In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 februari 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de beëindiging van de voogdij van de tante over de minderjarige [minderjarige] en de benoeming van Stichting Jeugdbescherming West Zeeland als nieuwe voogdes. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek ingediend, waarbij werd gesteld dat de voogdij van de tante niet langer in het belang van [minderjarige] was, gezien de ernstige verstoring van de relatie tussen hen en de overbelasting van de tante. De rechtbank heeft vastgesteld dat [minderjarige] in haar ontwikkeling ernstig wordt bedreigd door de omstandigheden, waaronder het overlijden van beide ouders en problematische gedragingen. De rechtbank heeft de voogdij van de tante beëindigd en de GI benoemd tot nieuwe voogdes, met de verwachting dat deze zal bijdragen aan de ontwikkeling en het welzijn van [minderjarige]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep.