ECLI:NL:RBZWB:2024:1077

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 februari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
C/02/415555 / FA RK 23-5135
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging voogdij en benoeming van een gecertificeerde instelling tot voogdes over een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 februari 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de beëindiging van de voogdij van de tante over de minderjarige [minderjarige] en de benoeming van Stichting Jeugdbescherming West Zeeland als nieuwe voogdes. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek ingediend, waarbij werd gesteld dat de voogdij van de tante niet langer in het belang van [minderjarige] was, gezien de ernstige verstoring van de relatie tussen hen en de overbelasting van de tante. De rechtbank heeft vastgesteld dat [minderjarige] in haar ontwikkeling ernstig wordt bedreigd door de omstandigheden, waaronder het overlijden van beide ouders en problematische gedragingen. De rechtbank heeft de voogdij van de tante beëindigd en de GI benoemd tot nieuwe voogdes, met de verwachting dat deze zal bijdragen aan de ontwikkeling en het welzijn van [minderjarige]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/415555 / FA RK 23-5135
Datum uitspraak: 19 februari 2024
beschikking over beëindiging voogdij en benoeming voogdes
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
hierna te noemen: de Raad,
locatie Middelburg,
betreffende
[minderjarige],
geboren op [geboortedag 1] 2007 in [plaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. M. Kalle in Middelburg.
Als belanghebbenden in deze zaak wordt gezien:
[de tante],
hierna te noemen: de tante,
wonende in [plaats 2] ,
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd in Middelburg.

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 1 november 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 1 november 2023, waaronder de bereidverklaring van de GI van 1 november 2023;
- het Corv-formulier met bijlage van de Raad van 7 november 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 7 november 2023;
- het Corv-formulier met bijlage van de Raad van 14 november 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 14 november 2023;
- het e-mailbericht van mr. Kalle van 22 december 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 22 december 2023.
1.2
Het verzoek is mondeling behandeld op 3 januari 2024. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter gesproken met de [minderjarige] , in tegenwoordigheid van mr. Kalle. Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig de heer [de pleegvader] , de pleegvader van [zoon van minderjarige] (zoon van [minderjarige] ), twee vertegenwoordigsters namens de GI, een vertegenwoordigster namens de Raad en mr. Kalle namens [minderjarige] .
1.3
De rechtbank stelt vast dat ondanks dat de tante behoorlijk is opgeroepen, zij (met bericht van afmelding) niet tijdens de mondelinge behandeling is verschenen.
1.4
Het onderhavige verzoek met betrekking tot [minderjarige] hangt nauw samen met het door de Raad ingediende verzoek met betrekking tot [zoon van minderjarige] in de zaak met zaaknummer C/02/415746 / FA RK 23-5231. Met instemming van [minderjarige] heeft de rechtbank beide zaken tegelijkertijd behandeld. In de zaak van de Raad met betrekking tot [zoon van minderjarige] met kenmerk FA RK 23-5231 is bij afzonderlijke beschikking beslist.

2.De feiten

2.1
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] werd uitgeoefend door haar moeder, te weten mevrouw [naam 1] . Zij is op [datum 1] 2022 overleden. De vader van [minderjarige] , te weten de heer [naam 2] , is eerder op [datum 2] 2019 overleden.
2.2
Bij beschikking van deze rechtbank van 18 februari 2022 is de GI belast met de voorlopige voogdij over [minderjarige] voor de duur van twee weken, te weten tot 4 maart 2022, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden.
2.3
Bij beschikking van deze rechtbank van 21 februari 2022 is de voorlopige voogdij over [minderjarige] verlengd, met ingang van 4 maart 2022 en tot 15 mei 2022.
2.4
Bij beschikking van deze rechtbank van 13 mei 2022 is de tante van [minderjarige] tot voogdes over [minderjarige] benoemd.
2.5
Bij beschikking van deze rechtbank van 18 augustus 2023 is de tante van [minderjarige] in de uitoefening van de voogdij van [minderjarige] geschorst, met ingang van 18 augustus 2023. In de genoemde beschikking is de GI belast met de voorlopige voogdij over [minderjarige] , vooralsnog voor de duur van twee weken, te weten van 18 augustus 2023 en tot 1 september 2023. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.
2.6
Bij beschikking van deze rechtbank van 25 augustus 2023 is de schorsing van de tante van [minderjarige] in de uitoefening van de voogdij over [minderjarige] gehandhaafd. In de genoemde beschikking is de voorlopige voogdij van de GI over [minderjarige] verlengd met ingang van 1 september 2023 tot en met 17 november 2023. Ook is in die beschikking vastgesteld dat de voorlopige voogdij ook ná 17 november 2023 doorloopt, indien uiterlijk op die datum een definitieve voorziening in de voogdij over [minderjarige] is verzocht.
2.7
[minderjarige] verblijft op dit moment in het gezin van mevrouw [naam 3] , de moeder van een vriend van [minderjarige] .

3.De verzoeken

3.1
De Raad verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, om de voogdij van mevrouw [de tante] over [minderjarige] te beëindigen.
3.2.
De Raad verzoekt, eveneens uitvoerbaar bij voorraad, om Stichting Jeugdbescherming west Zeeland in Middelburg tot voogdes over [minderjarige] te benoemen.

4.De beoordeling

Mening van [minderjarige]
4.1
heeft verteld dat zij geen verweer voert tegen het verzoek van de Raad. Op dit moment verblijft [minderjarige] in het gezin van mevrouw [naam 3] , de moeder van een vriend van [minderjarige] . Daar gaat het goed. Bij mevrouw [naam 3] zijn er huisregels over onder andere dat [minderjarige] haar locatie op haar mobiele telefoon moet aanzetten als zij naar buiten gaat en over het gebruik van drugs. [minderjarige] gebruikt op dit moment nog drugs, maar is bezig om het gebruik daarvan te minderen en te beperken. Hiernaast heeft [minderjarige] gezegd dat zij een goede relatie met mevrouw [naam 3] heeft, dat zij haar vertrouwt en met haar dingen kan bespreken. [minderjarige] gaat nadenken of zij een vorm van therapie wil gaan volgen, maar dit blijft een moeilijk punt. Zij vindt het in ieder geval geen goed idee om een vorm van hulpverlening vanuit de [hulpverlener 1] te krijgen. Voorts is door [minderjarige] aangegeven dat zij is gestopt met de horecaopleiding, maar dat zij bekijkt of zij een visagie-opleiding kan gaan volgen. Bij het zoeken naar de juiste opleiding wordt zij gesteund door mevrouw [naam 3] . Ook is [minderjarige] gestopt met haar bijbaan, maar heeft gesolliciteerd of gaat solliciteren bij de [bedrijf] . Daarnaast heeft [minderjarige] naar voren gebracht dat zij gaat bekijken of zij opnieuw een vecht- en verdedigingssport kan gaan oppakken, omdat zij hier haar boosheid en frustraties kwijt kan. [minderjarige] heeft gezegd dat zij contact met [zoon van minderjarige] heeft gehad, maar dat dat niet goed verlopen is en dat zij haar best wil doen om dat contact weer goed op te pakken.
4.2
Namens [minderjarige] is door de advocaat tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, gesteld dat [minderjarige] zowel met het verzoek voor [zoon van minderjarige] als voor zichzelf kan instemmen. [minderjarige] wil graag een rol in het leven van [zoon van minderjarige] vervullen. [minderjarige] heeft veel meegemaakt en dat maakt de situatie ingewikkeld. Weliswaar staat het belang van [zoon van minderjarige] voorop, maar rekening gehouden dient te worden dat er bepaalde dingen van [minderjarige] verlangd worden terwijl zij nog niet volwassen is. [minderjarige] dient begeleid te worden om verdere stappen te kunnen maken. Op dit moment verblijft [minderjarige] bij mevrouw [naam 3] en die laat zij toe. Als [minderjarige] aangeeft geen therapie bij de [hulpverlener 1] te willen volgen, dan probeert mevrouw [naam 3] bij [minderjarige] duidelijk te maken dat zij misschien ook therapie bij een andere zorgaanbieder kan volgen. Belangrijk is dat gekeken wordt of [minderjarige] een vorm van vecht- en verdedigingsport kan oppakken om haar boosheid te kunnen uiten. Dit neemt echter niet de oorzaak van die boosheid weg. Het zal een langlopend traject gaan worden om [minderjarige] een vorm van therapie te laten ondergaan. Zij moet eerst het vertrouwen krijgen om naar een vorm van hulpverlening toe te kunnen werken. Mevrouw [naam 3] kan hierbij wellicht een rol in vervullen. De komende periode is het ook belangrijk dat het contact tussen [zoon van minderjarige] en [minderjarige] in positieve zin kan ontwikkelen. [minderjarige] wil het contact met [zoon van minderjarige] graag uitbreiden, maar dit moet stapsgewijs opgebouwd gaan worden. Wellicht dient voor [zoon van minderjarige] een vorm van hulpverlening ingezet te worden om zijn verlatingsangst of het gevoel van alleen zijn te laten verminderen.
Standpunt van de Raad
4.3
De Raad handhaaft het verzoek en verwijst hiervoor naar het rapport van 30 oktober 2023 waarin, kort samengevat, het volgende is opgenomen. [minderjarige] heeft meerdere ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt, waaronder het overlijden van haar beide ouders, de alcoholproblematiek van haar moeder en de onverwachte bevalling van [zoon van minderjarige] . In het pleeggezin van de [pleegouders] , waar [minderjarige] in maart 2022 samen met [zoon van minderjarige] is gaan verblijven, heeft zij niet kunnen wennen. Hierdoor is [minderjarige] zich meer gaan afzetten en heeft zij zelfbepalend en risicovol gedrag laten zien, met als gevolg dat haar plaatsing bij het genoemde pleeggezin niet langer houdbaar was. Ook zijn er zorgen over het gebruik van drugs (wiet), over de sociale contacten die [minderjarige] heeft (gehad), over het vermoeden van alcoholgebruik en haar verbaal agressieve gedrag. In september 2023 is [minderjarige] in het gezin van mevrouw [naam 3] , de moeder van een goede vriend van [minderjarige] , gaan verblijven. Hier voelt zij zich gesteund en gehoord. [minderjarige] lijkt in de thuissituatie van mevrouw [naam 3] wat tot rust te komen. De genoemde zorgen worden in die situatie tot nu toe niet of in mindere mate gezien. [minderjarige] wil graag in het gezin van mevrouw [naam 3] blijven wonen en dat gezin staat daar ook voor open. Hiernaast maakt de Raad zich zorgen over de schoolgang van [minderjarige] , omdat dat niet goed verloopt. Wat ook een zorg betreft, is de relatie tussen de tante en [minderjarige] die ernstig verstoord is geraakt. Hierdoor kan de tante, als gevolg van overbelasting, geen beslissingen meer nemen over [minderjarige] . Dit maakt dat de tante geen uitvoering meer kan geven aan de voogdij over [minderjarige] , wat maakt dat [minderjarige] zich afgewezen, verdrietig en teleurgesteld voelt. Voorts maakt de Raad zich ernstig zorgen over het feit dat [minderjarige] sinds augustus 2023 geen contact meer met [zoon van minderjarige] heeft gehad. Hoewel er een voorstel ligt om het contact tussen [minderjarige] en [zoon van minderjarige] te hervatten, komt dat niet van de grond omdat het [minderjarige] niet lukt om haar negatieve gevoelens en gedachten over de voormalige pleegouders opzij te zetten. In de toekomst wil [minderjarige] voor [zoon van minderjarige] zorgen, maar onduidelijk is nog wat daar voor nodig is, welke stappen hiervoor doorlopen moeten worden en wat van [minderjarige] wordt verwacht.
4.4
Namens de Raad is tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, verklaard dat het verzoek dient te worden toegewezen. De tante van [minderjarige] is vanwege forse overbelasting en het gegeven dat de relatie met [minderjarige] ernstig verstoord is geraakt, niet in staat om de voogdij over haar uit te oefenen. Het feit dat de tante ook niet tijdens deze mondelinge behandeling is verschenen, maakt dat een duidelijk signaal wordt afgegeven. Gekeken is of andere familieleden de voogdij over kunnen nemen, maar het is beter als de voogdij bij de GI komt te liggen. De Raad heeft een meerderjarigverklaring overwogen, maar dat lukt op dit moment niet nu [minderjarige] niet de verantwoordelijkheid draagt voor de verzorging en opvoeding van [zoon van minderjarige] . Hier komt bij dat de situatie dusdanig complex is, dat het de vraag is of zo’n verklaring op dit moment passend en haalbaar zou zijn. Belangrijk is dat de GI, als zij de voogdes van [zoon van minderjarige] wordt, het contact tussen [zoon van minderjarige] en [minderjarige] gaat oppakken.
