ECLI:NL:RBZWB:2024:11

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 januari 2024
Publicatiedatum
2 januari 2024
Zaaknummer
AWB- 23_3261
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de openbaarmaking van informatie op grond van de Wet open overheid

Op 2 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De zaak betreft een beroep van de eiser tegen een besluit van de minister van 12 mei 2023, waarin de minister gedeeltelijk weigerde om informatie openbaar te maken op basis van de Wet open overheid (Woo). De rechtbank heeft de zaak behandeld op 21 november 2023, waarbij de eiser en de vertegenwoordigers van de minister aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet voldoende had voldaan aan de verzoeken van de eiser om openbaarmaking van documenten en informatie met betrekking tot de missie en kernwaarden van het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) en de aanpassingen van de Regeling beheer onroerende zaken Rijk 2017.

De rechtbank oordeelde dat de minister een te beperkte zoekslag had uitgevoerd naar de gevraagde documenten en dat niet alle relevante documenten openbaar waren gemaakt. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser gegrond en vernietigde het bestreden besluit. De rechtbank droeg de minister op om binnen tien weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, waarbij alle documenten die onder het verzoek van de eiser vallen openbaar gemaakt moeten worden, tenzij er specifieke weigeringsgronden van toepassing zijn. Tevens moet de minister het griffierecht aan de eiser vergoeden. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van bestuursorganen onder de Woo en de noodzaak voor een zorgvuldige en transparante omgang met verzoeken om informatie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3261 WOO

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 januari 2024 in de zaak tussen

mr. [eiser] , uit [plaats] , eiser

en

de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de minister.

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 12 mei 2023 inzake de openbaarmaking van stukken in de zin van de Wet open overheid (hierna: Woo).
1.2
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en namens de minister mr. S.C.M. te Braake en mr. J.A. Westendorp.

