ECLI:NL:RBZWB:2023:9631

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 december 2023
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
C/02/416420 / JE RK 23-2097
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling van minderjarigen in complexe gezinsproblematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 december 2023 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, omdat de ontwikkeling van de kinderen ernstig wordt bedreigd door de huidige situatie. De ouders, de moeder en de vader, zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn ernstige problemen in de communicatie tussen hen, wat leidt tot een gebrek aan contact tussen de kinderen en hun vader. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 december 2023 hebben zowel de moeder als de vader hun standpunten toegelicht. De moeder is van mening dat eerdere hulpverlening geen effect heeft gehad en dat de kinderen nu rust nodig hebben, terwijl de vader het belangrijk vindt om weer contact met de kinderen te hebben. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat hulpverlening binnen een gedwongen kader noodzakelijk is. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling toe te wijzen en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de hulpverlening direct kan beginnen. De ondertoezichtstelling is ingesteld met ingang van 29 december 2023 tot 29 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/416420 / JE RK 23-2097
Datum uitspraak: 29 december 2023
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming,
locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2013 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2016 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] ( [land] ).
De rechtbank merkt als informant aan:
Stichting Jeugdbescherming west Zeeland,
gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 28 november 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 15 december 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft aan de heer [naam 1] , begeleider van de vader, en mevrouw [naam 2] , begeleidster van de moeder, bijzondere toestemming verleend om bij de mondelinge behandeling aanwezig te zijn.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige 1] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren. Samengevat heeft hij gezegd geen contact meer met zijn vader te willen. Zijn vader weet eigenlijk niets van hem.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 2] en [minderjarige 1] .
2.2.
[minderjarige 2] en [minderjarige 1] wonen bij hun moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek. Er is sprake van een pijnlijke en complexe situatie. Nu de kinderen geen contact met hun vader hebben verkeren ze in schijnrust. Dit vormt een ernstige ontwikkelingsbedreiging. Bij de kinderen is sprake van loyaliteitsproblematiek en het is nodig dat er binnen het gedwongen kader hulpverlening wordt ingezet, zeker omdat de moeder aangeeft niet nog meer hulpverlening te willen accepteren. De Raad hoopt dat er binnen de ondertoezichtstelling stappen gezet kunnen worden omtrent het contactherstel tussen de vader en [minderjarige 2] en [minderjarige 1] . De GI dient echt sturing te geven aan de afspraken die gemaakt moeten worden. De Raad hoopt dat de vader zich hier echt actief voor gaat inzetten. De Raad adviseert [jeugdzorginstelling] in te zetten aangezien zij expertise heeft op het gebied van systemische aanpak. En zo’n aanpak is in deze zaak nodig. Er moet een grondige analyse plaatsvinden. De Raad hoopt dat er bij de moeder ruimte ontstaat tot het aangaan van hulpverlening en afspraken omtrent het contactherstel tussen de vader en de kinderen want dat is echt nodig. De moeder zal moeten worden uitgelegd wat het doet met kinderen als zij langere tijd geen contact met hun vader hebben en dat het echt noodzakelijk is dat, ondanks dat er al veel hulpverlening is ingezet, toch echt dringend hulpverlening nodig is. De vader zal moeten leren aan te sluiten bij de kinderen. De doelen waaraan binnen de ondertoezichtstelling gewerkt moet worden luiden:
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] groeien op in een veilige, stabiele en voorspelbare opvoedingssituatie, waarbij er sprake is van een sensitief-responsieve opvoedomgeving en emotioneel beschikbare ouders;
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ervaren voldoende rust, stabiliteit en voorspelbaarheid, er wordt in hun specifieke opvoedbehoeften voorzien en zij kunnen zich richten op de ontwikkelingstaken die bij hun leeftijd passen;
- Er is zicht en helderheid ontstaan over de bron van de gedrags- en sociaal-emotionele problemen van de kinderen en hierop wordt passende hulpverlening ingezet;
- Er is duidelijkheid ontstaan over de kwaliteit van de onderlinge gehechtheidsrelaties, de communicatiepatronen en op welke manier [minderjarige 1] en [minderjarige 2] het contact met vader kunnen en willen vormgeven;
- Ouders hebben inzicht ontwikkeld in de specifieke opvoedbehoeften van de kinderen en kunnen hierbij aansluiten;
- Ouders communiceren op een wijze die constructief en adequaat is en geen spanningen en loyaliteitsproblemen veroorzaakt bij de kinderen;
- Ouders blijven zich begeleidbaar opstellen en houden zich aan de gemaakte afspraken.
