ECLI:NL:RBZWB:2024:1049

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
02/233754-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor bezit van vuurwapens en munitie met verhoogde strafmaat

Op 22 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie. De verdachte, geboren in 1985 en preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Grave, werd bijgestaan door raadsman mr. G.J. Woodrow. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 8 februari 2024, waarbij de officier van justitie, mr. I.M. Peters, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging werd gewijzigd en de verdachte werd beschuldigd van het bezit van een revolver, pistool en semi-automatisch kogelgeweer, evenals munitie.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De verklaring van de verdachte dat hij niet op de hoogte was van de wapens en munitie werd als ongeloofwaardig beschouwd. De rechtbank stelde vast dat de wapens en munitie in de auto en schuur van de verdachte waren aangetroffen, wat duidde op zijn wetenschap en beschikking over deze goederen. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar een derde persoon die mogelijk verantwoordelijk zou zijn voor de wapens.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 28 maanden, hoger dan de eis van de officier van justitie, vanwege de ernst van de feiten en de maatschappelijke impact van het ongecontroleerd bezit van vuurwapens. De rechtbank benadrukte dat het bezit van vuurwapens leidt tot gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 26 en 57 van de Wet wapens en munitie en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/233754-23
vonnis van de meervoudige kamer van 22 februari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
preventief gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Grave,
[adres] ,
raadsman mr. G.J. Woodrow, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 februari 2024, waarbij de officier van justitie, mr. I.M. Peters, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
een revolver, pistool en semi-automatisch kogelgeweer (feit 1) en munitie (feit 2) in zijn bezit heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de vuurwapens en de bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad. Zij acht de verklaring van de verdachte, dat hij niet zou hebben geweten dat [naam] wapens bij zich had en bij hem heeft achtergelaten en dat hij niks met wapens heeft, ongeloofwaardig. De ongeloofwaardige verklaring van verdachte in combinatie met het feit dat er zowel een vuurwapen en munitie in de auto als meerdere vuurwapens en munitie in de schuur van verdachte zijn aangetroffen, maakt dat verdachte wetenschap van die spullen heeft gehad.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van het tenlastegelegde. Ter onderbouwing is aangevoerd dat het door verdachte geschetste alternatieve scenario onvoldoende is onderzocht, zodat dat niet kan worden uitgesloten. Verdachte heeft geen wetenschap gehad van de aanwezigheid van de vuurwapens en de munitie.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Voor een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een wapen of munitie is vereist dat de verdachte het wapen of de munitie bewust aanwezig had. De verdachte moet zich bewust zijn geweest van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen of de munitie, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad. Ook moet voor het voorhanden hebben van een wapen of munitie de verdachte daarover feitelijke macht kunnen uitoefenen in die zin dat hij daarover kan beschikken. Daarvoor hoeft het wapen of de munitie zich niet noodzakelijkerwijs in de directe nabijheid van de verdachte te bevinden.
De rechtbank stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 12 september 2023 is tijdens een doorzoeking in de Seat Ibiza, die bij verdachte in gebruik was, een sporttas aangetroffen met daarin onder meer een semi-automatisch kogelgeweer, verschillende soorten munitie, 3 patroonmagazijnen, een kogelwerend vest en verschillende accessoires voor vuurwapens, waaronder een geluidsdemper en een laserrichter. In een Aldi-tas in de schuur, behorende bij de woning van verdachte, zaten een revolver, een pistool, munitie en 2 kogelwerende vesten. Het pistool bleek te zijn omgebouwd om volautomatisch mee te kunnen vuren.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de plaatsen waar de wapens en de munitie zijn aangetroffen, te weten de kofferbak van de auto die bij verdachte in gebruik was en de schuur van verdachte, behorende bij zijn woning, bewezen is dat verdachte de wapens en munitie aanwezig had en dat hij daarover kon beschikken.
In zijn algemeenheid geldt als uitgangspunt dat men weet welke goederen zich in de eigen woning (en auto en schuur) bevinden en dat men daar ook verantwoordelijk voor is.
Voor wat betreft de wetenschap van de aanwezigheid van de wapens heeft verdachte een alternatief scenario geschetst. Dit scenario, dat ene [naam] de sporttas en de Aldi-tas met de wapens en munitie in de auto respectievelijk de schuur van verdachte heeft gelegd, zonder dat verdachte op de hoogte was van de inhoud, is ongeloofwaardig. Niet valt in te zien, waarom een derde, die verdachte toevallig kort daarvoor op straat is tegengekomen, zonder medeweten van verdachte een tas vol met wapens en munitie in zijn kofferbak zou leggen en de spullen vervolgens eigenhandig zou willen verdelen over de kofferbak en de schuur van verdachte zonder dat verdachte hiervan op de hoogte was en zonder concrete afspraken te maken over het ophalen van de spullen. Dit, terwijl de betreffende persoon volgens verdachte twee dagen later naar Marokko zou vertrekken.
