Op 26 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs en overtreding van de Wet milieubeheer. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen inzake de Opiumwet en het opzettelijk handelen met gevaarlijke afvalstoffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de huurder was van een garagebox waarin gevaarlijke stoffen, zoals PMK en een reactieketel, zijn aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van deze stoffen, maar de rechtbank oordeelde dat hij voldoende wetenschap had van de goederen in de garagebox en dat hij verantwoordelijk was voor de opslag van gevaarlijke afvalstoffen.
De rechtbank achtte de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast werd een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden opgelegd, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de gevolgen van de handel in harddrugs, zowel voor de volksgezondheid als voor het milieu. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken in de zitting.