Beoordeling door de rechtbank

2 De rechtbank beoordeelt de (gedeeltelijke) openbaarmaking van stukken. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser die zijn overgebleven nadat hij tijdens de zitting een aantal beroepsgronden heeft ingetrokken.
3.1
De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.2
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
4.1
Eiser heeft op 13 juni 2022 ten eerste verzocht om openbaarmaking van informatie met betrekking tot de (actuele) missie en kernwaarden (VORS) van het Rijksvastgoedbedrijf (RVB). Het verzoek strekt zich primair uit tot publicatie van gevraagde informatie op het webadres of domeinnaam
www.rijksvastgoedbedrijf.nl, maar subsidiair ook op
www.rijksoverheid.nlen/of Rijksportaal of vergelijkbaar intranet voor medewerkers van het RVB of alle ministeries. Anderzijds strekt het verzoek ook om aanvullende informatie over hoe het RVB hier zichtbaar (in- en extern) invulling of uitvoering aan geeft of wenst te geven.
Eiser verzoekt ten tweede om openbaarmaking van informatie en laatste ontwikkelingen met betrekking tot de aanpassingen van de Regeling beheer onroerende zaken Rijk 2017 (hierna: Regeling) en de daarvoor aangestelde project- en/of werkgroep. Met name de inhoudelijke stand van zaken omtrent de 2e tranche van wijziging.
Eiser verzoekt ten derde om informatie en digitale openbaarmaking van het door het RVB gehanteerde (overgangs)beleid van vóór de Regeling, meer in het bijzonder ten aanzien van de relatie met alle (privaatrechtelijke mede) ingebruikgevingen van staatseigendommen die voor datum van deze genoemde regeling reeds op naam van het RVB stonden dan wel mogelijkerwijze al door een andere materieelbeheerder van de Staat (o.a. Rijkswaterstaat of Defensie) op of vóór 1 januari 2022 reeds zijn geoormerkt/bestemd voor overtolligstelling en/of afstoot. Eiser vraagt met andere woorden verifieerbare informatie waaruit kan blijken dat contractpartners terzake ingebruikgevingen van staatseigendommen actief zijn/worden geïnformeerd of de Regeling (verlenging of juist beëindiging op termijn) directe gevolgen heeft voor of van invloed zijn op lopende overeenkomsten.
Het driedelige verzoek strekt zich uit tot activiteiten en onroerende zaken in Nederland, welke zijn neergelegd in documenten die berusten bij het RVB, als uitvoerend agentschap vallend onder een bestuursorgaan of directe verantwoordelijkheid van de Staat. De begrippen activiteiten en onroerende zaken, dienen in de ruimst mogelijke zin te worden begrepen, waaronder ook afgeleiden en synoniemen van de begrippen, alsook activiteiten en zaken die daarmee direct en/of indirect verband houden (zoals registraties, commerciële activiteiten/contracten, meldingen, vermogensrechten, vorderingen, et cetera).
Het verzoek beperkt zich tot informatie vanaf 1 januari 2018 tot en met de datum van het verzoek.
Het verzoek heeft betrekking op informatie in de ruimst mogelijke zin, waaronder in ieder geval moet worden begrepen informatie in onder andere e-mails, brieven, memo’s, faxen, elektronische communicatie (waaronder Whatsapp), interne/externe adviezen, agenda’s, notulen memo’s en notities (waaronder van (lands)advocaten, consultants, adviseurs en taxateurs), contracten (concepten en definitieve versies) en (al dan niet digitale) registratiesystemen.
4.2
De minister heeft met een brief van 9 november 2022 geoordeeld dat de vraag naar publicatie van de (actuele) missie en kernwaarden van het RVB op de website van het RVB en rijksoverheid.nl een feitelijke vraag betreft en geen vraag op grond van de Woo. De missie en kernwaarden van het RVB worden intern gecommuniceerd via het intranet met medewerkers van het RVB. Deze informatie is ook toegankelijk voor alle andere medewerkers van het Rijk met toegang tot dit intranet. Op het moment van deze brief ziet de minister geen aanleiding om deze informatie breder te verspreiden.
4.3
De minister heeft met het besluit 15 november 2022 een aantal documenten (deels) openbaar gemaakt. De minister heeft vervolgens met het besluit van 23 december 2022, naar aanleiding van het afwegen van de belangen van betrokken belanghebbenden, wederom een aantal documenten (deels) openbaar gemaakt.
4.4
Eiser heeft bezwaar gemaakt.
4.5
De minister heeft met het bestreden besluit het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard.
Achtergrond
5 Eiser heeft met name verzocht om allerlei informatie omtrent (wijziging van) de Regeling. De Regeling heeft onder meer betrekking op het privaatrechtelijke beheer van onroerende zaken van het Rijk. De voorgaande tekst van de Regeling was geldend van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2021. Op 1 januari 2022 is een eerste tranche van wijzigingen in werking getreden. Met die inwerkingtreding is onder meer artikel 9 van de Regeling gewijzigd. Uit de toelichting van de minister blijkt dat er nog meer wijzigingen worden voorbereid.
