ECLI:NL:RBZWB:2024:1003

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
C/02/418765 / FA RK 24/538
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Gremmen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 8 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1963. De officier van justitie had op 6 februari 2024 een verzoek ingediend tot verlenging van de crisismaatregel, die oorspronkelijk op 5 februari 2024 door de burgemeester van Tilburg was opgelegd. De betrokkene verblijft in de accommodatie van GGz Breburg en is onder behandeling vanwege psychische stoornissen, waaronder persoonlijkheidsstoornissen en verslavingsproblematiek.

Tijdens de mondelinge behandeling op 8 februari 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de rechter heeft haar wel geprobeerd te horen. De betrokkene weigerde echter om te reageren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige verwaarlozing, en dat de betrokkene niet in staat is om voor zichzelf te zorgen. De rechtbank oordeelt dat de voorgestelde verplichte zorg noodzakelijk is om het ernstige nadeel af te wenden.

De rechtbank verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken, tot en met 29 februari 2024. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Gremmen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. Wallerbos als griffier. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/418765 / FA RK 24/538
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 8 februari 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot verlenging van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1963 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonadres] ,
thans verblijvende in de accommodatie van GGz Breburg, [adres] te [plaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. H.M.Th. de Pont te Tilburg.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 6 februari 2024, waarin de officier van justitie heeft verzocht om voortzetting van de op 5 februari 2024 opgelegde crisismaatregel. Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beschikking van de burgemeester van de gemeente Tilburg tot het nemen van de crisismaatregel van 5 februari 2024;
  • een episodejournaal;
  • de medische verklaring van 5 februari 2024;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) en de Wvggz;
  • een afschrift van de justitiële documentatie en/of de politiemutaties.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 8 februari 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door mr. De Pont;
  • dr. [naam 1] , arts in opleiding tot specialist (AIOS);
  • [naam 2] , verpleegkundige.
1.4.
Bij aanvang van de mondelinge behandeling constateert de rechter dat betrokkene niet is verschenen. Uit artikel 7:8, eerste lid Wvggz in samenhang gelezen met artikel 6:1, eerste lid Wvggz volgt dat de rechter de betrokkene hoort na ontvangst van het verzoekschrift voor een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, tenzij de rechter vaststelt dat betrokkene niet in staat is of niet bereid is zich te doen horen.
Bij aanvang van de mondelinge behandeling is de rechter naar de kamer van betrokkene gelopen. Betrokkene lag daar in een ‘tentbed’ (posey-bed). De rechter heeft aan betrokkene gevraagd of zij gehoord wil worden over het verzoek en of zij iets wil zeggen. Daarop heeft betrokkene gereageerd door hard ‘nee’ te roepen. Nadat de rechter de vraag heeft herhaald, heeft betrokkene aan de rechter gevraagd of zij doof is.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat betrokkene niet bereid is om zich te doen horen. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek daarom buiten aanwezigheid van betrokkene voortgezet.
1.5.
De officier van justitie is, zoals hij al aangaf in zijn verzoek, niet op de mondelinge behandeling verschenen en is dus ook niet gehoord.

2.Het verzoek

2.1.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank om een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor betrokkene te verlenen.

3.De standpunten

3.1.
De arts heeft, samengevat, aangegeven dat betrokkene enkele dagen geleden in verwarde toestand is opgenomen in het ziekenhuis, op de afdeling Medisch Psychiatrische Unit (MPU). Zij is al langer bekend en in zorg bij de afdeling Dubbele Diagnose (DD). Omdat zij vanuit de MPU niet direct kon worden teruggeplaatst bij DD, verblijft zij nu ter overbrugging op de huidige afdeling, waar haar ook verpleegzorg geboden kan worden. Bij binnenkomst op de afdeling waren er nog korte gesprekken met betrokkene mogelijk. Echter, momenteel is zij volledig uit contact. Het is onduidelijk in hoeverre het delier dat zij heeft gehad en haar persoonlijkheid hierbij een rol spelen. Haar behandelaren van DD herkennen namelijk dit gedrag van cliënt. De arts beschrijft het toestandsbeeld van betrokkene als een mengbeeld voortkomend uit niet aangeboren hersenletsel, verslavingsproblematiek en de persoonlijkheid van betrokkene. Op de afdeling weigert zij alle zorg. Ook heeft zij gedurende twee dagen niet gegeten. Hoewel het onduidelijk is hoe lang zij op de huidige afdeling zal blijven, zal zij niet kunnen terugkeren naar huis.
3.2.
De advocaat heeft, samengevat, aangevoerd dat betrokkene zich verzet tegen de zorg, maar dat zij niet voor zichzelf kan zorgen. Naar de mening van de advocaat is voldaan aan de wettelijke vereisten voor het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel.

4.De beoordeling

4.1.
Bij beschikking van de burgemeester van de gemeente Tilburg van 5 februari 2024 is ten aanzien van betrokkene een crisismaatregel genomen. Op basis daarvan is betrokkene opgenomen en verblijft zij momenteel in bovengenoemde accommodatie.
4.2.
Het vermoeden bestaat dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten persoonlijkheidsstoornissen, middelgerelateerde en verslavingsstoornissen, neurocognitieve stoornissen (o.a. dementie en delier).
4.3.
Uit de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, blijkt dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Het ernstige vermoeden bestaat dat dit onmiddellijk dreigend ernstig nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit de hierboven genoemde psychische stoornis. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
De rechtbank overweegt in dat verband dat betrokkene onder invloed van bovengenoemde psychische stoornis, dan wel vanuit een mengbeeld voortkomend uit niet aangeboren hersenletsel, verslavingsproblematiek en de persoonlijkheid van betrokkene, geagiteerd is en fysiek agressief en opstandig gedrag vertoont. Ze zorgt slecht voor zichzelf, en weigert medische hulp. Voor de opname had ze al dagen niet gegeten. Daarnaast is zij gedesoriënteerd, valgevaarlijk en niet in contact met de behandelaren.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat de in de crisismaatregel genoemde zorg noodzakelijk is om het nadeel af te wenden, te weten:
  • toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • beperken van de bewegingsvrijheid;
  • insluiten;
  • opnemen in een accommodatie.
De rechtbank overweegt daarbij dat het slapen in een posey-bed valt onder de vorm beperken van de bewegingsvrijheid.
4.5.
Betrokkene verzet zich tegen de hiervoor genoemde vormen van verplichte zorg. Ook is zij niet in contact met de behandelaren. Hulpverlening op vrijwillige basis is dan ook niet mogelijk.
4.6.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.7.
De rechtbank is van oordeel dat de voorgestelde verplichte zorg evenredig is en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.8.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend voor de (verzochte) duur van drie weken, tot en met 29 februari 2024.

5.De beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1963 te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 4.4 kunnen worden getroffen;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 29 februari 2024.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2024 door mr. Gremmen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. Wallerbos als griffier, en op 19 februari 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.