1.2De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
2. Eiser heeft zich op 22 juni 2022 gemeld bij het college en op 30 juni 2022 een bijstandsuitkering aangevraagd met als gewenste ingangsdatum 18 mei 2021.
Bij brief van 22 juli 2022 heeft het college een verzoek om aanvullende gegevens gedaan. Eiser heeft niet tijdig alle gevraagde gegevens overgelegd.
Hierna heeft het college bij brief van 22 augustus 2022 middels een hersteltermijn opnieuw een verzoek om aanvullende gegevens gedaan. Eiser heeft wederom niet tijdig alle gevraagde gegevens overgelegd. Daarnaast heeft eiser niet gereageerd op een tweetal - aangetekend verzonden - brieven van het college waarbij hij werd uitgenodigd voor een gesprek.
Met het besluit van 21 oktober 2022 (primair besluit) heeft het college de bijstandsaanvraag van eiser afgewezen, omdat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
Eiser heeft op 14 november 2022 bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Tijdens de bezwaarprocedure heeft eiser de gevraagde gegevens overgelegd en heeft hij meegewerkt aan een huisbezoek. Op basis van deze gegevens heeft het college het recht op bijstand van eiser alsnog kunnen vaststellen.
Met het bestreden besluit van 24 januari 2023 heeft het college het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Daarnaast heeft het college het primaire besluit herroepen en is aan eiser met ingangsdatum van 22 juni 2022 een bijstandsuitkering toegekend.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bestreden besluit
3. Het college heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de ingangsdatum van 22 juni 2022 correct is vastgesteld. Uit onderzoek volgt dat er onvoldoende redenen zijn om van de datum van melding bij ISD Brabantse Wal af te wijken. Het is eisers eigen verantwoordelijkheid om tijdig een bijstandsuitkering aan te vragen. Daarnaast heeft eiser zijn standpunt dat de receptie zou hebben medegedeeld dat eiser geen uitkering mocht aanvragen, niet met objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwd. Ook heeft eiser zich al eerder - op 5 augustus 2019 en 14 februari 2022 - gemeld bij het college voor een bijstandsuitkering waardoor niet aannemelijk is dat eiser in de veronderstelling was dat hij de bijstandsuitkering niet mocht aanvragen. Het college wijst het verzoek om bijstandverlening met terugwerkende kracht over de periode van 18 mei 2021 tot en met 21 juni 2022 af.
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat ten onrechte geen bijstand met terugwerkende kracht over de periode van 18 mei 2021 tot en met 21 juni 2022 is verleend. Er is sprake van een schending van het gelijkheidsbeginsel. Eiser had geen inkomen en kon daarom niet in de kosten delen met zijn moeder. Wanneer er geen bijstandsuitkering met terugwerkende kracht wordt verstrekt, kan er ook geen terugvordering (lees: herziening) van zijn moeders recht op bijstand plaatsvinden. Ook kon eiser niet eerder een bijstandsuitkering aanvragen in verband met het verlopen van zijn verblijfsvergunning. Ten slotte heeft eiser zich op
5 augustus 2019 respectievelijk 14 februari 2022 gemeld bij het college voor een bijstandsuitkering, maar deze aanvragen zijn afgewezen.
5. Artikel 44, eerste lid, van de Participatiewet bepaalt dat de bijstand wordt toegekend vanaf de dag waarop het recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen.