ECLI:NL:RBZWB:2024:1229

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
405527
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Sumner
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en zorgregeling tussen ouders met minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die op 23 januari 2023 een verzoekschrift tot echtscheiding hebben ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk van partijen duurzaam ontwricht is en dat zij geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over een ouderschapsplan. De vrouw heeft verzocht om echtscheiding, een regeling voor de zorg- en opvoedingstaken van hun minderjarige kind, en alimentatie. De man heeft eveneens om echtscheiding verzocht en een regeling voor de zorg- en opvoedingstaken. Tijdens de mondelinge behandeling op 31 januari 2024 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en was er ook een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig.

De rechtbank heeft de verzoeken tot echtscheiding toegewezen, evenals het verzoek van de vrouw dat de minderjarige haar hoofdverblijf bij haar heeft. De rechtbank heeft een zorgregeling vastgesteld waarbij de minderjarige om de week bij de man verblijft. Daarnaast is er overeenstemming bereikt over de kinderalimentatie, waarbij de man € 315 per maand aan de vrouw moet betalen voor de verzorging van de minderjarige. De rechtbank heeft ook de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap geregeld, waarbij de gemeenschap van goederen gelijkelijk wordt verdeeld. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. Sumner.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/405527 / FA RK 23-302
datum uitspraak: 13 februari 2024
beschikking betreffende echtscheiding
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. A.Ch. Osté,
en
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. D.J.D. Kentie.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 23 januari 2023 ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- het op 16 mei 2023 ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek met bijlagen;
- de brieven van mr. Kentie van 22 juni 2023 en 19 januari 2024 met bijlagen;
- de brief van mr. Osté van 24 juli 2023 met bijlagen;
- de beschikking voorlopige voorzieningen van 21 december 2023.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 31 januari 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat. Tevens was aanwezig een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen de Raad.
1.3. Na te noemen minderjarige is gelet op haar leeftijd in staat gesteld haar mening kenbaar te maken tijdens een zogenoemd kindgesprek. Zij heeft hiervan gebruik gemaakt en heeft met de kinderrechter gesproken op 25 januari 2024.

2.De feiten

2.1.
Op grond van de stellingen en overgelegde stukken staat tussen partijen het volgende vast:
- zij zijn op [datum] 1995 in de gemeente Oosterhout met elkaar gehuwd in algehele gemeenschap van goederen;
- uit hun huwelijk zijn de volgende kinderen geboren:
1. [jongmeerderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2001,
2. [jongmeerderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2004,
3. [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 3] 2009;
- [jongmeerderjarige 1] en [jongmeerderjarige 2] zijn (jong)meerderjarig;
- [minderjarige] is nog minderjarig;
- partijen hebben geen overeenstemming kunnen bereiken over een ouderschapsplan;
- zij hebben de Nederlandse nationaliteit;
- hun huwelijk is duurzaam ontwricht.

3.De verzoeken

3.1.
De vrouw heeft verzocht, samengevat,
- echtscheiding;
- bepaling dat de minderjarige haar hoofdverblijf zal hebben bij haar;
- vaststelling van een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken;
- vaststelling van een door de man te betalen onderhoudsbijdrage ten behoeve van de minderjarige van € 500,= per maand;
- vaststelling van een door de man aan haar te betalen onderhoudsbijdrage van € 3.100,= per maand;
- gelasten van de wijze van verdeling van de gemeenschappelijke goederen althans partijen te bevelen over te gaan tot verdeling van de gemeenschappelijke goederen.
3.2.
De man heeft verzocht, samengevat,
- echtscheiding;
- vaststelling van een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken;
- vaststelling van een door hem te betalen onderhoudsbijdrage ten behoeve van de minderjarige van € 271,= per maand;
- gelasten van de wijze van verdeling van de gemeenschappelijke goederen.

