ECLI:NL:RBZWB:2023:990

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
AWB- 23_637 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing sluiting horecapand onder voorwaarde van 24 uurs beveiliging

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het bevel tot sluiting van zijn horecapand in Tilburg. De sluiting was opgelegd door de burgemeester na een explosie op 27 december 2022, waarbij een krachtig explosief was gebruikt. De burgemeester oordeelde dat de explosie het woon- en leefklimaat ernstig had aangetast en de openbare orde had verstoord. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. I. Oztas, betwistte de sluiting en de voorwaarden die aan de opheffing waren verbonden, waaronder 24-uurs beveiliging van het pand.

De voorzieningenrechter heeft de zaak op 7 februari 2023 behandeld. Tijdens de zitting is naar voren gekomen dat verzoeker bedreigd was door een groep mannen in verband met een conflict over een schuld van zijn broer. De burgemeester heeft de sluiting van het pand opgeheven onder de voorwaarde dat verzoeker 24 uur per dag beveiliging zou regelen, om de veiligheid te waarborgen en herhaling van het incident te voorkomen. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze voorwaarde, stellende dat er geen acute dreiging meer bestond.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de burgemeester in redelijkheid de sluiting voor drie maanden en de voorwaarde van 24-uurs beveiliging heeft kunnen opleggen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, wat betekent dat verzoeker zijn horecapand alleen mag openen als hij aan de beveiligingsvoorwaarde voldoet. De uitspraak is gedaan op 14 februari 2023 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/637 GEMWT VV

uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 februari 2023 in de zaak tussen

[naam verzoeker] , uit [woonplaats verzoeker], verzoeker

(gemachtigde: mr. I. Oztas),
en

de burgemeester van de gemeente Tilburg, verweerder.

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het bevel tot sluiting van het pand aan [adres pand] te [plaats pand] voor de duur van drie maanden.
1.2
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 februari 2023 op zitting behandeld. Verzoeker is met zijn gemachtigde verschenen. Namens de burgemeester zijn mr. G. Dellevoet en mr. F. van Zoest verschenen.