Reikwijdte verzoek
6.1
Eiser heeft betoogd dat de minister haar verzoek om openbaarmaking van informatie over de (actuele) missie en kernwaarden van het RVB ten onrechte niet heeft aangemerkt als een Woo-verzoek. Ook had de minister deze informatie eerder op eigen initiatief openbaar moeten maken. De minister heeft hiermee niet voldaan aan de inspanningsplicht tot actieve openbaarmaking. Daarnaast heeft de minister ten onrechte geweigerd om de informatie op de door hem verzochte wijze openbaar te maken.
6.2
Hoewel de minister zich eerst op het standpunt stelde dat wat dit onderwerp betreft geen sprake was van een Woo-verzoek, heeft zij de gevraagde informatie met het bestreden besluit alsnog openbaar gemaakt. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank alsnog voldaan aan het eerste onderdeel van het verzoek van eiser.
6.3
Dat de minister volgens eiser de stukken eerder en op eigen initiatief openbaar had moeten maken, kan niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De inspanningsplicht tot actieve openbaarmaking uit artikel 3.1, eerste lid, van de Woo is primair de verantwoordelijkheid van bestuursorganen. De Woo voorziet niet in de mogelijkheid dat een ieder een verzoek kan indienen strekkende de naleving van deze openbaarmakingsplicht. Uit het stelsel van de Woo volgt dat aan een ieder uitsluitend het recht is toegekend te verzoeken om openbaarmaking van informatie. De rechtbank beoordeelt dus niet of de minister heeft voldaan aan de inspanningsverplichting tot actieve openbaarmaking.
6.4
Ook het feit dat de minister de stukken niet openbaar heeft gemaakt op de door eiser verzochte wijze, kan niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. In artikel 2.4, derde lid, van de Woo is geregeld dat indien een bestuursorgaan informatie openbaar maakt, dat dient te geschieden op zodanige wijze dat de belanghebbende en belangstellende burger zoveel mogelijk wordt bereikt en is verder geregeld op welke algemeen toegankelijke wijze dit dient te gebeuren. Artikel 2.4 van de Woo kent geen plicht voor bestuursorganen om documenten op een door verzoeker aangevraagde wijze openbaar te maken. De minister maakt alle informatie die op verzoek openbaar wordt gemaakt, openbaar op de website www.rijksoverheid.nl. Daarmee voldoet de openbaarmaking aan de vereisten van artikel 2.4, derde lid, van de Woo.
Toegepaste zoekslag
7.1
Eiser heeft over het tweede en derde deel van zijn verzoek betoogd dat de uitgevoerde zoekslag te beperkt is. Er had op meer termen gezocht moeten worden en er had op andere plekken gezocht moeten worden.
7.2
De minister heeft gesteld dat de zoekslag voldoende inzichtelijk is gemaakt en zij een volledige zoekslag heeft verricht.
7.3
Een bestuursorgaan dient inzichtelijk te maken op welke wijze is gezocht naar gevraagde documenten. De minister heeft in het bestreden besluit uiteengezet dat is gezocht in digitale archiefsystemen en uitvraag is gedaan bij betrokken medewerkers. In maart 2019 is een werkgroep opgericht die zich bezighield met de aanpassing van de Regeling. Er is gezocht in e-mails van de werkgroep en werkgroepleden met de zoekterm ‘Regeling beheer’.
7.4
De rechtbank is van oordeel dat de toegepaste zoekslag te beperkt is. Gelet op de omvang van het verzoek van eiser, kan de minister zich niet beperken tot de enkele zoekterm ‘Regeling beheer’. Met een dergelijke beperkte zoekterm is het waarschijnlijk dat niet alle documenten waar eiser om heeft verzocht en die de minister wel tot haar beschikking heeft, gevonden zijn met de zoekslag. De minister had een intensievere zoekslag moeten uitvoeren en bijvoorbeeld moeten zoeken op andere relevante termen. Hierbij kan onder andere, maar niet uitsluitend, worden gedacht aan termen als ‘wijziging regeling’ en ‘tweede tranche’.
7.5
Gelet op bovenstaande, slaagt het beroep van eiser. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om een nieuwe uitgebreidere zoekslag te verrichten.
Resultaten zoekslag en hoeveelheid aanwezige documenten
8.1
Eiser heeft daarnaast betoogd dat niet alle aangetroffen documenten openbaar zijn gemaakt. Er zouden meer documenten aanwezig moeten zijn. Eiser heeft bijvoorbeeld verschillende e-mails naar de minister verzonden omtrent de aanpassing van de Regeling. Deze documenten hadden aangetroffen moeten worden door de minister en hadden openbaar moeten worden gemaakt. Er zijn daarnaast veel vragen gesteld door belangstellenden omtrent de overname van eigendom. Hier zijn geen stukken van openbaar gemaakt. Ook moeten er volgens eiser documenten zijn over de vraag waarom ervoor is gekozen om de wijzigingen in verschillende tranches in werking te laten treden.
8.2
De minister heeft gesteld dat zij alle relevante gevonden documenten openbaar heeft gemaakt. Er kon worden beperkt tot openbaarmaking van de documenten die daadwerkelijk hebben geleid tot besluitvorming.
8.3
