In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 februari 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van de zorg- en opvoedingstaken en het hoofdverblijf van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vrouw, vertegenwoordigd door mr. R.G.J. van Kerkhof, verzocht om een wijziging van de zorg- en contactregeling, terwijl de man, vertegenwoordigd door mr. P.B.J. Dekker, zich daartegen verzet en zelf een zelfstandig verzoek indient om het hoofdverblijf van [minderjarige 2] bij hem te vestigen. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw toegewezen en de verzoeken van de man afgewezen, waarbij zij heeft overwogen dat de huidige zorgregeling niet optimaal werkt voor [minderjarige 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden en dat de huidige regeling leidt tot onrust en vermoeidheid bij [minderjarige 2]. De rechtbank heeft besloten dat [minderjarige 2] bij de man verblijft van vrijdagmiddag na school tot zondagavond om de veertien dagen, met een verdeling van de zorg tijdens vakanties en feestdagen in onderling overleg. De verzoeken van de man om het hoofdverblijf van [minderjarige 2] bij hem te vestigen zijn afgewezen, omdat de rechtbank van mening is dat de vrouw meer structuur en duidelijkheid biedt aan [minderjarige 2]. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.