ECLI:NL:RBZWB:2024:1215

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
10857799 VV EXPL 23-114 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Boeder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van een woning op basis van beëindiging huurovereenkomst en betalingsachterstand

In deze zaak heeft de stichting Wonenbreburg een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschap Sterck Financiële Zorgverlening B.V., in haar hoedanigheid van bewindvoerder van de heer [rechthebbende], met als doel de ontruiming van een woning. De huurovereenkomst tussen Wonenbreburg en [rechthebbende] was opgezegd door de vorige bewindvoerder, Oranje Bewindvoering BV, per 15 december 2023, vanwege ernstige wanprestatie en betalingsachterstand. Wonenbreburg vorderde ontruiming van de woning en betaling van een huurachterstand van € 2.469,58. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd en dat [rechthebbende] zonder recht of titel in de woning verblijft. De kantonrechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen, met inachtneming van de omstandigheden van [rechthebbende], en een termijn van zes weken gegeven voor de ontruiming. Daarnaast is de bewindvoerder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten aan Wonenbreburg.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10857799 \ VV EXPL 23-114
Vonnis van 27 februari 2024
in de zaak van
de stichting STICHTING WONENBREBURG,
gevestigd te Tilburg,
eisende partij,
hierna te noemen: Wonenbreburg,
gemachtigde: mr. M.M. de Cock,
tegen
de besloten vennootschap STERCK FINANCIËLE ZORGVERLENING B.V., in haar hoedanigheid van bewindvoerder van de heer [rechthebbende] ,
gevestigd te Breda,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Sterck of de bewindvoerder,
gemachtigde: mr. M.C.A.M. van der Meer.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 januari 2024 met producties 1 tot en met 14;
- de door de gemachtigde van Wonenbreburg bij brief van 8 februari 2024 toegezonden aanvullende productie 15;
- de door de gemachtigde van de bewindvoerder bij brief van 12 februari 2024 toegezonden productie 1;
- de mondelinge behandeling van 13 februari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de pleitnota van de bewindvoerder.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Sinds 9 november 2021 huurt [rechthebbende] op basis van een tijdelijke huurovereenkomst voor 24 maanden, met uitdrukkelijke voorwaarde van begeleiding door [zorgorganisatie] , van Wonenbreburg de woning aan de [adres] . De verschuldigde huurprijs bedraagt laatstelijk € 658,25 per maand. Op de gesloten huurovereenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing verklaard.
2.2
De goederen van [rechthebbende] zijn onder bewind gesteld en Oranje Bewindvoering BV (hierna te noemen: Oranje) was benoemd tot bewindvoerder.
2.3
Begin 2022 heeft Wonenbreburg [rechthebbende] meerdere keren gesommeerd te stoppen met het veroorzaken van overlast. Op 11 juli 2022 heeft Wonenbreburg aan [rechthebbende] een laatste waarschuwing gegeven.
2.4
Na nieuwe overlastmeldingen vanaf juli 2023 heeft Wonenbreburg bij brief van 20 september 2022 aan [rechthebbende] laten weten de huurovereenkomst te willen beëindigen omdat zijn gedrag onacceptabel is. [rechthebbende] is in de brief in de gelegenheid gesteld om de huurovereenkomst vrijwillig op te zeggen voor 6 oktober 2023 en tegen 9 november 2023.
2.5
Wonenbreburg heeft contact gehad met de begeleiding van [rechthebbende] en met Oranje over het opzeggen en medegedeeld een procedure te starten tot beëindiging van de huurovereenkomst als er niet wordt opgezegd. Naar aanleiding daarvan heeft Oranje op 3 november 2023 de huurovereenkomst van [rechthebbende] voor de woning opgezegd tegen 15 december 2023.
2.6
Op 15 december 2023 heeft [rechthebbende] geen medewerking verleend aan de eindinspectie. Ook heeft [rechthebbende] toen niet de sleutels van de woning ingeleverd en heeft hij de woning niet verlaten.
