Op 26 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlening van vervangende toestemming voor de aanvraag van een Nederlands reisdocument voor een minderjarige. De zaak betreft [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2023, die onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering. De ouders van [minderjarige] hebben geen toestemming verleend voor de aanvraag van een reisdocument, ondanks herhaalde verzoeken van de GI. De rechtbank heeft vastgesteld dat het belang van [minderjarige] vereist dat zij over een identificatiebewijs beschikt, zodat zij met haar pleegouders op vakantie kan gaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat de weigering van de ouders om toestemming te verlenen gelijkgesteld kan worden aan een weigering van toestemming tot afgifte van een reisdocument. Daarom heeft de rechtbank het verzoek van de GI toegewezen en vervangende toestemming verleend voor de aanvraag van een Nederlands reisdocument voor [minderjarige]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van een hoger beroep. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechters mr. De Beer, mr. Dijkman en mr. Hendriks, in aanwezigheid van griffier mr. Duerink-Bottinga.