantwoordelijk gehouden voor het in stand houden van de vraag naar kinderporno door het verwerven ervan. De rechtbank verklaarde het in beslag genomen voorwerp, een mobiele telefoon, verbeurd, omdat deze was gebruikt bij de gepleegde feiten. De beslissing is genomen op basis van verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.