2.7
[rechthebbende] komt in aanmerking voor beschermd wonen en zijn gemachtigde heeft Wonenbreburg daarom in december 2023 verzocht of [rechthebbende] tot die tijd in de woning kon blijven. Wonenbreburg is daar – mede vanwege de bij haar bekende lange wachtlijsten daarvoor – niet mee akkoord gegaan.
2.8
Vanaf 1 januari 2024 is Oranje ontslagen als bewindvoerder en is Sterck tot bewindvoerder benoemd.

3.Het geschil

3.1
Wonenbreburg vordert (na eiswijziging) dat de bewindvoerder, wordt veroordeeld:
om binnen 7 dagen na betekening van het te wijzen vonnis, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn, de woning aan de [adres] te ontruimen en ter vrije beschikking te stellen van Wonenbreburg, wegens ernstige wanprestatie in de nakoming van verplichtingen uit de huurovereenkomst;
om binnen 7 dagen na betekening van het vonnis, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn, aan Wonenbreburg te betalen een bedrag van € 2.469,58 aan huur-/betalingsachterstand, vermeerderd met de wettelijke rente;
in de kosten van de procedure, waaronder de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2
Wonenbreburg legt aan de vordering tot ontruiming primair ten grondslag dat de huurovereenkomst per 15 december 2023 door opzegging is geëindigd en [rechthebbende] zonder recht of titel in de woning verblijft en deze daarom dient te verlaten. Subsidiair legt Wonenbreburg aan haar vordering tot ontruiming ten grondslag dat [rechthebbende] ernstig en stelselmatig tekort schiet in nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst wegens ernstige overlast en een betalingsachterstand die tot en met februari 2024 € 2.469,58 bedraagt. Wonenbreburg stelt een spoedeisend belang te hebben bij de vordering tot ontruiming omdat zij de woning opnieuw wil verhuren alsmede dat zij vanwege samenhang en vanuit proceseconomie een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde betalingsachterstand.
3.3
De bewindvoerder voert verweer. De bewindvoerder voert primair aan dat de kantonrechter onbevoegd is om van de vordering kennis te nemen. Dit omdat er volgens Wonenbreburg geen huur- of bruikleenovereenkomst meer bestaat en de zaak dient daarom volgens de bewindvoerder verwezen te worden naar de voorzieningenrechter van de rechtbank. Subsidiair – als geoordeeld wordt dat de kantonrechter wel bevoegd is tot kennisname van het geschil – voert de bewindvoerder aan dat vorige bewindvoerder de opzegging niet heeft afgestemd met [rechthebbende] en/of begeleiders. De bewindvoerder voert aan dat [rechthebbende] hulpbehoevend is en de hulp hem niet kan worden verleend bij maatschappelijke opvang. De bewindvoerder betwist de gestelde betalingsachterstand en betwist dat Wonenbreburg een spoedeisend belang heeft bij de geldvordering.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Bevoegdheid
4.1
De kantonrechter is bevoegd een zaak in kort geding te behandelen als die zaak ook in een bodemprocedure door de kantonrechter mag worden behandeld (artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). In welke zaken de kantonrechter in een bodemprocedure bevoegd is, volgt uit artikel 93 e.v. Rv.
4.2
Op grond van artikel 93 sub c Rv – onder andere – worden zaken betreffende een huurovereenkomst door de kantonrechter behandeld en beslist. De term ‘betreffende’ duidt erop dat de vordering betrekking moet hebben op een huurovereenkomst. Dit is ruimer dan dat de vordering haar grondslag moet hebben in een huurovereenkomst.
