ECLI:NL:RBZWB:2024:1008

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
AWB- 23_2936
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, maar het UWV weigerde deze op basis van de conclusie dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het UWV handhaafde zijn standpunt. De rechtbank heeft het beroep op 17 januari 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV.

De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV onderzocht, die was gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen. Eiseres had gezondheidsklachten, waaronder fibromyalgie en spastische darmen, en stelde dat haar beperkingen niet correct waren vastgesteld. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd, omdat de medische beoordeling zorgvuldig was uitgevoerd en de beperkingen van eiseres adequaat waren vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML).

De rechtbank oordeelt dat de door het UWV geselecteerde functies passend zijn voor eiseres, gezien haar opleidingsniveau en de vastgestelde beperkingen. Eiseres had geen gronden aangevoerd die de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid konden weerleggen. Daarom verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en bevestigt zij de weigering van de WIA-uitkering per 16 september 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2936 WIA

uitspraak van 12 februari 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. A.E.E. Vollebregt,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Rotterdam), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
1.1.
Het UWV heeft met het besluit van 2 september 2022 (primair besluit) geweigerd per 16 september 2022 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit van 18 april 2023 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 17 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV, [naam 1] .

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 16 september 2022. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2.
Eiseres is werkzaam geweest als medewerker huishoudelijke dienst voor 36 uur per week bij [b.v.] Voor dat werk is zij op 18 september 2020 uitgevallen, wegens diverse gezondheidsklachten waaronder fibromyalgie en spastische darmen. Op 8 juni 2022 heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd.
In het primaire besluit heeft het UWV geweigerd per 16 september 2022 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen. Met het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1.
Verzekeringsarts [naam 2] heeft het dossier bestudeerd en eiseres gezien op het spreekuur waarbij psychisch en lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden. De verzekeringsartsarts stelt dat eiseres bekend is met pijnklachten in het kader van fibromyalgie/somatoforme stoornis en spastische darmen. Eiseres heeft oefentherapie gevolgd en is onder behandeling van de pijnpoli. Eiseres blijft pijnklachten in spieren en gewrichten houden waardoor ze belemmeringen ervaart ten aanzien van fysieke inspanningen. Bij lichamelijk onderzoek zijn er aanwijzingen voor antalgisch verminderde gewrichtsfunctie met name in de nek en rug. Rekening houdend met de pijnklachten en de darmklachten in het kader van een somatisch-symptoomstoornis, wordt er rekening gehouden met beperkingen ten aanzien van arbeid. Er gelden beperkingen ten aanzien van een dwingend werktempo en, vanwege gebruik van medicatie met mogelijke invloed op alertheid en rijvaardigheid, ten aanzien van een verhoogd persoonlijk risico en beroepsmatig autorijden. Verder dient er rekening te worden gehouden met veelvuldige trillingsbelasting en met zware dynamische en statische belasting van de spieren en gewrichten. De arbeidsbeperkingen zijn volgens de verzekeringsarts duurzaam. Eiseres heeft verminderde functionele mogelijkheden als gevolg van ziekte of gebrek. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 4 augustus 2022.
Verzekeringsarts b&b [naam 3] heeft het dossier bestudeerd en de hoorzitting bijgewoond. De verzekeringsarts b&b stelt dat de ingebrachte bezwaren niet kunnen leiden tot aanpassing van het ingenomen standpunt door de verzekeringsarts. Bij de opgestelde belastbaarheid is namelijk in voldoende mate rekening gehouden met de aanwezige pathologie en de hieruit voortvloeiende beperkingen in normaal functioneren. De verzekeringsarts is bij de opstelling van de rapportage zorgvuldig te werk gegaan door de conclusie te baseren op anamnese, het eigen medisch onderzoek en de reeds in het dossier beschikbare informatie. Het is de verzekeringsarts b&b niet gebleken dat de verzekeringsarts een onjuist of onvolledig beeld heeft gehad van de gezondheidstoestand van eiseres en de daaruit voor het verrichten van arbeid voortvloeiende medische beperkingen. In bezwaar zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen die aanleiding geven om meer of verdergaande beperkingen aan te nemen. Eiseres geeft aan de hand van de FML aan waarin zij nog meer beperkt is. Echter, het hebben van klachten en het ervaren van beperkingen betekent niet zonder meer dat ook verzekeringsgeneeskundige beperkingen moeten worden aangenomen op basis van ziekte of gebrek. De FML is geen registratie van klachten, maar het resultaat van de medische beoordeling. In de beoordeling van de functionele mogelijkheden is niet de subjectieve klachtenervaring doorslaggevend, maar de mate waarin de beperkingen ten aanzien van het verrichten van de arbeid objectief medisch kunnen worden onderbouwd, zodat aan de door eiseres geschetste klachten, hoe invoelbaar ook, geen doorslaggevende waarde mag worden gehecht.
4.2.
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij meer beperkt is dan door de verzekeringsarts is aangenomen. Gelet op haar klachten en beperkingen is zij dan ook niet in staat de geselecteerde functies te verrichten. De verzekeringsarts gaat uit van een somatofore stoornis, terwijl duidelijk is dat er veel meer aan de hand is. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft eiseres in bezwaar een verklaring van haar huisarts van 25 oktober 2022 overgelegd. Gelet op de klachten die eiseres ervaart, is het duidelijk dat eiseres nog nauwelijks een leefbaar leven kan leiden. Er moeten dan ook meer beperkingen worden aangenomen in persoonlijk en sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden. Het bestreden besluit is onvoldoende gemotiveerd.
