ECLI:NL:RBZWB:2024:1157

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
10669916 _ MB VERZ 23-304
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet vastgestelde gedraging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het negeren van een rood verkeerslicht op de Oude Veerhavenweg te Vlissingen op 5 augustus 2022. Betrokkene heeft tegen deze boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 17 januari 2024 heeft betrokkene verklaard dat hij de gedraging niet heeft verricht. Hij stelde dat er geen flitspaal op de betreffende weg aanwezig was en dat hij niet door de verbalisant was gestopt. Betrokkene voegde hieraan toe dat hij op de dag van de vermeende overtreding met zijn zoons naar het ziekenhuis ging en dat zij kunnen bevestigen dat hij geen rood verkeerslicht heeft genegeerd. Betrokkene was ervan overtuigd dat hij pas begon te rijden toen het verkeerslicht groen was.

De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren, waarbij hij het voordeel van de twijfel aan betrokkene wilde geven, vooral omdat de pleeglocatie niet correct leek te zijn. De kantonrechter heeft overwogen dat niet is komen vast te staan dat de gedraging heeft plaatsgevonden. De omstandigheden die betrokkene heeft aangevoerd, zijn van belang en de kantonrechter heeft geoordeeld dat betrokkene voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er een andere situatie aan de orde was. De kantonrechter heeft het beroep gegrond verklaard, de boete vernietigd en bepaald dat het betaalde bedrag aan zekerheid door de officier van justitie aan betrokkene moet worden terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer : 10669916 \ MB VERZ 23-304
CJIB-nummer : 4062 5422 5147 0035
uitspraakdatum : 17 januari 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [plaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 17 januari 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. C. de Meer (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: doorgaan bij een driekleurig verkeerslicht (stoplicht) dat op rood staat op Oude Veerhavenweg te Vlissingen op 5 augustus 2022 om 11:42 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Op de weg waar betrokkene zou hebben gereden is geen flitspaal te vinden. Ook heeft de verbalisant betrokkene niet gestopt. Betrokkene vindt dus dat er onvoldoende bewijs is en dat de boete onterecht is gegeven.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat hij die dag met zijn zoons naar het ziekenhuis ging. Betrokkene weet zeker dat hij geen rood verkeerslicht is gepasseerd. Dat kunnen zijn zoons ook bevestigen. Als betrokkene de gedraging had verricht, dan was hij ook niet op komen dagen. Betrokkene gaat dagelijks die kant op en zou nooit een rood verkeerslicht passeren met kinderen erbij. Betrokkene begon pas met rijden toen het verkeerslicht groen licht uitstraalde. De reden dat betrokkene de situatie zich nog goed herinnerd is omdat ze de pleeglocatie hadden opgezocht en tot de conclusie kwamen dat die niet klopt, aangezien daar geen stoplichten zijn.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en betrokkene het voordeel van de twijfel te geven. Bovendien schijnt dat de pleeglocatie niet klopt.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Daarbij zijn de door betrokkene ter zitting aangevoerde omstandigheden van belang. De kantonrechter is van oordeel dat betrokkene voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er een andere situatie aan de orde was. Bovendien gaat het om een consequente ontkenning. Betrokkene krijgt het voordeel van de twijfel.
Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 259,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: