ECLI:NL:RBZWB:2024:1148

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
10782905 _ MB VERZ 23-1151
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete en niet-ontvankelijkheid van het beroep

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen en heeft hiertegen beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep niet-ontvankelijk verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 26 januari 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie was vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, het niet afsluiten van de vereiste verzekering voor een bromfiets, was geconstateerd op 8 november 2021. De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht om de zekerheid op nihil te stellen en het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, omdat het beroep bij de kantonrechter niet tijdig was ingesteld. Betrokkene had niet onderbouwd dat hij geen brief van het CJIB had ontvangen, wat de zittingsvertegenwoordiger als onvoldoende aannemelijk beschouwde.

De kantonrechter oordeelde dat de termijn voor het indienen van het beroep op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was overschreden. De termijn eindigde op 31 mei 2022, terwijl het beroepschrift pas op 9 december 2022 was ontvangen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat betrokkene niet aannemelijk heeft gemaakt dat de termijnoverschrijding niet aan hem kon worden toegerekend. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard, maar de verhogingen van de sanctie werden ongedaan gemaakt. De uitspraak werd gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, bijgestaan door griffier E. Alekperov.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer : 10782905 \ MB VERZ 23-1151
CJIB-nummer : 6062 5422 4644 8641
uitspraakdatum : 26 januari 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [plaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 26 januari 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
voor een bromfiets niet de vereiste verzekering afsluiten en in stand houden, geconstateerd middels de RDW-registercontrole op 8 november 2021 om 17:10 uur.
De zittingsvertegenwoordiger heeft, wegens praktische overwegingen, verzocht om de zekerheid op nihil te stellen en het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, omdat het beroep bij de kantonrechter niet tijdig is ingesteld en die termijnoverschrijding ook niet verschoonbaar is. Betrokkene heeft nagelaten om de stelling dat er nooit een brief van het CJIB is ontvangen te onderbouwen, waardoor de zittingsvertegenwoordiger van mening is dat het onvoldoende aannemelijk is dat de brieven betrokkene niet hebben bereikt. Ten aanzien van de verhogingen heeft de zittingsvertegenwoordiger aangevoerd dat de verhogingen ongedaan gemaakt dienen te worden.
Betrokkene heeft over het betalen van de zekerheidstelling aangevoerd dat niet kan worden betaald, zonder dit met nadere stukken te onderbouwen. Over het al dan niet te laat indienen van het beroep heeft betrokkene aangevoerd dat er nooit een brief van het CJIB is ontvangen.

Overwegingen

Op grond van artikel 11 Wahv moet de indiener van een beroepschrift eerst een bedrag aan zekerheidstelling betalen voordat het beroep in behandeling kan worden genomen. Betrokkene heeft deze minimale zekerheidstelling van € 234,- niet betaald.
Betrokkene heeft aangevoerd de zekerheid niet te kunnen betalen. Uit praktisch oogpunt ziet de kantonrechter aanleiding om de zekerheid op nihil te stellen. De te betalen zekerheid wordt daarom op nihil gesteld.
Betrokkene heeft het beroep bij de kantonrechter te laat ingesteld. Voor het instellen van beroep geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Die termijn eindigde in dit geval op 31 mei 2022. Het beroepschrift is echter pas op 9 december 2022 ontvangen. Dat is veel te laat.
Artikel 6:11 van de Awb bepaalt - kort gezegd - dat een te laat ingesteld beroep tóch ontvankelijk kan zijn, wanneer het de betrokkene niet kan worden toegerekend dat te laat beroep is ingesteld.
In de uitnodiging voor de zitting is betrokkene erop gewezen dat als het beroep te laat is ingediend en daarvoor geen geldige reden is aangevoerd, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
Betrokkene is echter niet verschenen op de zitting. De kantonrechter is van oordeel dat betrokkene met wat in het beroepschrift hierover is aangevoerd niet aannemelijk heeft gemaakt dat het te laat beroep instellen niet aan hem kan worden toegerekend.
Het beroep wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat de kantonrechter het beroep verder niet inhoudelijk kan beoordelen.
De kantonrechter is evenwel met de zittingsvertegenwoordiger van oordeel dat de opgelegde verhogingen van de sanctie ongedaan gemaakt dienen te worden.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat de verhogingen van de sanctie ongedaan gemaakt dienen te worden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: