Op 2 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 7 juni 2022 te Raamsdonk. De verdachte, geboren in 1955, werd beschuldigd van het veroorzaken van een dodelijk ongeval door geen voorrang te verlenen aan een snorfiets. Tijdens de zitting op 19 december 2023 hebben zowel de officier van justitie, mr. I.M. Peters, als de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De officier van justitie eiste een veroordeling op basis van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (WVW), terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte, stellende dat de verdachte de snorfiets niet had gezien en er onvoldoende bewijs was voor schuld.
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor roekeloosheid of aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag, zoals vereist onder artikel 6 WVW. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet meer dan momentane onoplettendheid had vertoond. Echter, de rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte gevaar op de weg had veroorzaakt door niet te stoppen voor de snorfiets, wat in strijd is met artikel 5 WVW. De rechtbank besloot de verdachte vrij te spreken van het primair ten laste gelegde, maar verklaarde het subsidiair ten laste gelegde bewezen.
Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de geslaagde mediation tussen de verdachte en de nabestaanden van het slachtoffer, evenals met de impact van het voorval op de verdachte en zijn gezin. Gezien deze omstandigheden en het tijdsverloop, besloot de rechtbank geen straf of maatregel op te leggen, met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 2 januari 2024.