ECLI:NL:RBZWB:2024:1235
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel met verlenging van de proeftijd en wijziging van bijzondere voorwaarden
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 februari 2024 uitspraak gedaan in een vordering tot tenuitvoerlegging (TUL) van een voorwaardelijke ISD-maatregel tegen een veroordeelde. De officier van justitie had gevorderd de vordering toe te wijzen, omdat de veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarden had gehouden. De veroordeelde had een terugval in middelengebruik gehad en was niet meegekomen aan afspraken met de reclassering. De verdediging pleitte voor afwijzing van de vordering, stellende dat de situatie van de veroordeelde verbeterd was, hij zelfstandig had afgekickt en gemotiveerd was om aan zichzelf te werken. De rechtbank constateerde dat de veroordeelde inderdaad niet aan de voorwaarden had voldaan, maar ook dat hij recentelijk positieve stappen had gezet, zoals het vinden van een woning en het onderhouden van sociaal contact. De rechtbank besloot de vordering van de officier van justitie af te wijzen, de proeftijd met twee jaar te verlengen en de bijzondere voorwaarden te wijzigen. De voorwaarde van opname in een zorginstelling werd opgeheven, omdat de veroordeelde lijkt te zijn afgekickt. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde nogmaals een kans verdient om zijn gedrag te verbeteren, ondanks de eerdere overtredingen.