4.De beoordeling

Echtscheiding
4.1.
De rechtbank acht de vrouw en de man ontvankelijk in haar en zijn echtscheidingsverzoek. De door hen aangevoerde omstandigheden zijn van dien aard dat van de vrouw en de man redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat een door beide partijen opgesteld ouderschapsplan wordt overgelegd.
4.2.
De verzoeken tot echtscheiding zullen als op de wet gegrond en over en weer niet weersproken worden toegewezen.
Hoofdverblijfplaats
4.3.
De rechtbank zal het verzoek met betrekking tot de hoofdverblijfplaats als op de wet gegrond en niet weersproken toewijzen, nu niet is gebleken dat het belang van de minderjarige zich daartegen verzet.
Regeling zorg- en opvoedingstaken
4.4.
De rechtbank heeft op de mondelinge behandeling samengevat weergegeven wat [minderjarige] op het kindgesprek heeft verteld. Daarna zijn de standpunten van partijen besproken en nader toegelicht. Ook heeft de Raad zijn visie gegeven. Vervolgens is de behandeling geschorst, waarna partijen tot de volgende overeenstemming zijn gekomen.
4.5.
[minderjarige] verblijft de ene week van vrijdag na school tot maandag naar school en de andere week van maandag na school tot dinsdag naar school bij de man. Hij zorgt ervoor dat haar spullen dan bij hem zijn. Deze (basis)regeling gaat in op de vrijdag na de mondelinge behandeling, zijnde 2 februari 2024. Als er wijzigingen plaatsvinden, bijvoorbeeld in verband met school of werk, dan communiceren de ouders hier onderling over en niet via [minderjarige] . De ouders zijn ook aangemeld voor een hulpverleningstraject via de gemeente, om hun onderlinge communicatie te verbeteren. Zij zullen [minderjarige] samen zelf vertellen welke regeling zij hebben afgesproken.
4.6.
Zoals op de mondelinge behandeling ook is besproken, vindt de rechtbank het belangrijk dat [minderjarige] zelf te horen krijgt wat de afspraken tussen haar ouders inhouden, maar ook dat de overige betrokkenen weten wat de rechtbank hierover aan [minderjarige] terugkoppelt. Hierna zal de rechtbank zich daarom tot [minderjarige] richten. Deze tekst zal worden overgenomen in een brief, die naar [minderjarige] wordt gestuurd aangezien zij geen afschrift van de beschikking zal ontvangen.
“Beste [minderjarige] ,
Je bent eind januari naar de rechtbank gekomen om met mij te praten. Je hebt in dat gesprek verteld dat je een goed contact hebt met je papa en je mama, maar dat je er last van hebt dat zij ruzie maken en niet met elkaar communiceren. Door de stress van de scheiding en vooral hoe je ouders met elkaar communiceren (of juist eigenlijk niet communiceren) heb je eetproblemen ontwikkeld en ben je ook begonnen met jezelf te snijden. Dit is heel erg vervelend voor je, en ik vind dat het heel zwaar is voor je dat je dit moet dragen. Ik vind het ontzettend goed van je dat je dit met mij wilde delen. Tijdens dat gesprek heb je mij ook verteld dat je liever geen vaste zorgregeling wil hebben, en dat je zelf wil bepalen wanneer je je papa ziet.
Je papa en je mama zijn een aantal dagen later ook naar de rechtbank gekomen. Toen heb ik, met jouw toestemming, hen verteld wat jij tegen mij hebt gezegd. Je ouders hebben met elkaar gepraat en zij hebben zelf afspraken gemaakt over een zorgregeling, die zij beiden voor jou het beste vinden. Deze (basis)regeling houdt in dat je in ieder geval bij je vader bent op de volgende momenten:
  • de ene week van vrijdag uit school tot maandag naar school, en
  • de andere week van maandag uit school tot dinsdag naar school.
  • Je vader zorgt ervoor dat jouw spullen dan bij hem zijn, zodat je die niet zelf mee op en neer hoeft te nemen.
Deze regeling is al ingegaan op vrijdag 2 februari jl. en je ouders zullen dit ook al met jou hebben besproken. Ik weet dat je dit liever niet wilde hebben, maar je ouders hebben dit met elkaar afgesproken en ik vind zelf dat dit een hele goede afspraak is. Wij hopen, met zijn allen, dat deze regeling jou meer structuur en zekerheid zal bieden zodat je ook weer ruimte voor jezelf krijgt.
Verder hebben je ouders de afspraak gemaakt dat zij voortaan, als er iets is, hier samen met elkaar over zullen gaan praten en dit niet meer via jou zullen doen. Zij hebben hiervoor ook hulp gezocht, via de gemeente.
Hopelijk gaat dit jou verder helpen. Ik hoop dat je je gauw weer beter gaat voelen en dat jouw leven richting de 9 kan gaan groeien, wat je heel graag wilde.”
Kinderalimentatie
4.7.
Nadat de standpunten van partijen zijn besproken en nader toegelicht, hebben zij ook overeenstemming bereikt over de kinderalimentatie. Partijen zijn overeengekomen dat de man aan de vrouw met ingang van 1 februari 2024 een kinderbijdrage voor [minderjarige] betaalt van € 315,= per maand. Dit bedrag is ongeacht de hoogte van de zorgkorting en wordt niet wettelijk geïndexeerd. Verder betaalt de man alle kosten van [jongmeerderjarige 2] , die bij hem woont.