Daar komt bij dat de verklaring van verdachte op meerdere vlakken inconsistent is. Enerzijds verklaart verdachte dat hij [naam] ziet als een ‘broertje’ en dat hij hem goed kent. Anderzijds dat hij hem maanden niet heeft gezien en niet weet waar hij woont. Daarbij constateert de rechtbank dat verdachte ook wisselend is in zijn verklaring over het moment van het zien rommelen van [naam] in zijn schuur. Bovendien zou deze [naam] verdachte die dag zijn paspoort in bewaring hebben gegeven. Verdachte verklaart echter wederom wisselend over het moment waarop hem dit paspoort zou zijn gegeven. Het paspoort is bovendien in een winterjas in de kledingkast in de woning aangetroffen, terwijl het een zeer warme dag was. De verklaring die verdachte daarover heeft gegeven, overtuigt niet.
Het verweer van de verdediging dat de politie nader onderzoek had moeten doen naar [naam] wordt, in het licht van de ongeloofwaardigheid van de verklaring van verdachte, dan ook door de rechtbank verworpen. Daar komt bij dat uit het dossier blijkt dat van [naam] geen woon-of verblijfplaats bekend is.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank ervan overtuigd dat verdachte wist van de wapens en munitie en deze dus bewust aanwezig heeft gehad.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
op 12 september 2023 te Tilburg wapens van categorie II en III van de Wet wapens en munitie, te weten
- een revolver (Smith & Wesson, .357 Magnum), zijnde een vuurwapen in de zin van categorie III, onder 1 en
- een pistool (Glock, type 19 GenS, kaliber 9x19 mm), zijnde een vuurwapen in de zin van categorie II, onder 2 en
- een semi-automatisch kogelgeweer (Astra Arms, STG 4, kaliber .223 Remington (5.56x45 mm), zijnde een vuurwapen in de zin van categorie III, onder 1
zijnde vuurwapens in de vorm van een geweer, revolver en pistool, voorhanden heeft gehad;
feit 2
op 12 september 2023 te Tilburg munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten diverse kogelpatronen en doosjes met munitie, merken S&B, CBC, Geco, MCP, MEN, G.F.L. / type centraalvuur / kaliber 9mm Br (Browning), C (9x17 mm), 9mm Luger (9x19 mm), 9x21 mm, .357 Magnum, .38 Special, 5.56x45 mm, voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De straf die aan verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft drie vuurwapens, waaronder een automatisch en een semi-automatisch exemplaar en een flinke hoeveelheid munitie voorhanden gehad in zijn auto en schuur. De munitie is grotendeels geschikt voor de aangetroffen vuurwapens en deze konden dus daadwerkelijk worden gebruikt. Daarnaast is het zeer bedenkelijk, dat er onder meer ook kogelwerende vesten, een geluidsdemper, een laserrichter en meerdere patroonmagazijnen zijn aangetroffen. Dit weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee.
Het ongecontroleerd bezit van vuurwapens kent geen ander doel dan het toebrengen van ernstige schade aan anderen en/of de maatschappij en leidt tot gevoelens van angst en onveiligheid. Die gevoelens worden versterkt door het feit dat vuurwapens steeds vaker worden gebruikt bij het plegen van strafbare feiten. Gelet op de toename van het vuurwapenbezit en het gevaarzettend karakter daarvan, dient er daarom streng tegen te worden opgetreden.
Voor het bepalen van de strafmodaliteit heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. De oriëntatiepunten gaan, indien sprake is van het voorhanden hebben van een wapen van categorie III in een auto op de openbare weg, uit van 8 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Voor het voorhanden hebben van een wapen van categorie II en III in een woning gaan de oriëntatiepunten uit van 12 respectievelijk 4 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank stelt voor de straftoemeting de schuur gelijk aan de woning.
In de persoon van verdachte zijn geen omstandigheden naar voren gekomen om in strafmatigende zin af te wijken van de oriëntatiepunten.
Gelet op de oriëntatiepunten en de combinatie van vuurwapens, munitie en bijbehorende goederen, zoals hierboven omschreven, is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert teruggave van het in beslag genomen paspoort aan de rechthebbende.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzet zich niet tegen teruggave van het in beslag genomen voorwerp aan de rechthebbende.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave van het paspoort gelasten aan [naam], omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26, 55 van de Wet Wapens en Munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 2º
feit 2:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 28 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan [naam] van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten: Marokkaans paspoort, groen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L.J. Martens, voorzitter, mr. S.W.M. Speekenbrink en
mr. R.J.H. van der Linden, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.W. Schalk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 februari 2024.
mr. D.L.J. Martens is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.