Uit de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) volgt, dat wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en zo’n mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt is om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust. [1]
8.4
Ter zitting heeft de minister nader toegelicht dat in de werkgroep onder andere nieuwe concepten van de Regeling werden besproken. Tijdens het werkgroepoverleg werd een nieuw concept gemaakt en dit werd weer in het volgende overleg besproken. Van deze werkgroepoverleggen werden geen verslagen gemaakt. Bij de zoekslag zijn ook veel e-mails naar voren gekomen, maar die waren niet gericht op besluitvorming. De werkgroep heeft verschillende documenten voorgelegd aan de directie. Dit betroffen documenten met informatie en documenten die hebben geleid tot besluitvorming. De minister heeft enkel de documenten die hebben geleid tot besluitvorming openbaar gemaakt.
8.5
De minister heeft ter zitting dus erkend dat meer documenten zijn aangetroffen naar aanleiding van de zoekslag, maar dat zij de lijst met documenten heeft gefilterd. Zij heeft namelijk enkel de documenten openbaar gemaakt die uiteindelijk hebben geleid tot besluitvorming. Uit het verzoek van eiser is niet af te leiden dat hij enkel heeft verzocht om documenten die hebben geleid tot besluitvorming. Hij heeft namelijk verzocht om alle informatie omtrent de aanpassing van de Regeling en de daartoe aangestelde werkgroep.
8.6
Gelet op de verklaring van de minister dat meer documenten zijn aangetroffen, maar deze bewust niet openbaar zijn gemaakt, komt de rechtbank tot het oordeel dat het ongeloofwaardig is dat niet meer documenten onder de minister berusten. Bovendien heeft eiser specifieke voorbeelden benoemd waaruit valt af te leiden dat meer documenten onder de minister zouden moeten berusten. Er zouden namelijk door verschillende personen schriftelijk vragen zijn gesteld over de wijziging van de Regeling. Het uitgangspunt van de Woo is dat documenten waar een bestuursorgaan over beschikt openbaar worden gemaakt, tenzij zich een van de weigeringsgronden voordoet. De weigeringsgronden zijn opgesomd in hoofdstuk 5 van de Woo. Een bestuursorgaan kan niet, buiten de weigeringsgronden om, beslissen dat openbaarmaking van documenten achterwege moet blijven, omdat zij openbaarmaking van de documenten niet van belang vindt.
8.7
De rechtbank draagt de minister, gelet op bovenstaande, op alle documenten waarover de minister beschikt en die vallen onder de reikwijdte van het verzoek van eiser openbaar te maken. Als daar (gedeeltes van) documenten bij zitten, waarbij de minister een beroep wil doen op een weigeringsgrond, moet zij steeds de weigeringsgrind kenbaar maken.
Document 4 (concept Regeling en interne toelichting)
9.1
Eiser heeft betoogd dat de minister openbaarmaking van document 4 ten onrechte integraal (met uitzondering van de titelregel van het document) heeft geweigerd. De hele tekst is zwartgelakt, terwijl de hele Regeling, met uitzondering van artikel 9, ongewijzigd is gebleven. Het is onduidelijk waarom deze artikelen niet openbaar gemaakt konden worden.
9.2
De minister heeft gesteld dat openbaarmaking van document 4 integraal geweigerd kon worden in het belang van de staat. Volgens de minister is het voor een ordentelijk verloop van het besluitvormingsproces belangrijk dat enkel voldragen documenten openbaar worden gemaakt. Het is schadelijk voor het goed functioneren van de staat, nu er een publiek debat kan ontstaan over documenten die nog niet rijp zijn voor besluitvorming. Daarnaast zijn de gegevens in het document aan te merken als persoonlijke beleidsopvattingen ten behoeve van intern beraad. Voor zover het feitelijke gegevens betreffen, zijn deze zodanig verweven met de persoonlijke beleidsopvattingen, dat het onmogelijk is deze te scheiden.
9.3
Document 4 betreft de 17e versie van het concept van de Regeling en de interne toelichting bij de artikelen in de regeling. De minister heeft integraal geweigerd om het document openbaar te maken op grond van artikel 5.1, tweede lid, onder i, en artikel, 5.2, eerste lid, van de Woo.
9.4
Een bestuursorgaan dient afdoende te motiveren waarom openbaarmaking van bepaalde (delen van) documenten achterwege moet blijven. In dit geval staat voor de rechtbank zonder nadere motivering van de minister niet genoegzaam vast dat openbaarmaking van het document integraal geweigerd kon worden. Bovendien is gebleken dat een groot gedeelte van het document openbare informatie betreft. Zo heeft de minister ter zitting zelf toegelicht dat in het document ook de artikelen staan die ongewijzigd zijn gebleven bij inwerkingtreding van de wijzigingen per 1 januari 2022. Dit is niet verenigbaar met de stelling dat openbaarmaking van het document integraal geweigerd moet worden op grond van de genoemde weigeringsgronden.
9.5