Standpunt van de GI
4.5
Namens de GI is tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, verklaard dat de GI de voogdij over [minderjarige] op zich kan nemen. Het contact tussen [minderjarige] en [zoon van minderjarige] is sinds 2 november 2023 opgestart en vindt iedere week plaats. Hierbij zijn de GI, de pleegvader of -moeder van [zoon van minderjarige] en mevrouw [naam 3] betrokken. Gezien wordt dat de contactmomenten tussen [minderjarige] en [zoon van minderjarige] lastig verlopen, omdat [minderjarige] veel spanning ervaart door de aanwezigheid van de pleegvader of -moeder van [zoon van minderjarige] . Hierdoor sluit [minderjarige] tijdens het contact met [zoon van minderjarige] op dit moment onvoldoende aan bij de behoeften van [zoon van minderjarige] . De situatie is op 15 december 2023 geëvalueerd. Uit deze evaluatie is gekomen dat de pleegvader of
-moeder van [zoon van minderjarige] niet tijdens het contact tussen [minderjarige] en [zoon van minderjarige] in de speelkamer van de GI aanwezig moeten zijn. Het contact moet alleen tussen [minderjarige] en [zoon van minderjarige] plaatsvinden. Dat contact zal vanaf 10 januari 2024 door [hulpverlener 2] begeleid worden. [hulpverlener 2] zal [minderjarige] tijdens de contactmomenten begeleiden en zal bezien hoe de interactie met [zoon van minderjarige] verloopt. Hiernaast is namens de GI naar voren gebracht dat gezien wordt dat [minderjarige] , nu zij in het gezin van mevrouw [naam 3] verblijft, meer rust heeft. Weliswaar vinden er ook in de thuissituatie van mevrouw [naam 3] woordenwisselingen plaats, maar zij reageert consequent en stelt grenzen. [minderjarige] kan in dat soort situaties nog steeds weggaan, maar krijgt het gevoel dat, als zij terugkeert, zij mag terugkomen. De netwerkscreening van het gezin van mevrouw [naam 3] bevindt zich in de afrondende fase en zal waarschijnlijk positief zijn. In de situatie van [minderjarige] zijn een aantal onderdelen vastgelopen, waaronder werk, school en het contact met [zoon van minderjarige] . De GI vindt het noodzakelijk dat [minderjarige] een vorm van therapie gaat volgen, zoals het MBT-A-traject bij de [hulpverlener 1] dat zich ook richt op het aangaan van hechtingsrelaties. Voorts is namens de GI aangegeven dat zij het positief vindt dat [minderjarige] met de GI gesprekken kan voeren en dat er een vertrouwensrelatie bestaat. [minderjarige] neemt dingen aan, maar kan snel uit emotie reageren. In gesprek met de GI heeft [minderjarige] aangegeven open te staan voor hulpverlening vanuit [hulpverlener 2] , maar het is de vraag wat [minderjarige] in de praktijk met de tips en adviezen gaat doen. Ten slotte is namens de GI benadrukt dat het belangrijk is dat het contact met [zoon van minderjarige] positief gaat verlopen en dat [minderjarige] zelf voor [zoon van minderjarige] wil gaan zorgen, dat daarvoor nog wel veel moet gebeuren en dat therapie daarvan een onderdeel is.
4.6
De rechtbank overweegt als volgt.
Wettelijk kader
4.6.1
Op grond van het bepaalde in artikel 1:327 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank de voogdij van een natuurlijk persoon beëindigen indien:
een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de voogd niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn; of
de voogd het gezag misbruikt; of
niet beschikt over de ingevolge artikel 2 van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie vereiste beginseltoestemming.
4.6.2
Op grond van het bepaalde van artikel 1:334 lid 1 BW voorziet de rechtbank, indien zij de beëindiging van de voogdij uitspreekt, tevens in het gezag, behoudens het bepaalde in het derde lid.
Inhoudelijke beoordeling
4.6.3
De rechtbank vindt dat in deze zaak getoetst moet worden aan artikel 1:327 sub a BW en moet daarom in eerste instantie de vraag beantwoorden of [minderjarige] zodanig opgroeit dat zij in haar ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. Die vraag moet de rechtbank bevestigend beantwoorden. [minderjarige] heeft in het verleden meerdere ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt, waaronder het overlijden van haar beide ouders, de alcoholproblematiek van haar moeder en de onverwachte bevalling van [zoon van minderjarige] . In maart 2022 is [minderjarige] met [zoon van minderjarige] en haar [broertje] in het gezin van de [pleegouders] geplaatst, maar daar is zij niet of niet voldoende tot gewenning gekomen. [minderjarige] is zich in dat gezin gaan afzetten en heeft zelfbepalend en risicovol gedrag laten zien, met zorgen over het vermoeden van alcoholgebruik en het aangaan van risicovolle contacten. Ook het gebruik van drugs (wiet) vormt een bedreiging van de ontwikkeling van [minderjarige] . Hier komt bij dat [minderjarige] in 2023 door de [hulpverlener 1] gediagnostiseerd is met PTSS, ODD en borderline.