4.3.
Naar aanleiding van het beroep heeft de verzekeringsarts b&b gekeken of het beroep aanleiding geeft om het eerder ingenomen standpunt te wijzigen. De verzekeringsarts b&b stelt dat eiseres het afgelopen jaar bij diverse specialisten onder behandeling is geweest voor klachten die reeds bij het UWV bekend waren vanuit eerdere beoordelingen. Er wordt door geen van de specialisten pathologie genoemd op grond waarvan er aanleiding is om de FML te wijzigen. Er is volgens de verzekeringsarts b&b sprake van chronische pijnklachten waarbij het aangewezen is normaal te bewegen zonder te overbelasten. Daarnaast heeft eiseres aspecifieke klachten in haar linker elleboog en handklachten bij artrose. De MDL- arts noch neuroloog vermelden afwijkingen. In de opgestelde FML van 2 augustus 2022 wordt in zeer ruime mate rekening gehouden met beperkingen, meer dan waar op grond van de medische gegevens aanleiding voor is. Het beroepschrift met onderliggende stukken geeft geen aanleiding om het eerder ingenomen standpunt te wijzigen.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder de chronische pijnklachten, fybromyalgie en spastische darmen. Uit de verklaring van de huisarts van 25 oktober 2022 blijkt dat eiseres is gediagnosticeerd met het chronisch benigne pijnsyndroom. Daarnaast verklaart de huisarts dat eiseres sinds jaren buikpijnklachten heeft, maar dat uitgebreid onderzoek via de MDL-arts hier geen verklaring voor kon geven, waarop er verder onderzoek is ingezet en eiseres is doorverwezen. Deze verklaring van de huisarts heeft de verzekeringsarts b&b betrokken in zijn beoordeling van 11 april 2024. Er is door de verzekeringsarts b&b deugdelijk en inzichtelijk gemotiveerd waarom deze informatie niet tot een ander oordeel kan leiden, nu deze medische informatie geen andere problemen benoemt dan waar de verzekeringsarts ook van uit is gegaan.
Daarnaast heeft de verzekeringsarts b&b naar aanleiding van het beroepschrift en de in beroep ingebrachte medische informatie gekeken of er aanleiding was om het eerder ingenomen standpunt te wijzigen. De informatie die eiseres in beroep heeft ingebracht is door de verzekeringsarts b&b bestudeerd en geeft geen aanleiding om meer beperkingen aan te nemen. De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Dat de diagnose fybromyalgie niet expliciet in een code is opgenomen in het rapport van de verzekeringsarts, maakt dat oordeel niet anders. Uit de rapportages van beide verzekeringsartsen blijkt dat zij alle objectiveerbare klachten hebben meegenomen en meegewogen in hun beoordeling.
Niet gebleken is dat in de FML van 4 augustus 2022 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiseres meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1.
Een arbeidsdeskundige en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV hebben, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: baliemedewerker (Sbc-code 315150), technisch werkvoorbereider, planner (Sbc-code 521010) en telefonist, medewerker callcenter (Sbc-code 315174).
5.2.
Eiseres stelt dat zij meer beperkt is en dat zij gelet op haar klachten en beperkingen niet in staat is om de geselecteerde functies te verrichten. Zij merkt daarbij op dat de FML dermate ver aangepast moet worden dat de rapportage van de arbeidsdeskundige b&b slechts beperkte waarde heeft. Daarnaast moet opgemerkt worden dat eiseres een bijzondere opleiding heeft genoten. Deze opleiding kan niet worden gelijkgesteld met een MBO 3 opleiding. Het betrof een zuiver op het slagersvak gerichte opleiding waarbij ook geen enkele aandacht was voor ‘normale’ MBO 3 vakken, zoals diverse talen. De betreffende opleiding heeft alleen waarde voor het slagersvak. Daarmee kan eiseres ook niet voldoen aan de opleidingseisen van de geduide functies. Gelet daarop is eiseres van mening dat de arbeidskundige beoordeling niet in stand kan blijven.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat in de rapportages van de arbeidsdeskundige en de arbeidsdeskundige b&b inzichtelijk is gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die aan de geduide functies zijn verbonden. In het rapport van de arbeidsdeskundige van 1 september 2022 is gemotiveerd dat eiseres een slagersvakopleiding heeft genoten. Deze opleiding vertegenwoordigt een MBO 3 niveau. De arbeidsdeskundige b&b heeft dit standpunt in zijn rapportage van 12 april 2023 nog nader onderbouwd. De rechtbank kan de arbeidsdeskundige b&b volgen in de stelling dat eiseres gedurende zes jaar een slagersvakopleiding heeft gevolgd en dat zij daarvoor ook een diploma heeft behaald. Dit betreft een beroepsgerichte opleiding tot vakmanschap MBO 3. Een MBO 3 opleiding is een opleiding die gericht is op vakmanschap in een bepaald beroep. Deze opleidingen zijn niet expliciet gericht op een taal. De arbeidsdeskundige b&b heeft voldoende gemotiveerd waarom hij van mening is dat de door eiseres gevolgde slagersvakopleiding kan worden gelijkgesteld met een MBO 3 opleiding. Daar komt nog bij dat eiseres haar stelling dat de door haar gevolgde opleiding niet kan worden gelijkgesteld met een MBO 3 opleiding, niet nader heeft onderbouwd. Nergens blijkt uit dat de door eiseres gevolgde slagersvakopleiding anders is dan de huidige MBO 3 opleidingen waarbij studenten ook worden opgeleid tot een bepaald vakmanschap, zoals kapper, bloemist, kok, eerste monteur of dakdekker.
De rechtbank is van oordeel dat de geduide functies passend zijn, nu er voor de geduide functies geen verdere voorwaarden worden gesteld aan de richting van de gevolgde MBO- opleiding of specifieke vakken die noodzakelijk worden geacht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 16 september 2022.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 16 september 2022.
8. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt zij het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo griffier, op 12 februari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage

Wettelijk kader
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen:
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.