ECLI:NL:RBZWB:2024:115

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 januari 2024
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
10415838 CV EXPL 23-875
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Borm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde verkeersboetes door ex-partner na beëindiging van relatie

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, vordert eiser, vertegenwoordigd door mr. M.B. Chylinska, betaling van onbetaalde verkeersboetes door gedaagde, haar ex-partner. De zaak betreft boetes die zijn opgelegd voor verkeersovertredingen begaan met een auto die op naam van eiser stond, maar waarvan gedaagde de bestuurder was. De mondelinge behandeling vond plaats op 14 november 2023, waarbij gedaagde niet verscheen. Eiser heeft verklaard dat gedaagde haar had gevraagd de auto op haar naam te registreren, met de belofte dat hij de auto zou overschrijven, wat hij echter niet heeft gedaan. Eiser heeft in totaal € 3.444,00 aan boetes ontvangen en vordert daarnaast buitengerechtelijke incassokosten van € 156,00.

Gedaagde betwist de vordering en stelt dat hij al enkele boetes heeft betaald. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde, door niet te verschijnen, de gevolgen van zijn afwezigheid moet dragen. De kantonrechter concludeert dat de stellingen van eiser, die niet zijn weersproken, voldoende zijn om de vordering toe te wijzen. De kantonrechter wijst de hoofdsom van € 3.444,00 en de buitengerechtelijke kosten van € 156,00 toe, met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2023. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 10 januari 2024.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10415838 \ CV EXPL 23-875
Vonnis van 10 januari 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. M.B. Chylinska,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 mei 2023 en de daarin genoemde stukken,
- de mondelinge behandeling van 14 november 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. De gemachtigde van [eiser] is op de mondelinge behandeling verschenen. [eiser] heeft telefonisch aan de mondelinge behandeling deelgenomen. [gedaagde] is niet op de mondelinge behandeling verschenen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [gedaagde] hadden tot begin 2022 een affectieve relatie.
2.2.
[eiser] had een auto, waarvan het kenteken op haar naam stond geregistreerd. Met de auto zijn in de periode 9 juli 2021 tot en met 2 januari 2022 twaalf verkeersovertredingen begaan. [eiser] heeft als kentekenhouder van de auto voor deze verkeersovertredingen boetes ontvangen van in totaal € 3.444,00.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 3.600,00 (bestaande uit € 3.444,00 aan hoofdsom en € 156,00 aan buitengerechtelijke incassokosten), vermeerderd met rente en proceskosten. Zij legt het volgende aan haar vordering ten grondslag.
[gedaagde] heeft [eiser] gevraagd om een auto op haar naam te zetten, wat zij heeft gedaan. [gedaagde] zou de auto vervolgens op zijn naam overschrijven, maar heeft dit nagelaten. [gedaagde] heeft meerdere verkeersovertredingen begaan met de auto en dient daarom ook de opgelegde boetes van in totaal € 3.444,00 te betalen. Ondanks aanschrijving is [gedaagde] niet tot betaling van de boetes overgegaan. [eiser] maakt daarom aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 156,00.
3.2.
[gedaagde] betwist de vorderingen van [eiser]. Hij voert hiervoor onder andere het volgende aan. De auto was van [eiser]. Meerdere personen maakten gebruik van de auto. Toen zij nog samenwoonden, heeft [gedaagde] regelmatig onverplicht boetes die op het kenteken van de auto waren opgelegd voor zijn rekening genomen. Voor zover van de bij de dagvaarding genoemde boetes sprake is van verkeersovertredingen die [gedaagde] heeft gemaakt, dan geldt dat die al door [gedaagde] zijn betaald.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen verschillen van mening wie de opgelegde verkeersboetes moet betalen. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] deze boetes moet betalen. Ook moet [gedaagde] buitengerechtelijke kosten aan [eiser] vergoeden. Hieronder volgt een toelichting op de beslissing.
4.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 14 november 2023. [gedaagde] is, hoewel daartoe opgeroepen, niet verschenen. Op grond van artikel 88 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan de kantonrechter uit het niet-verschijnen ter terechtzitting de gevolgtrekking maken die zij geraden acht. In dit geval verbindt de kantonrechter aan dit niet-verschijnen van [gedaagde] op de zitting de gevolgtrekking dat de nadere betwistingen van [eiser] als onweersproken worden geacht en dat [gedaagde] niet tot nadere bewijslevering zal worden toegelaten.
4.3.
[eiser] heeft ter zitting onweersproken verklaard dat zij niet over een rijbewijs beschikt en dat [gedaagde] haar had gevraagd om de auto op haar naam te zetten. Vervolgens kwamen meerdere boetes binnen. [eiser] heeft foto’s van de overtredingen opgevraagd. Uit de foto’s bleek dat [gedaagde] de overtredingen heeft begaan. [gedaagde] heeft toegezegd dat hij deze boetes zou betalen, maar heeft dit niet gedaan. Ook volgt uit het overzicht van het CJIB dat de onderhavige boetes nog niet zijn betaald, aldus [eiser].
Uit het eerder gevoerde verweer van [gedaagde] volgt een bevrijdend verweer, namelijk dat meerdere boetes al door hem zijn betaald. Gelet op de betwisting van die stelling door [eiser], rust op [gedaagde] de bewijslast. Omdat [gedaagde] niet op de mondelinge behandeling is verschenen, zal de kantonrechter hem niet in de gelegenheid stellen nader bewijs te leveren van zijn stelling dat meerdere boetes al door hem zijn betaald.
Omdat de niet weersproken nadere betwistingen van [eiser] de stellingen van [gedaagde] voldoende weerleggen, slaagt het verweer van [gedaagde] niet nu dit onvoldoende onderbouwd is. De kantonrechter zal daarom de gevorderde hoofdsom van € 3.444,00 toewijzen.
4.4.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De hoofdvordering valt niet onder het toepassingsbereik van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De kantonrechter zal daarom de gevorderde vergoeding toetsen aan de oriëntatiepunten voor de beoordeling van dergelijke vorderingen uit het Rapport BGK-integraal, maar met toepassing van de wettelijke tarieven die geacht worden redelijk te zijn. Voldaan dient te worden aan het vereiste dat alleen redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt kunnen worden toegewezen. In dit geval is niet gebleken dat niet aan dit vereiste is voldaan. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald, zodat de kantonrechter het gevorderde bedrag van € 156,00 zal toewijzen.
4.5.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
3.444,00
- buitengerechtelijke incassokosten
156,00
+
Totaal
3.600,00
4.6.
Zoals gevorderd zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 3.600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 17 maart 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Borm, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2024.