De rechtbank draagt de minister daarom op om opnieuw te beoordelen of (delen van) document 4 openbaar gemaakt kunnen worden. Hierbij geeft de rechtbank het volgende mee ter overweging.
9.6
De eerste kamer heeft een artikelgewijze toelichting bij de Woo gepubliceerd. [2] Hierin is uiteengezet dat het goed functioneren van de staat op verschillende wijzen in het geding kan komen. Zo kan openbaarheid ertoe leiden dat bij onderzoeken in toekomstige gevallen terughoudend wordt verklaard aan de rijksrecherche of een rekenkamer. Het goed functioneren van de overheid is ook in het geding, indien een bestuursorgaan, bij de oplossing van een probleem in overleg treedt met andere bestuursorganen of met derden. Een ander voorbeeld waarbij deze grond kan worden ingeroepen is bij interne disciplinaire onderzoeken. Bij een dergelijk onderzoek is vertrouwelijkheid noodzakelijk om de feiten boven water te krijgen. De uitzonderingsgrond kan echter niet worden ingeroepen om misstanden als zodanig te verbloemen of met het argument dat openbaarmaking leidt tot verlies van vertrouwen in de overheid bij het publiek, waardoor een bestuursorgaan niet goed meer zou kunnen functioneren. Als uit nieuwe feiten of nieuwe afwegingen volgt dat eerder ingezet beleid onjuist is uitgevoerd of op onjuiste aannames is gebaseerd, dient een bestuursorgaan daar op de gebruikelijke manier verantwoording over af te leggen en is een goede en democratische bestuursvoering in beginsel gebaat bij openheid over een dergelijke aangelegenheid.
9.7
Voor zover de minister van mening is dat het document integraal geweigerd dient te worden op grond van artikel 5.2, eerste lid, van de Woo, wijst de rechtbank op de vaste jurisprudentie van de Afdeling dat een bestuursorgaan per zelfstandig onderdeel van een document, zoals alinea’s, dient te bezien of dit zelfstandig onderdeel persoonlijke beleidsopvattingen bevat en, wanneer in de opvattingen informatie van feitelijke aard is opgenomen, of de persoonlijke beleidsopvattingen zodanig met deze feitelijke gegevens zijn verweven dat deze niet zijn te scheiden. In geval van verwevenheid mag in beginsel het betrokken onderdeel van het document worden geweigerd op grond van artikel 5.2, eerste lid, van de Woo. Een bestuursorgaan hoeft niet binnen een zelfstandig onderdeel van een document per zin of zinsdeel te bepalen of verwevenheid een weigering kan rechtvaardigen. [3]
Overschrijding wettelijke termijnen
10.1
Eiser heeft betoogd dat wettelijke termijnen zijn overschreden. De minister heeft pas na vier maanden beslist op het verzoek en eiser heeft vervolgens vijf maanden moeten wachten op een beslissing op bezwaar.
10.2
Eiser heeft niet inzichtelijk gemaakt op welke wettelijke termijnen hij doelt. De minister heeft beslist op het verzoek van eiser en heeft vervolgens een beslissing genomen op het bezwaar van eiser. De rechtbank stelt vast dat eiser de minister in de gehele procedure niet in gebreke heeft gesteld wegens niet tijdig beslissen. Indien de minister te laat zou hebben beslist op het verzoek en op het bezwaar, maakt dit niet dat dit kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank is daarmee van oordeel dat de vraag of de minister tijdig heeft beslist, buiten de omvang van het geschil valt.
Ondertekenen bezwaar
11.1
Eiser heeft betoogd dat hij ten onrechte een ondertekend exemplaar van zijn bezwaarschrift per post naar de minister heeft moeten opsturen en verwijst hierbij naar artikel 3:15a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
11.2
Eiser heeft gehoor gegeven aan het verzoek van de minister en de minister heeft het bezwaar in behandeling genomen. Het is de rechtbank niet gebleken dat het schriftelijk laten ondertekenen van zijn bezwaar onevenredig belastend is voor eiser of dat dit anderszins nadelige gevolgen heeft gehad. Of de minister in strijd heeft gehandeld met artikel 3:15a van het BW kan daarnaast in het midden blijven omdat dit niet kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
Hoorcommissie
12.1
Eiser heeft ten slotte betoogd dat de ambtelijke hoorcommissie waardoor hij is gehoord niet voldoet aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
12.2
Op grond van artikel 7:5, eerste lid, van de Awb geschiedt het horen door een persoon die niet bij de voorbereiding van het bestreden besluit betrokken is geweest of door meer dan één persoon van wie de meerderheid, onder wie degene die het horen leidt, niet bij de voorbereiding van het besluit betrokken is geweest. De hoorcommissie bestond uit twee ambtenaren van de afdeling Juridisch Adviseur van de directie Constitutionele Zaken en Wetgeving en een ambtenaar van het RVB. De twee ambtenaren van de afdeling Juridisch Adviseur hebben volgens de minister geen betrokkenheid gehad bij de besluitvorming. De rechtbank ziet geen aanleiding om hier anders over te oordelen. De rechtbank is daarmee van oordeel dat de hoorcommissie voldoet aan de vereisten van de Awb.

