ECLI:NL:RBZWB:2024:1235

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
28 februari 2024
Zaaknummer
02-176630-21 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel met verlenging van de proeftijd en wijziging van bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 februari 2024 uitspraak gedaan in een vordering tot tenuitvoerlegging (TUL) van een voorwaardelijke ISD-maatregel tegen een veroordeelde. De officier van justitie had gevorderd de vordering toe te wijzen, omdat de veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarden had gehouden. De veroordeelde had een terugval in middelengebruik gehad en was niet meegekomen aan afspraken met de reclassering. De verdediging pleitte voor afwijzing van de vordering, stellende dat de situatie van de veroordeelde verbeterd was, hij zelfstandig had afgekickt en gemotiveerd was om aan zichzelf te werken. De rechtbank constateerde dat de veroordeelde inderdaad niet aan de voorwaarden had voldaan, maar ook dat hij recentelijk positieve stappen had gezet, zoals het vinden van een woning en het onderhouden van sociaal contact. De rechtbank besloot de vordering van de officier van justitie af te wijzen, de proeftijd met twee jaar te verlengen en de bijzondere voorwaarden te wijzigen. De voorwaarde van opname in een zorginstelling werd opgeheven, omdat de veroordeelde lijkt te zijn afgekickt. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde nogmaals een kans verdient om zijn gedrag te verbeteren, ondanks de eerdere overtredingen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-176630-21 (tul)
beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[veroordeelde]
geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
wonende te [woonadres] .

1.De procedure

De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een aan veroordeelde opgelegde straf.
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- het vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank d.d. 17 februari 2022;
- het advies van reclasseringsinstelling d.d. 18 april 2023;
- de vordering van de officier van justitie d.d. 18 januari 2024.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 8 februari 2024 is de officier van justitie gehoord.
Tevens is veroordeelde gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. K.R. Verkaart, advocaat te Breda.
Verder is als deskundige gehoord mevr. [deskundige] , toezichthouder van de GGZ Reclassering Limburg.

2.Het oorspronkelijke vonnis

Aan veroordeelde is bij het hiervoor vermelde vonnis een voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD) voor de duur van twee jaar opgelegd,
met de volgende bijzondere voorwaarden:
* dat veroordeelde zich telefonisch zal melden bij Tactus Verslavingsreclassering te Almere. Hij blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
* dat veroordeelde zich laat opnemen in de [kliniek] , onderdeel van [verslavingszorg] met ingang van 7 februari 2022. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
* dat veroordeelde vervolgens meewerkt aan een ambulante behandeling bij een verslavingszorginstelling nader te bepalen of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan de klinische zorgopname, gedurende de nog te bepalen proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij aanleiding die zich kan voordoen, bijvoorbeeld terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat betrokkene zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
* dat veroordeelde daarna verblijft in een nog nader te benoemen voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Betrokkene houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
* dat veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
* dat veroordeelde zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering;
Dit vonnis is onherroepelijk geworden op 4 maart 2022.

