Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het inrijden tegen de verplichte rijrichting op de Brucknerlaan te Tilburg op 25 februari 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting heeft betrokkene aangevoerd dat de boete niet redelijk is, omdat het verkeersbord dat de eenrichtingsweg aangeeft aan de overkant van de straat staat en niet zichtbaar is vanuit de parkeerplaats. Betrokkene heeft ook gesteld dat haar zicht op het bord geblokkeerd werd door een bus. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft betoogd dat de boete terecht was opgelegd, maar erkende dat de hoorplicht in de administratieve fase was geschonden, wat aanleiding gaf tot een matiging van de boete.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden, maar heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden waaronder deze plaatsvond. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boete gematigd moet worden tot nihil, gezien de schending van de hoorplicht en de belemmering van het zicht op het verkeersbord. Het beroep is gedeeltelijk gegrond verklaard, en de beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, waarbij de betrokkene het teveel betaalde bedrag van € 159,- terugbetaald zal krijgen.