Conclusie en gevolgen

13.1
Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de minister een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft de minister hiervoor een termijn van tien weken.
13.2
Omdat het beroep gegrond is moet de minister het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 12 mei 2023;
- draagt de minister op binnen tien weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat de minister het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 2 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 7:5, eerste lid, van de Awb
Tenzij het horen geschiedt door of mede door het bestuursorgaan zelf dan wel de voorzitter of een lid ervan, geschiedt het horen door:
a. een persoon die niet bij de voorbereiding van het bestreden besluit betrokken is geweest, of
b. meer dan een persoon van wie de meerderheid, onder wie degene die het horen leidt, niet bij de voorbereiding van het besluit betrokken is geweest.
Wet open overheid (Woo)
Artikel 2.4 van de Woo
1. Een bestuursorgaan draagt er zorg voor dat de documenten die het ontvangt, vervaardigt of anderszins onder zich heeft, zich in goede, geordende en toegankelijke staat bevinden.
2. Een bestuursorgaan draagt er zoveel mogelijk zorg voor dat de informatie die het overeenkomstig deze wet verstrekt, actueel, nauwkeurig en vergelijkbaar is.
3. Indien een bestuursorgaan overeenkomstig deze wet informatie openbaar maakt, geschiedt dat op zodanige wijze dat de belanghebbende en belangstellende burger zoveel mogelijk wordt bereikt en op de volgende algemeen toegankelijke wijze:
a. in elektronische vorm, in een machinaal leesbaar open formaat, samen met de metadata, overeenkomstig artikel 5, eerste lid, van de Externe link:Richtlijn 2003/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie (PbEG 2003 L 345), zoals deze is gewijzigd bij Externe link:Richtlijn 2013/37/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot wijziging van Externe link:Richtlijn 2003/98/EG inzake het hergebruik van overheidsinformatie (PbEU 2013 L 175);
b. of, indien verstrekking in een machinaal leesbaar open formaat redelijkerwijs niet gevergd kan worden, in andere elektronisch doorzoekbare vorm;
c. of, indien elektronische verschaffing redelijkerwijs niet gevergd kan worden, door verstrekking van een kopie van de letterlijke inhoud ervan in andere vorm te verstrekken;
d. of, indien verstrekking van een kopie of de letterlijke inhoud redelijkerwijs niet gevergd kan worden, door een uittreksel of een samenvatting van de inhoud te geven, inlichtingen daaruit te verschaffen of door terinzagelegging.
[…]
Artikel 3.1, eerste lid, van de Woo
Het bestuursorgaan dat het rechtstreeks aangaat, maakt bij de uitvoering van zijn taak uit eigen beweging de bij het bestuursorgaan berustende informatie neergelegd in documenten voor eenieder openbaar, indien dit zonder onevenredige inspanning of kosten redelijkerwijs mogelijk is, behoudens voor zover de artikelen 5.1, eerste, tweede en vijfde lid, en 5.2 aan openbaarmaking in de weg staan of met de openbaarmaking geen redelijk belang wordt gediend. Deze informatie betreft in ieder geval informatie over het beleid, inclusief de voorbereiding, uitvoering, naleving, handhaving en evaluatie.
Artikel 4.1, eerste lid, van de Woo
Eenieder kan een verzoek om publieke informatie richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. In het laatste geval beslist het verantwoordelijke bestuursorgaan op het verzoek.
Artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo
Het openbaar maken van informatie blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
(…)
het goed functioneren van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen.
Artikel 5.2, eerste lid, van de Woo
In geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, wordt geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen. Onder persoonlijke beleidsopvattingen worden verstaan ambtelijke adviezen, visies, standpunten en overwegingen ten behoeve van intern beraad, niet zijnde feiten, prognoses, beleidsalternatieven, de gevolgen van een bepaald beleidsalternatief of andere onderdelen met een overwegend objectief karakter.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld: ABRvS 26 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1223.
2.Geconsolideerde artikelgewijze toelichting bij de Wet open overheid zoals gewijzigd door de verwerking van de door de tweede kamer aanvaarde wijzigingswet Woo, gepubliceerd op 22 oktober 2021. Raadpleegbaar op: https://www.eerstekamer.nl/overig/20211026/geconsolideerde_artikelsgewijze/document.
3.ABRvS 31 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:314.