Voorlopige voorziening

2.1
Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang.
2.3
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Relevante feiten en omstandigheden
3.1
De horecaonderneming [naam onderneming] is gevestigd aan [adres pand] te [plaats pand] en wordt geëxploiteerd door verzoeker.
3.2
Op 27 december 2022, omstreeks 01:59 uur, is door het operationeel centrum van politie de melding uitgegeven dat bij [naam onderneming] aan [adres pand] te [plaats pand] een explosie heeft plaatsgevonden. Uit onderzoek is gebleken dat het gaat om een krachtig explosief. De ruit van de linker toegangsdeur van het pand was opgeblazen. Door de explosie zijn de ramen van de bovenverdieping van een tegenoverliggend pand geklapt en kwamen 7 meter verderop voor een voorbijganger op de grond terecht. Tijdens de explosie was veel uitgaanspubliek in het centrum aanwezig en waren nog veel horecagelegenheden geopend. Was het explosief bij de rechter toegangsdeur van het pand gelegd, waar de gasleiding het pand ingaat, dan had de explosie nog veel ernstigere gevolgen kunnen hebben. Uit camerabeelden is gebleken dat een persoon naar het pand liep voorafgaand aan de explosie. De persoon liep weg bij het pand, waarna de explosie plaatsvond. Dit is vastgelegd in een bestuurlijke rapportage van 27 december 2022.
3.3
De burgemeester heeft op 27 december 2022 het bevel tot sluiting afgegeven. Dit besluit is op 28 december 2022 aan verzoeker bekend gemaakt. De burgemeester is van mening dat door deze opzettelijke explosie het woon- en leefklimaat in het centrum van [plaats pand] ernstig is aangetast en de openbare orde ernstig is verstoord. De veiligheid en gezondheid van omwonenden, voorbijgangers en bezoekers van nabijgelegen horecagelegenheden is ernstig in gevaar is gebracht. Een explosie levert veel maatschappelijke onrust op en vormt een concreet risico voor de veiligheid en openbare orde. Daarnaast acht de burgemeester het risico op herhaling groot. Een periode van rust is nodig om de openbare orde te herstellen en het geeft de politie de gelegenheid om uitvoerig onderzoek te doen.
3.4
Verzoeker heeft op 28 december 2022 aan [naam coördinator] (Bibob-coördinator, in de rol van piketfunctionaris Veiligheid) verklaard dat 3 dagen voorafgaand aan het incident vier mannen hem hebben bezocht in de horecaonderneming. Zij eisten geld dat de broer van verzoeker aan hen verschuldigd was. Ze konden de broer niet vinden, waardoor ze verzoeker verantwoordelijk hielden voor de terugbetaling. De mannen hadden aan verzoeker medegedeeld dat hij moest betalen en anders zijn sleutels van zijn zaak in moest leveren. Dit heeft verzoeker geweigerd, waarnaar de vier mannen hebben verklaard dat hij zijn leven niet meer zeker zou zijn en dat zeker vergeldingsacties zouden volgen. Ook zou verzoeker fysiek mishandeld zijn door de mannen. De dochter van verzoeker is hiervan getuige geweest.
3.5
Verzoeker heeft op 10 januari 2023 tegen het besluit van 27 december 2022 bezwaar gemaakt. Hij heeft een brief van zijn boekhouder overlegd van 18 januari 2023 waarin de boekhouder uiteenzet wat de financiële situatie van de horecaonderneming is en heeft daarnaast verklaard dat de beslissing van de burgemeester het gevolg kan hebben dat de horecaonderneming van verzoeker failliet gaat. Verzoeker heeft tevens een e-mail van zijn broer overlegd van 22 januari 2023, waarin zijn broer uiteenzet waarom de vier mannen verzoeker hebben bedreigd en hij verklaart dat het conflict nu is opgelost.
3.6
In de bestuurlijke rapportage van 28 januari 2023 zijn de verklaringen van de broer van verzoeker vastgelegd. De broer van verzoeker heeft verklaard dat hij een conflict had met een aantal personen en deze personen verantwoordelijk zijn voor de explosie. De broer van verzoeker heeft verder verklaard dat het conflict inmiddels is opgelost.
3.7
De burgemeester heeft met zijn besluit van 1 februari 2023 de sluiting van het pand onder voorwaarde opgeheven. De specifieke voorwaarde betreft dat verzoeker, gedurende de termijn waarin het oorspronkelijke bevel tot sluiting geldt, of eerder, indien er een verdachte van de explosie is opgepakt, 24 uur per dag in beveiliging van het pand te voorzien, welke voldoet aan de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus.
3.8
Verzoeker heeft naar aanleiding daarvan een aanvullend verzoekschrift ingediend. Verzoeker heeft een offerte van een beveiligingsbedrijf overlegd, waaruit blijkt dat de kosten voor de beveiliging in totaal ruim € 40.000,- zullen bedragen. Verzoeker heeft daarnaast een brief van zijn boekhouder overlegd waarin de boekhouder verklaart dat de inkomsten van de horeca-inrichting gemiddeld € 20.000,- per maand bedragen. Verzoeker zal verlies lijden door het 24 uur per dag voorzien van zijn onderneming van beveiliging.
Spoedeisend belang
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoeker heeft aannemelijk gemaakt dat de toekomst van zijn horecaonderneming op het spel staat. Daarnaast heeft verzoeker betoogd dat het bestreden besluit zal leiden tot aantasting van zijn goede naam en klantenverlies.
De gronden van het verzoek
5.1
Verzoeker heeft betoogd dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd dat maatschappelijke onrust in de toekomst is ontstaan door het incident, daarnaast heeft de burgemeester onvoldoende gemotiveerd waarom de sluiting, en de voorwaarde voor de opheffing van die sluiting voor drie maanden is opgelegd. Verzoeker is verder van mening dat geen acute dreiging meer bestaat op herhaling van het incident en dat daarom geen reden bestaat om de voorwaarde van 24 uurs beveiliging op te leggen.
De bevoegdheid van de burgemeester
5.2
De burgemeester heeft aan het bevel tot sluiting artikel 174, tweede lid, van de Gemeentewet ten grondslag gelegd. Deze bepaling biedt de burgemeester de mogelijkheid de sluiting voor een voor het publiek openstaand gebouw te bevelen of voorwaarden te verbinden aan het opschorten van een dergelijke bevel tot sluiting, indien dat met het oog op de bescherming van veiligheid en gezondheid nodig is.
