4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De betrouwbaarheid van aangever
De rechtbank stelt vast dat niet ter discussie staat dat verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op 15 september 2020 samen naar de woning van aangever zijn gegaan en dat in die woning geweld tegen aangever is gebruikt.
De rechtbank stelt voorts vast dat aangever geen volledige openheid van zaken heeft gegeven over de reden van de ontmoeting in zijn woning. Aangever heeft hierover zeer wisselend verklaard en het dossier bevat sterke aanwijzingen dat hij niet op alle onderdelen naar waarheid heeft verklaard. Dit betekent echter niet dat zijn verklaringen reeds om die reden als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt en volledig van het bewijs moeten worden uitgesloten. Wel geeft dit aanleiding om kritisch en met de nodige behoedzaamheid naar de verklaringen van aangever te kijken en deze zorgvuldig af te wegen tegen de overige bewijsmiddelen in het dossier, waaronder de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten.
De rechtbank stelt in dat kader vast dat aangever consistent heeft verklaard over de geweldshandelingen die volgens hem in de woning hebben plaatsgevonden. Daarnaast kan voor meerdere onderdelen van zijn verklaringen wel degelijk steun worden gevonden in de rest van het dossier en niet in de laatste plaats in objectieve bewijsmiddelen, zoals de geneeskundige letselbeschrijving, het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict en de onderzoeksbevindingen van het Nederlands Forensisch Instituut.
Met betrekking tot de verklaringen van de vier verdachten stelt de rechtbank vast dat zij verschillend hebben verklaard over wat er precies in de woning van aangever is gebeurd en wie hierbij welke rol heeft gehad. In hun verklaringen is juist – anders dan bij de verklaringen van aangever het geval is – géén rode draad terug te vinden. Opmerkelijk in dit verband is verder dat verdachten in de tapgesprekken spreken over het afstemmen of veranderen van hun verklaringen. De rechtbank concludeert daarom dat er zeker ook vraagtekens gezet kunnen worden bij de betrouwbaarheid van de verklaringen van verdachten.
Gelet op de hierboven genoemde redenen, is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van aangever niet als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt en volledig van het bewijs dienen te worden uitgesloten. Wel ziet zij aanleiding om deze verklaringen met behoedzaamheid in de bewijsconstructie te gebruiken en dit alleen te doen voor die onderdelen waarvoor voldoende objectief steunbewijs bestaat.
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] samen geweld tegen aangever hebben gebruikt en ook hebben gedreigd met het gebruiken van geweld, waarmee zij trachtten aangever te bewegen tot afgifte van geld.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van feit 1 primair en komt tot een bewezenverklaring van feit 1 subsidiair, zoals hierna onder 4.4 wordt weergegeven.
Ten aanzien van feit 2
Onder feit 2 wordt verdachte verweten dat hij, samen met anderen, aangever wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd. Aangever zou zijn belet om zijn woning te verlaten en daarna zou hij onder dwang hebben moeten plaatsnemen in een auto, waarmee men een stuk is gaan rijden.
De woning van aangever
De rechtbank overweegt dat onder feit 1 reeds is vastgesteld dat tegen aangever geweld is gebruikt in zijn woning. Dit betekent echter niet zonder meer dat aangever ten tijde van deze geweldspleging ook wederrechtelijk van zijn vrijheid werd beroofd. Beoordeeld moet worden of aangever zijn woning kon verlaten zonder aan meer geweld bloot te komen staan dan hij al stond in het kader van de poging tot afpersing en of verdachte daarnaast ook het opzet had op de vrijheidsberoving van aangever.
De rechtbank overweegt dat sprake is van verdachte omstandigheden waaruit de indruk zou kunnen ontstaan dat aangever tegen zijn wil werd vastgehouden in zijn woning. Niet alleen werd er fors geweld op hem uitgeoefend, maar ook is er duct tape en een watersportkoord gevonden in zijn woning. Van deze goederen is echter niet komen vast te staan dat deze zijn gebruikt om aangever vast te binden. Aangever heeft hier zelf over verklaard dat de tape en het koord zijn gebruikt om zijn wonden te verbinden en het bloeden te stelpen. Verder volgt uit het dossier dat aangever in de woning kon beschikken over zijn mobiele telefoon en daadwerkelijk telefonisch contact heeft gehad met zijn [naam vriend] . Aangever heeft blijkens zijn eigen verklaring vervolgens het voorstel gedaan om naar [naam vriend] toe te gaan, waarop aangever en de verdachten de woning hebben verlaten. Wanneer dit alles wordt bezien in het licht van de wisselende verklaringen van aangever over de aanleiding van het incident, heeft de rechtbank niet de overtuiging dat aangever - los van het geweld dat tegen hem is gebruikt in het kader van de poging tot afpersing - gedwongen werd vastgehouden in zijn woning en dat verdachte hier ook het opzet op had.
De autorit in de Volkswagen Tiguan (hierna: Tiguan)
De rechtbank overweegt dat hier eveneens sprake is van bedenkelijke omstandigheden die het vermoeden rechtvaardigen dat aangever tegen zijn zin en onder dwang in de auto zat. Bij de controle van de Tiguan door de politie zat aangever immers gewond op de achterbank met aan weerszijden van hem verdachte en [medeverdachte 1] . Daarnaast werden in de broekzak van verdachte de huissleutels van aangever aangetroffen en in de middenconsole van de Tiguan werd de telefoon van aangever gevonden. Dit strookt met de verklaring van aangever dat zijn sleutels en telefoon van hem waren afgepakt. Dit is echter niet als feitelijke handeling ten laste gelegd. Wel is ten laste gelegd dat aangever met een mes richting de Tiguan is geduwd, maar hiervoor ontbreekt toereikend steunbewijs. De rechtbank overweegt verder dat aangever zelf heeft verklaard dat het zijn idee was om naar zijn [naam vriend] te rijden, wat de mogelijkheid openlaat dat hij vrijwillig in de Tiguan is gestapt. Dat mogelijk sprake was van een vrijwillige autorit, volgt ook uit een tapgesprek waarin verdachte zegt dat hij ‘hem’ niet heeft ontvoerd en dat ‘hij’ zelf mee wilde rijden naar de man om het geld op te halen. Gezien het voorgaande heeft de rechtbank niet de overtuiging dat aangever is gedwongen om met verdachten mee te gaan in de Tiguan en daarna onder dwang in de auto heeft gezeten.
Conclusie
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van feit 2 wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.