ECLI:NL:RBZWB:2024:1019

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
AWB- 24_306 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking van voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op het verzoek van een verzoeker om het UWV te veroordelen in de proceskosten die hij heeft moeten maken voor het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een beslissing van het UWV, dat op 21 december 2023 heeft bepaald dat de verzoeker vanaf 29 november 2023 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet. De verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Op 17 januari 2024 heeft het UWV het bezwaar gegrond verklaard en de verzoeker per 29 november 2023 een ZW-uitkering toegekend. Hierop heeft de verzoeker op 25 januari 2024 het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De voorzieningenrechter heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. Het UWV heeft verzocht om vergoeding conform het Besluit proceskosten bestuursrecht. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat een zitting achterwege blijft en heeft in deze uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling beslist. Op basis van de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht kan de voorzieningenrechter het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het UWV aan de verzoeker is tegemoetgekomen en veroordeelt het UWV in de proceskosten tot een bedrag van € 875,-. Daarnaast overweegt de rechtbank dat het UWV op grond van de wet het griffierecht van € 51,- aan de verzoeker dient te vergoeden, maar dat een veroordeling daartoe niet nodig is. De uitspraak is openbaar gemaakt op 20 februari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/306

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 februari 2024 in de zaak tussen

[naam verzoeker], uit [woonplaats verzoeker], verzoeker

(gemachtigde: mr. M.W. Fakiri),
en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het UWV), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om het UWV te veroordelen in de proceskosten die verzoeker heeft moeten maken voor het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening.
1.1
Bij besluit van 21 december 2023 heeft het UWV bepaald dat verzoeker vanaf 29 november 2023 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Tevens heeft verzoeker een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
1.2
Bij besluit van 17 januari 2024 heeft het UWV het bezwaar van verzoeker gegrond verklaard en per 29 november 2023 aan verzoeker een ZW-uitkering toegekend.
1.3
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker bij brief van 25 januari 2024 het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken en de voorzieningenrechter verzocht om het UWV te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om te reageren op dat verzoek. Het UWV heeft de voorzieningenrechter op 7 februari 2024 verzocht om te vergoeden conform het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
1.4
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat een zitting achterwege blijft en beslist in deze uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang bezien met artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb, kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2.1
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt uit de beslissing op bezwaar van 17 januari 2024 dat het UWV aan verzoeker is tegemoetgekomen. Hierin ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het UWV te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten in verband met het verzoek om voorlopige voorziening.
2.2
Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1).
2.3
De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 51,- aan verzoeker dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De voorzieningenrechter veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier op 20 februari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.