ECLI:NL:RBZWB:2023:9632

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
C/02/416565 / JE RK 23-2124
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van gezinsproblematiek en alcoholmisbruik

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 december 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, met als reden dat de ontwikkeling van de kinderen ernstig wordt bedreigd door de problematiek rondom hun ouders, met name het overmatig alcoholgebruik van de moeder. Tijdens de mondelinge behandeling, die plaatsvond op dezelfde dag, waren de moeder, een vertegenwoordiger van de Raad en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig. De vader was niet verschenen. De kinderrechter heeft [minderjarige 1] gehoord, die aangaf dat het goed gaat met haar en haar zus, en dat zij geen hulp van buitenaf nodig hebben.

De feiten tonen aan dat de ouders belast zijn met het ouderlijk gezag en dat de kinderen bij hen wonen. De Raad heeft zorgen geuit over de stabiliteit van de situatie, gezien het verleden van de moeder met alcoholmisbruik en de impact daarvan op de kinderen. De moeder heeft aangegeven dat zij inmiddels afgekickt is van haar verslaving en dat het goed gaat met het gezin. De GI heeft aangegeven bereid te zijn om de ondertoezichtstelling uit te voeren en samen met de ouders te werken aan de ontwikkeling van de kinderen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft in deze zaak, gezien de verblijfplaats van de minderjarigen. Op basis van de feiten en de gesprekken tijdens de behandeling, heeft de kinderrechter geoordeeld dat de ontwikkeling van de kinderen ernstig wordt bedreigd en dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad toegewezen en de ondertoezichtstelling met ingang van 15 december 2023 tot 15 december 2024 uitgesproken, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/416565 / JE RK 23-2124
Datum uitspraak: 15 december 2023
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming,
Zeeland–West-Brabant, Middelburg,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige 1],geboren op [geboortedag 1] 2007 te [geboorteplaats 1] , [land] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2012 te [geboorteplaats 2] , [land] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
[de vader] ,
hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats] .
De rechtbank merkt als informant aan:
Leger des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Eindhoven,
hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 1 december 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 15 december 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, via een telefonische verbinding bijgestaan door een tolk in de Poolse taal;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- een vertegenwoordiger van de GI.
Alhoewel correct opgeroepen is de vader niet verschenen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] naar haar mening gevraagd. [minderjarige 1] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren. Samengevat heeft [minderjarige 1] verteld dat het goed gaat met haar, [minderjarige 2] en haar ouders en dat zij geen bemoeienis van buiten nodig vindt en wil.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de ouders.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek. Er hebben zich in de afgelopen jaren heftige gebeurtenissen tussen de ouders voorgedaan waarin het overmatig alcoholgebruik door de moeder centraal stond. In april 2022 is een melding gedaan bij Veilig Thuis over het alcoholgebruik van de moeder. [minderjarige 1] heeft de bereikbaarheidsdienst van Veilig Thuis gebeld omdat de ouders ruzie met elkaar hadden waarbij de vader de moeder heeft geslagen. In augustus 2022 is de moeder met spoed op de Spoedeisende Hulp opgenomen vanwege leverfalen als gevolg van paracetamolintoxinatie. In november 2022 is de moeder buiten bewustzijn langs het kanaal aangetroffen met een fles drank naast zich. Afgelopen juni heeft er een ruzie tussen de moeder en [minderjarige 1] voorgedaan waarbij de moeder [minderjarige 1] heeft geslagen. De ouders hebben de laatste periode flinke stappen vooruit gezet. De moeder is afgekickt van haar alcoholverslaving en volgt therapie bij Emergis. De ontwikkelingen zijn echter nog pril. De zorg van de Raad is of de moeder wel voldoende trouw is in haar therapie. Zo is zij een aantal afspraken niet nagekomen en heeft zij maar een aantal gesprekken gehad. [minderjarige 1] sluit zich af, heeft geen behoefte aan een buddy meer en is niet bereid om met een hulpverlening over hetgeen is gebeurd, te praten. Nog een grote zorg van de Raad is dat de ouders de gevolgen van hetgeen is gebeurd in dit gezin onvoldoende onderkennen. De ouders, maar ook de kinderen, ontkennen de heftige gebeurtenissen die zijn gebeurd. De Raad heeft als zorg dat [minderjarige 1] zich mogelijk schuldig kan voelen over wat zij in gang heeft gezet. Zo heeft zij op school een aantal keer hulp gevraagd. Het is voorstelbaar dat de kinderen de afgelopen periode als heel moeilijk hebben ervaren en dat zij als gevolg daarvan zich nu terugtrekken. Het is echter van belang dat zij worden ontschuldigd en ook psycho-therapie krijgen om te leren begrijpen wat de gebeurtenissen van de afgelopen periode met de kinderen hebben gedaan. Nu de ouders onvoldoende bereid zijn om de hulpverlening in het vrijwillig kader te accepteren is het noodzakelijk dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht worden gesteld zodat passende hulpverlening kan worden ingezet. Het is aan de GI om in het kader van de ondertoezichtstelling de situatie bij de ouders te monitoren en in de gaten te blijven houden of het voor de kinderen veilig is.
4.2.
De moeder voert tijdens de mondelinge behandeling aan dat zij het niet eens is met het verzoek tot ondertoezichtstelling . Ondanks dat zij de afgelopen jaren zware jaren heeft meegemaakt waarin ze veel alcohol heeft gedronken gaat het nu goed met haar. Ze is nu al een langere periode vrij van alcohol en ze volgt therapie bij Emergis. De moeder vindt hulpverlening in het kader van de ondertoezichtstelling niet nodig. Het gaat nu goed thuis. Zowel [minderjarige 1] als [minderjarige 2] doet het goed op school en zij krijgen voldoende kleren, eten en drinken. Er zijn ook geen ruzies meer tussen de ouders. Ze hebben besloten niet meer uit elkaar te gaan maar bij elkaar te blijven. Beide kinderen geven aan dat zij niet willen praten over hetgeen zich de afgelopen jaren heeft afgespeeld. Het inzetten van hulpverlening waarbij ze worden gedwongen te praten heeft dan ook geen zin. [minderjarige 1] is van zichzelf al heel gesloten en zij praat eigenlijk alleen maar met haar moeder en met een goede vriendin. De moeder erkent dat ze fouten heeft gemaakt maar daar wil ze niet meer over praten. Er moet nu naar de toekomst worden gekeken. Het heeft geen zin om te praten over hetgeen in het verleden is gebeurd. Dat hebben de ouders en de kinderen achter zich gelaten.
4.3.
De GI geeft tijdens de mondelinge behandeling aan bereid te zijn de ondertoezichtstelling te gaan uitvoeren. Er zullen twee jeugzorgwerkers op de zaak worden gezet. Samen met de ouders zal worden bekeken wat er voor dit gezin nodig is zodat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kunnen opgroeien tot stabiele, zelfstandige volwassenen.