4.3
De kantonrechter is van oordeel dat de vorderingen van Wonenbreburg betreffende een huurovereenkomst zijn. De primaire grondslag van de vordering tot ontruiming is weliswaar niet een huurovereenkomst maar die vordering heeft wel betrekking op de vraag of de tussen partijen gesloten huurovereenkomst door opzegging is geëindigd en de subsidiaire grondslag is een huurovereenkomst. De kantonrechter acht zich daarom bevoegd om van de zaak kennis te nemen en komt toe aan een inhoudelijke behandeling van de zaak.
Inhoudelijk
4.4
Voor toewijzing van een vordering in kort geding is alleen plaats indien met een zeer grote mate van waarschijnlijkheid de bodemrechter tot eenzelfde oordeel gaat komen en de uitkomst van een de bodemprocedure, vanwege een spoedeisend belang aan de zijde van Wonenbreburg, niet kan worden afgewacht. Daarbij moeten de belangen van partijen bij toewijzing dan wel afwijzing van de voorlopige voorziening tegen elkaar worden afgewogen.
Ontruiming
4.5
Het spoedeisend belang van Wonenbreburg bij haar vordering tot ontruiming vloeit naar het oordeel van de kantonrechter voldoende voort uit haar stellingen en de aard van de vordering.
4.6
Wonenbreburg legt aan de vordering tot ontruiming primair ten grondslag dat de huurovereenkomst door de vorige bewindvoerder is opgezegd tegen 15 december 2023 en [rechthebbende] sindsdien zonder recht of titel in de woning verblijft. Omdat de bewindvoerder de vertegenwoordiger is van de goederen van [rechthebbende] , waar ook de huurovereenkomst onder valt, en de huurovereenkomst heeft opgezegd, is de kantonrechter voorshands van oordeel dat de huurovereenkomst is beëindigd. De kantonrechter merkt op dat als de vorige bewindvoerder de huurovereenkomst niet zou hebben opgezegd Wonenbreburg dan van de mogelijkheid gebruik had gemaakt de huurovereenkomst te beëindigen. Vanwege de opzegging is Wonenbreburg niet aan de aanzegging toegekomen.
4.7
Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat de vordering tot ontruiming ook op de subsidiaire grondslag, namelijk voor zover er nog een huurovereenkomst zou bestaan, toewijsbaar is vanwege de huurachterstand. Dit omdat de huurachterstand dermate hoog is dat het grond geeft voor ontruiming van het gehuurde op grond van het volgende.
4.8
Wonenbreburg stelt dat de huur-/betalingsachterstand tot en met februari 2023 en met inachtneming van de door de bewindvoerder gestelde betalingen nog € 2.469,58 bedraagt. Zij verwijst daarbij naar het als productie 15 overgelegde overzicht en daaruit blijkt dat € 1.492,82 ziet op een eerdere betalingsregeling die terugkomt in het als productie 13 overgelegde overzicht. De bewindvoerder heeft aangevoerd dat in productie 13 nog toekomstige vervaldata zijn genoemd en daardoor niet de gehele regeling opeisbaar is, maar dit heeft Wonenbreburg gemotiveerd betwist. Wonenbreburg heeft toegelicht dat de vervaldata in productie 13 enkel administratieve boekingstermijnen zijn als de regeling wordt nagekomen en dat de regeling per 1 december 2023 wegens niet nakoming is vervallen en geheel opeisbaar is. De kantonrechter acht met de door Wonenbreburg gegeven toelichting, waar de bewindvoerder verder niets tegenover heeft gesteld, voorshands voldoende aannemelijk dat het bedrag van de regeling geheel opeisbaar is. Hierdoor wordt ervan uitgegaan dat de door Wonebreburg gestelde huur-/betalingsachterstand juist is. Gelet op het algemene uitgangspunt dat een huurachterstand van 3 maanden of meer een tekortkoming is die ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt, is aannemelijk dat de vordering in de bodemprocedure op die grond wordt toegewezen.