Partneralimentatie
4.8.
Voorts hebben partijen op de mondelinge behandeling geconstateerd dat de man op dit moment, na het betalen van de kosten van de kinderen, geen draagkracht heeft voor het betalen van partneralimentatie aan de vrouw. De rechtbank zal dit verzoek van de vrouw daarom als ingetrokken beschouwen. Dit betekent dat het verzoek niet meer kan worden onderzocht en zal worden afgewezen.
Verdeling
4.9.
Partijen zijn gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. Bij de verdeling van deze gemeenschap moet als uitgangspunt worden aangenomen dat partijen in gelijke mate delen in de goederen van de gemeenschap, terwijl ieder de schulden van de gemeenschap voor de helft moet dragen.
4.10.
De gemeenschap van goederen is op grond van artikel 1:99 lid 1 aanhef en sub b BW ontbonden op de datum waarop het verzoekschrift tot echtscheiding is ingediend bij de rechtbank, te weten 23 januari 2023. Die datum is ook bepalend voor de omvang en samenstelling van de gemeenschap. De peildatum voor de waardering van de bestanddelen van de gemeenschap is in beginsel de datum waarop de verdeling plaatsvindt, tenzij partijen anders overeenkomen of op grond van de redelijkheid en billijkheid een andere datum moet worden aangehouden. Van deze peildata zal ook in het onderstaande worden uitgegaan, tenzij daarvan ambtshalve of op verzoek van partijen uitdrukkelijk wordt afgeweken.
4.11.
De gemeenschap bestond op de peildatum van 23 januari 2023, volgens opgave van partijen zelf, uit de volgende bestanddelen:
  • de echtelijke woning aan [adres] in [woonplaats] en de daaraan verbonden hypothecaire geldlening bij ASR;
  • auto, VW Tiguan met kenteken [kenteken] ;
  • inboedel; en
  • de goederen en de schulden van de [eenmanszaak] .
4.12.
De echtelijke woning is op 31 mei 2023 verkocht voor een bedrag van € 800.000,=. Met de overwaarde is de hypothecaire geldlening afgelost. Het resterende bedrag van € 561.948,80 staat nog in depot bij de notaris.
4.13.
Partijen hebben na een schorsing van de mondelinge behandeling volledige overeenstemming bereikt over de verdeling van hun huwelijksgoederengemeenschap.
Zij zijn het erover eens dat het bedrag dat nog in depot staat bij de notaris tussen hen bij helfte wordt verdeeld.
4.14.
De auto, VW Tiguan, wordt toebedeeld aan de vrouw, zonder verdere verrekening. De man zal de autopapieren bij de vrouw afgeven en beëindigt de verzekering. De vrouw zorgt ervoor dat de auto wordt verzekerd.
4.15.
De inboedel is feitelijk al verdeeld; hiervan vindt ook geen verdere verrekening plaats.
De man ziet af van verrekening van door hem voor de vrouw betaalde kosten.
4.16.
De eenmanszaak zal door de man worden voortgezet. Dit betekent dat de goederen behorende tot het ondernemingsvermogen aan de man worden toegedeeld en dat de man gehouden is de schulden met betrekking tot de onderneming als eigen schuld te voldoen en de vrouw ter zake deze schulden te vrijwaren.
4.17.
De man zal, in verband met overbedeling, uit zijn deel van de overwaarde van de woning een bedrag van € 84.000,= aan de vrouw betalen.
4.18.
Met voorgaande afspraken is de gehele gemeenschap tussen partijen verdeeld. De rechtbank zal de wijze van verdeling gelasten aldus dat partijen overeenkomstig het vorenstaande overgaan tot de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.
Proceskosten
4.19.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
spreekt uit de echtscheiding tussen partijen, op [datum] 1995 in de gemeente Oosterhout met elkaar gehuwd;
5.2.
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 3] 2009, haar hoofdverblijf heeft bij de vrouw;
5.3.
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de man en genoemde minderjarige in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar de ene week van vrijdag na school tot maandag naar school en de andere week van maandag na school tot dinsdag naar school;
5.4.
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de man met ingang van 1 februari 2024 ten behoeve van de verzorging en opvoeding van genoemde minderjarige aan de vrouw, voor de toekomst bij vooruitbetaling, moet voldoen een bedrag van € 315,= (driehonderdvijftien euro) per maand, waarbij de wettelijke indexering wordt uitgesloten en met inachtneming van het bepaalde in rechtsoverweging 4.7;
5.5.
gelast, uitvoerbaar bij voorraad, de verdeling van de gemeenschappelijke goederen van partijen op de wijze zoals vermeld in de rechtsoverwegingen 4.9 tot en met 4.18;
5.6.
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.7.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Sumner en, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.