5.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht

5.1
De kinderrechter constateert dat de ouders en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de Poolse nationaliteit hebben. Dit brengt mee dat de zaak een internationaal karakter heeft, waardoor de kinderrechter dient te beoordelen of hem in deze zaak rechtsmacht toekomt. Indien dit het geval is, dient de kinderrechter het toepasselijke recht te bepalen.
5.2
Ingevolge artikel 7 lid 1 van de verordening Brussel II-ter zijn ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de minderjarige zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt. Onder ouderlijke verantwoordelijkheid valt onder meer ondertoezichtstelling van minderjarigen alsmede de verlenging daarvan. Nu [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe.
5.3
Nu de Nederlandse rechter bevoegd is op het verzoek te beslissen, zal op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 Nederlands rechtop het verzoek worden toegepast.
Wettelijk kader
5.4
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.4
Op basis van de stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. Er hebben zich de afgelopen jaren heftige gebeurtenissen voorgedaan waarvan [minderjarige 1] en [minderjarige 2] getuige zijn geweest. Zo is de moeder buiten bewustzijn aangetroffen langs het kanaal vanwege overmatig alcoholgebruik en zijn de minderjarigen getuige geweest van ruzies tussen de ouders waarbij fysiek geweld richting [minderjarige 1] is gebruikt. Hoewel de situatie nu lijkt te zijn gestabiliseerd, de moeder is naar eigen zeggen afgekickt van haar alcoholverslaving en de ruzies tussen de ouders zijn gestopt, maakt de kinderrechter zich toch zorgen over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Gebleken is dat de ouders de gebeurtenissen van de afgelopen jaren achter zich hebben gelaten en hier niet meer over willen praten. Ook [minderjarige 1] en [minderjarige 2] willen niet meer praten over hetgeen is gebeurd en lijken zich terug te trekken. Dit kan op termijn ertoe leiden dat de spreekwoordelijke emmer van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] overloopt en zij daarvan last zullen ondervinden. Het is belangrijk dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ontschuldigd worden en dat zij de heftige gebeurtenissen gaan verwerken door erover te gaan praten. De GI dient de komende periode in te zetten op relatie- en systeemtherapie en samen met de ouders te gaan bekijken wat er nodig is aan hulpverlening voor zowel [minderjarige 1] en [minderjarige 2] als de ouders. Het is aan de GI om te beoordelen of inzet van psycho-educatie voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] passend is. Nu de ouders in het vrijwillig kader niet bereid zijn hulpverlening te aanvaarden is naar het oordeel van de kinderrechter een ondertoezichtstelling noodzakelijk. De kinderrechter zal het verzoek van de Raad dan ook toewijzen.
5.5
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het in het belang van Ruben en Shania is dat de beslissing direct in werking zal treden, ongeacht een eventueel hoger beroep tegen de beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1
stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht van Leger des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering met ingang van 15 december 2023 tot 15 december 2024;
6.2
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2023 door mr. De Beer, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Duerink-Bottinga als griffier, en op schrift gesteld op 29 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.