4.9
Op grond van het voorgaande is de vordering tot ontruiming toewijsbaar. Een afweging van de belangen van partijen leidt naar het oordeel van de kantonrechter niet tot een ander oordeel. Wonenbreburg heeft in de gegeven situatie een groot belang bij ontruiming. Het is namelijk haar taak als sociale verhuurder om woningzoekenden van sociale huurwoningen te voorzien en het is algemeen bekend dat de wachtlijst voor dat soort woningen lang is. De bewindvoerder heeft hiertegenover gesteld dat [rechthebbende] geen alternatieve woonruimte heeft, hulp nodig heeft en hij af en toe zorg heeft voor zijn dochter en dat bij het verlaten van de woning niet meer mogelijk is. Dit zijn naar het oordeel van de kantonrechter geen redenen om de ontruiming af te wijzen. De bewindvoerder en [rechthebbende] wisten met de opzegging op 3 november 2023 dat [rechthebbende] de woning uiterlijk 15 december 2023 diende te verlaten waardoor alvast naar een andere passende woonoplossing kon worden gezocht. Verder speelt er geen woonbelang van de dochter van [rechthebbende] omdat zij bij haar moeder woont.
4.1
De kantonrechter ziet vanwege de door de bewindvoerder geschetste omstandigheden, namelijk dat [rechthebbende] hulp nodig heeft en op een wachtlijst staat voor beschermd wonen, wel reden een ruimere ontruimingstermijn te geven dan Wonenbreburg heeft verzocht. Hierdoor heeft hulpverlening langer de gelegenheid om een passende woonvorm voor [rechthebbende] voor elkaar te krijgen. Daarbij weegt verder mee dat de lopende huur wordt betaald en de recente overlast, behoudens een incident twee weken geleden, beperkt is. [rechthebbende] wordt er op gewezen dat hij in de periode tot ontruiming geen contact dient te zoeken met omwonenden en zich dient te onthouden van het veroorzaken van overlast.
Huurachterstand
4.11
De gevorderde huur-/betalingsachterstand van € 2.469,58 is een geldvordering. Voor toewijzing van een dergelijke vordering gelden er in kort geding verzwaarde eisen en dient de vordering niet alleen voldoende aannemelijk te zijn, maar moet ook sprake zijn van onverwijlde spoed. Zoals hiervoor geoordeeld, is de gestelde betalingsachterstand voldoende komen vast te staan. Hoewel naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake is van onverwijlde spoed, zal de vordering uit oogpunt van efficiency worden toegewezen. Geen van partijen heeft er namelijk belang bij om – in geval van afwijzing van de geldvordering in kort geding – daarvoor een tweede procedure te moeten voeren met de daarbij behorende hoge kosten.
4.12
De gevorderde wettelijke rente ex artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek (BW) over de betalingsachterstand zal als niet weersproken worden toegewezen.
Proceskosten
4.13
De bewindvoerder is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Wonenbreburg worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
140,16
- griffierecht
487,00
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.576,16
4.14
De gevorderde wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de proceskosten zal ook worden toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1
veroordeelt Sterck, in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [rechthebbende] , om binnen zes weken na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] te ontruimen met alle personen en goederen welke zich op of in de woning mochten bevinden en om de woning in goede staat en met overgave van de sleutels (overeenkomstig het bepaalde in de huurovereenkomst en de algemene voorwaarden die daarop van toepassing zijn) ter vrije en algehele beschikking van Wonenbreburg te stellen,
5.2
veroordeelt Sterck, in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [rechthebbende] , om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis aan Wonenbreburg te betalen een bedrag van € 2.469,58 aan huur-/betalingsachterstand, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de datum van daadwerkelijke verschuldigdheid,
5.3
veroordeelt Sterck, in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [rechthebbende] , in de proceskosten van € 1.576,16, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet Sterck, in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [rechthebbende] , ook de kosten van betekening betalen,
5.4
Sterck, in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [rechthebbende] , is wettelijke rente verschuldigd als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na betekening zijn voldaan,
5.5
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Boeder en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2024.