Op dit moment verblijft [minderjarige] in het gezin van mevrouw [naam 3] . Gezien wordt dat [minderjarige] daar meer rust lijkt te ervaren en dat haar zorgelijke gedrag minder of (nog) niet wordt gezien. Hiernaast maakt de rechtbank zich ernstig zorgen over het gegeven dat [minderjarige] is gestopt met haar opleiding en bijbaan. Weliswaar is [minderjarige] met behulp van mevrouw [naam 3] bezig om zich te oriënteren op een andere opleiding, maar een definitieve keuze is nog niet gemaakt. Zorgelijk is dat [minderjarige] hierdoor niet of onvoldoende tot haar ontwikkelingstaken komt en zich qua ontwikkeling en financieel gebied onvoldoende kan voorbereiden op de eventuele opvoeding en verzorging van [zoon van minderjarige] in de toekomst. Hier komt bij dat [minderjarige] niet of niet voldoende lijkt open te kunnen staan voor therapie en de adviezen die gegeven worden.
4.6.4
Vervolgens moet de rechtbank de vraag beantwoorden of de voogd niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van [minderjarige] aanvaardbaar te achten termijn. Ook deze vraag moet de rechtbank bevestigend beantwoorden. Bij beschikking van deze rechtbank van 21 juni 2023 is de voogdij van de tante over [minderjarige] geschorst. De GI is in de genoemde beschikking belast met de voorlopige voogdij over [minderjarige] . Deze beslissing is bij beschikking van deze rechtbank van 21 juni 2023 gehandhaafd respectievelijk verlengd. In de laatstgenoemde beschikking heeft de rechtbank overwogen dat de tante niet meer in staat is de voogdij over [minderjarige] in te vullen zoals dat zou moeten. De rechtbank stelt nu vast dat uit het onderzoek van de Raad is gebleken dat de relatie tussen de tante en [minderjarige] ernstig verstoord is geraakt. Hierdoor kan de tante, als gevolg van forse overbelasting, geen beslissingen meer nemen over [minderjarige] of over zaken die betrekking hebben op [minderjarige] . Hierdoor kan de tante [minderjarige] niet langer sturen en ondersteunen, geen beslissingen meer over [minderjarige] nemen en kan zij de voogdijmaatregel niet langer uitvoeren. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] is om het – onweersproken – verzoek van de Raad toe te wijzen en de voogdij van de tante over [minderjarige] te beëindigen.
4.6.5
Omdat de beëindiging van de voogdij ertoe zal leiden dat er een gezagsvoorziening over [minderjarige] komt te ontbreken, zal de rechtbank op grond van artikel 1:334 lid 1 BW een voogd over haar benoemen. De rechtbank is van oordeel dat de GI moet worden belast met de voogdij over [minderjarige] . De GI heeft zich bereid verklaard de voogdij over [minderjarige] op zich te nemen. De eerder bij [minderjarige] en [zoon van minderjarige] betrokken jeugdbeschermers zullen ook betrokken zijn in het kader van de voogdijmaatregel. Mede gelet op de instemming van [minderjarige] zal daarom de GI tot voogdes worden benoemd.
4.6.6
De rechtbank overweegt, wellicht ten overvloede, als volgt. In deze zaak is het belangrijk dat met alle betrokken partijen wordt gewerkt aan het opdoen van succeservaringen in het contact(herstel) tussen [minderjarige] en [zoon van minderjarige] .
De rechtbank verwacht ook van de GI dat zij met [minderjarige] in gesprek gaat over het volgen van therapie. Hierbij dient zo mogelijk mevrouw [naam 3] , als vertrouwenspersoon van [minderjarige] , betrokken te worden. De rechtbank heeft met [minderjarige] afgesproken dat zij zal gaan nadenken over het volgen van therapie. De rechtbank wil aan [minderjarige] meegeven dat het belangrijk is dat zij wel een vorm van therapie gaat volgen, omdat dit zowel voor haar eigen ontwikkeling en welzijn als voor [zoon van minderjarige] belangrijk is.
4.7
De rechtbank zal deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat die beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
4.8
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
beëindigt de voogdij van mevrouw [de tante] , geboren op [geboortedag 2] 1969 in [plaats 1] , over [minderjarige] , geboren op [geboortedag 1] 2007 in [plaats 1] ;
5.2
benoemt tot voogdes over [minderjarige] , voornoemd, de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming west Zeeland, gevestigd in Middelburg;
5.3
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2024 in aanwezigheid van mr. Hol, griffier.
(TH)
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.