3.De beoordeling

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering TUL toe te wijzen en dus de voorwaardelijke ISD ten uitvoer te leggen, omdat veroordeelde een aantal bijzondere voorwaarden heeft overtreden. Zo heeft veroordeelde onder meer een terugval gehad in middelengebruik en is hij heengezonden bij RIBW de Schakel, een beschermde woonvorm, wegens de terugval, het aanwezig hebben van messen en maandenlang gebruik van niet-voorgeschreven medicatie, die gelijk staat aan drugsgebruik. Ook daarna is gebleken dat de reclassering zich nog heeft ingezet voor totstandkoming van contact. Echter, hij werkt niet mee aan het toezicht, komt niet opdagen op afspraken en reageert niet op terugbelverzoeken. Het feit dat veroordeelde op dit moment een positieve ontwikkeling schetst, is onvoldoende om tot afwijzing van de vordering te komen. Veroordeelde heeft immers eerder ook al gedurende korte perioden positieve ontwikkelingen laten zien, om daarna weer terug te vallen in oude patronen. Veroordeelde heeft inmiddels voldoende kansen gehad, maar deze niet gegrepen. De officier van justitie persisteert dan ook in de vordering.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering dient te worden afgewezen dan wel de proeftijd verlengd zou moeten worden. In dat verband heeft de verdediging aangevoerd dat de situatie nu anders is. Veroordeelde is zelfstandig afgekickt, heeft een woning gevonden en voor een dagbesteding gezorgd. Veroordeelde erkent dat hij een terugval heeft gehad in middelengebruik en geeft aan dat dit een direct gevolg was van het overlijden van zijn vader. Veroordeelde is gemotiveerd om verder aan zichzelf te werken, zeker nu hij onlangs hernieuwd contact heeft gekregen met zijn zoon.
De raadsman merkt op dat het erg lang geduurd heeft voordat deze zaak op zitting is gekomen. In de tussenliggende periode is er van de inspanningsverplichting van de reclassering niet veel zichtbaar. Er zijn enkele pogingen tot contact ondernomen, maar er is ook een lange periode voorbij gegaan waarin er geen enkele poging is ondernomen om in contact te komen met veroordeelde. Dat wil niet zeggen dat veroordeelde niets te verwijten valt, maar er had wel meer ondersteuning geboden mogen worden.
Tot slot merkt de raadsman nog op dat veroordeelde, die te boek staat als veelpleger, in de afgelopen periode geen politie- en justitiecontacten meer heeft gehad.
Gelet op het feit dat veroordeelde nu een positieve weg is ingeslagen, erkent dat hij nog een weg te gaan heeft, gemotiveerd is en zegt bereid te zijn mee te werken, verzoekt de verdediging de rechtbank om de vordering af te wijzen en de proeftijd te verlengen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat er geen verschil van mening bestaat over het niet nakomen van de bijzondere voorwaarden, nu uit de inlichtingen van de reclassering, zoals neergelegd in het rapport van 18 april 2023 blijkt dat veroordeelde zich niet heeft gehouden aan verscheidene bijzondere voorwaarden en dit door de verdediging wordt erkend.
De rechtbank staat voor de vraag welke consequentie deze overtredingen moeten hebben.
Uit de inlichtingen van de reclassering, alsook uit de toelichting van de deskundige op zitting blijkt dat verdachte zich gedurende enige tijd niet aan de voorwaarden heeft gehouden, zoals deze waren opgelegd bij de veroordeling tot een voorwaardelijke ISD-,maatregel. Zo heeft hij zich niet gehouden aan de voorwaarde opname in een zorginstelling. Deze is namelijk afgebroken omdat er onder andere sprake was van heimelijk gebruik van niet-voorgeschreven medicatie en een terugval in middelengebruik. Daarnaast wenst veroordeelde niet mee te werken aan een behandeling voor zijn verslaving. De reclassering heeft pogingen ondernomen om na de beëindiging van zijn verblijf bij RIBW De Schakel weer in contact te komen met veroordeelde, maar dit is niet gelukt. Ondanks dat gezien wordt dat veroordeelde nu een positieve ontwikkeling doormaakt, adviseert de reclassering nu om de vordering toe te wijzen. Veroordeelde heeft in het verleden zesmaal eerder een negatieve retourmelding gekregen, waardoor het vertrouwen van de reclassering in de goede afloop van de huidige ontwikkelingen niet groot is.
De rechtbank constateert echter ook dat het verdachte blijkbaar is gelukt om, weliswaar pas korte tijd, zelfstandig clean te worden en te zorgen voor een eigen woning en dagbesteding. Hij heeft gezorgd voor een sociaal ondersteunend netwerk en geeft tekst en uitleg bij zijn motivatie om nu door te willen zetten. Het contact met zijn familie, en dan in het bijzonder het hernieuwde contact met zijn zoon, in combinatie met het meer helder kunnen denken door de zelf uitgevoerde detoxificatie geven hem de wil om nu wel mee tewerken. Dat verdachte gemotiveerd is om niet te vervallen in zijn oude patroon leidt de rechtbank ook af uit het feit dat er in de afgelopen periode geen contacten meer zijn geweest met politie en justitie.
Hoewel nog moet blijken of de nu gevonden motivatie voldoende intrinsiek is om er voor te zorgen dat veroordeelde op het juiste pad blijft, ziet de rechtbank in het voorgaande aanleiding om niet over te gaan tot het toewijzen van de vordering van de officier van justitie. Hierbij speelt met name het volgende een rol. Ten tijde van de veroordeling is gemeend dat verdachte, met een forse stok achter de deur, vanuit vrijheid mee zou kunnen werken aan de bijzondere voorwaarden en dat de gestelde voorwaarden voldoende zouden zijn om het recidiverisico in te perken. Weliswaar zijn de begeleide woonvorm, de begeleiding en behandeling uiteindelijk spaak gelopen, maar dit neemt niet weg dat verdachte niet meer is gerecidiveerd en zelfstandig voor een woning en detox heeft gezorgd. Gelet hierop is de rechtbank dan ook van oordeel dat verdachte nog eenmaal een kans verdient om plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders te voorkomen. Daar staat wel tegenover dat de proeftijd zal worden verlengd voor de duur van twee jaren, nu er nog geen enkele vorm van behandeling van de grond is gekomen. De voorwaarde van opname in een forensische verslavingskliniek zal de rechtbank laten vervallen, nu verdachte inmiddels lijkt te zijn afgekickt.
De rechtbank wijst de vordering dan ook af, verlengt de proeftijd voor de duur van twee jaren en wijzigt de bijzondere voorwaarden in die zin dat de voorwaarde dat veroordeelde zich laat opnemen in [kliniek] komt te vervallen.

4.De beslissing.

De rechtbank:
- wijst de vordering na voorwaardelijke veroordeling van de officier van justitie d.d.
18 januari 2024 af.
- verlengt de proeftijd met twee jaar.
- wijzigt de opgelegde bijzondere voorwaarden in die zin dat ze voortaan komen te luiden:
* dat veroordeelde zich telefonisch zal melden bij Novadic-Kentron te Breda. Hij blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
* dat veroordeelde vervolgens meewerkt aan een ambulante behandeling bij Novadic-Kentron of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling vindt plaats gedurende de resterende proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij aanleiding die zich kan voordoen, bijvoorbeeld terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat betrokkene zich, na goedkeuring door de rechter, opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
* dat veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
* dat veroordeelde zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering;
Deze beslissing is gegeven door mr. M.A.E. Dekker, voorzitter, mr. A.L. Hoekstra en
mr. E.G.F. Vliegenberg, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier G.H.J. van Rensch en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 februari 2024.
De griffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.