5.3
Volgens vaste rechtspraak [1] geeft het tweede lid van artikel 174 van de Gemeentewet de bevoegdheid om onverwijld in te grijpen in situaties die de veiligheid of de gezondheid bedreigen. Deze bevoegdheid kan uitsluitend worden aangewend indien onverwijld moet worden ingegrepen ter bescherming van de veiligheid en gezondheid. Het moet daarbij gaan om concrete, zich direct aandienende situaties.
5.4
Bij de beoordeling of zich een van de veiligheid of gezondheid bedreigende situatie voordoet, komt de burgemeester beoordelingsvrijheid toe. De rechter mag de uitoefening van die vrijheid slechts terughoudend toetsen. Derhalve staat ter beoordeling of de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat een dergelijke situatie zich op 27 december 2022 voordeed, zodat onverwijlde sluiting van de inrichting nodig was.
5.5
In de bestuurlijke rapportage is omschreven dat het gebruikte explosief krachtig was en wanneer deze geplaatst zou zijn op de rechterdeur van het pand, veel meer schade had kunnen veroorzaken, omdat achter deze deur de gastoevoer in de meterkast zit. De ramen van de bovenverdieping van een tegenoverliggend pand zijn gesprongen door de explosie en de glasscherven zijn 7 meter voor een voorbijganger terecht gekomen. Tijdens de avond van het incident liep er geregeld uitgaanspubliek langs de horecaonderneming. Gelet op de ernst van het incident en de bedreiging voor de veiligheid en gezondheid die daardoor is ontstaan, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester bevoegd is om tot onmiddellijke sluiting van het pand over te gaan.
De sluiting voor de duur van drie maanden
5.6
De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat de burgemeester in redelijkheid de duur van de sluiting heeft kunnen vaststellen op drie maanden, gelet op de aard en ernst van het feit en de kans op herhaling. Die periode is nodig om de rust te doen herstellen en daarnaast heeft de politie tijd nodig om onderzoek te doen. De sluiting van drie maanden is een geschikte en noodzakelijke maatregel om het gevaar te keren. Niet van belang is of de veiligheid of gezondheid bedreigende situatie door verwijtbaar handelen of nalaten van verzoeker is ontstaan. De burgemeester heeft de belangen voor de gezondheid en veiligheid van omwonenden, voorbijgangers en bezoekers van nabijgelegen horecagelegenheden zwaarder mogen laten wegen dan de financiële belangen van verzoeker.
De opheffing van de sluiting onder voorwaarde van 24 uurs beveiliging
5.7
De burgemeester heeft het bevel tot sluiting met ingang van 1 februari 2023 opgeheven onder de voorwaarde dat verzoeker voorziet in beveiliging van het pand gedurende 24 uur per dag. De burgemeester heeft ter zitting toegelicht dat er bewijs is voor het bestaan van een escalerend conflict tussen de broer van verzoeker met een aantal personen. Dit bewijs bestaat uit de verklaringen van verzoeker en zijn broer en uit e-mails en whatsappberichten. Er is echter geen objectief en verifieerbaar bewijs dat het conflict inmiddels is opgelost en de schulden van de broer zijn afgelost. Hiervoor is alleen de verklaring van de broer. Er zijn nog geen verdachten opgepakt en de personen waarmee de broer van verzoeker ruzie had, hebben geen verklaring willen afleggen tegenover de politie. Er is daarom volgens de burgemeester nog onvoldoende zekerheid dat het gevaar op herhaling van het incident volledig is geweken.
De burgemeester meent verder dat niet uitgesloten kan worden dat de explosie bedoeld was om verzoeker in zijn inkomsten te raken. Omdat weer inkomen gegenereerd zal worden na de opschorting van het bevel tot sluiting, acht de burgemeester het in het belang van de veiligheid en gezondheid, dat er 24 uur per dag, zichtbaar, beveiliging aanwezig is bij het pand, ook buiten de openingstijden van verzoeker. De inzet van beveiliging maakt de kans op een nieuw incident (nog) kleiner.
5.8
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester zijn beslissing om de opheffing van de sluiting van het pand alleen toe te staan als wordt voorzien (door verzoeker of door de eigenaar van het pand) in 24 uurs beveiliging, voldoende en adequaat heeft gemotiveerd. De burgemeester kan zich in redelijkheid op het standpunt stellen dat de aard en ernst van het incident niet alleen de sluiting van het pand voor drie maanden rechtvaardigen, maar ook de voorwaarde van 24 uurs beveiliging bij de tussentijdse opheffing van de sluiting, om de kans op herhaling zo klein mogelijk te maken.
5.9
Duidelijk is dat de impact van de sluiting van het pand voor verzoeker groot is. Zijn financiële situatie was al problematisch voor de sluiting en wordt nu alleen maar slechter, omdat zijn financiële lasten doorlopen terwijl hij geen inkomsten meer heeft. Ter zitting is gebleken dat verzoeker inmiddels een uitkering in de zin van de Participatiewet heeft aangevraagd en een voorschot heeft ontvangen. Daarnaast heeft de burgemeester tijdens de zitting verzoeker erop gewezen dat hij een verzoek tot nadeelcompensatie kan indienen en daarbij ook om een voorschot kan vragen.
5.1
De voorzieningenrechter is al met al van oordeel dat de burgemeester in redelijkheid de voorwaarde van 24 uurs beveiliging heeft verbonden aan de opschorting van het bevel tot sluiting. De burgemeester heeft voldoende gemotiveerd waarom deze voorwaarde passend, noodzakelijk en evenwichtig is, ook met inachtneming van de financiële belangen van verzoeker.

Conclusie en gevolgen

6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat verzoeker zijn horecaonderneming alleen mag openen als hij aan de gestelde voorwaarde voldoet. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 14 februari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld: ABRvS 26 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4281.