4.2.
De moeder voert verweer tijdens de mondelinge behandeling tegen het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling van de kinderen. Ze heeft al jaren van hulpverlening achter de rug en al deze hulpverlening heeft geen positief effect gehad op de kinderen. Gestelde doelen zijn niet behaald en het maken van afspraken is niet haalbaar gebleken. Bovendien is de communicatie tussen de ouders niet verbeterd. De moeder acht communiceren met de vader ook niet meer haalbaar. De moeder zal, ook niet binnen een gedwongen kader, niet meer werken aan het verbeteren van de communicatie met de vader. De moeder vraagt zich af wat een ondertoezichtstelling voor meerwaarde heeft ten opzichte van de hulpverlening die de afgelopen jaren is ingezet. De moeder geeft aan dat zij tijdens, maar ook na de relatie met de vader heel veel voor de vader heeft gedaan. Ze is op. Ze hoopt dat er nu rust mag komen voor de kinderen want die jarenlange hulpverlening heeft bij de kinderen tot pijn en trauma geleid. De moeder zal altijd tegen de kinderen blijven zeggen dat de vader hun vader is. Een omgangsmoment in april van dit jaar is volledig geëscaleerd door toedoen van de vader. De vader moet leren accepteren dat de kinderen geen contact met hem willen en dat hij niet de vader voor hen kan zijn die hij hoopte te zijn. Het is nodig dat voor de kinderen traumabehandeling wordt ingezet. Een gedwongen kader zal nu niet ineens uitkomst bieden in de situatie. Er moet nu naar de kinderen worden geluisterd en er moet rust komen. De moeder vindt het in het belang van de kinderen om ze nu met rust te laten. Als de kinderen groter zijn en sociaal weerbaarder dan kan eventueel opnieuw met hen in gesprek worden gegaan over eventueel contactherstel met de vader. De kinderen moeten de komende jaren eerst traumabehandeling krijgen. Daarna pas kan er gekeken worden of contactherstel mogelijk is. De moeder zelf is op en wil vooral rust. Erkenning voor wat ze de afgelopen jaren allemaal (in haar eentje) heeft gedaan, zou ook fijn zijn.
4.3.
De vader voert tijdens de mondelinge behandeling aan dat hij het moeilijk vindt dat de Raad verzoekt om de kinderen onder toezicht te stellen maar dat hij het wel eens is met dit verzoek. Er is heel veel gebeurd de afgelopen jaren maar de vader hoopt dat er kan worden ingezet op de communicatie tussen hem en de moeder. Er is een tijd geweest dat partijen wel goed met elkaar konden communiceren. De vader wil graag weer normaal contact met de moeder. Hij heeft bovendien al meer dan een half jaar geen contact meer met de kinderen en vader mist hen heel erg. In de periode dat er wel contact was met de kinderen gingen een aantal omgangsmomenten weleens niet door doordat de moeder afspraken met de kinderen maakte in de weekenden dat ze normaal gesproken bij hun vader zouden zijn. De vader kon dan met zijn werk weer geen afspraken maken over een ander omgangsweekend. Dit heeft tot gevolg gehad dat er meerdere omgangsmomenten niet zijn doorgegaan. De vader beseft achteraf dat dit voor grote teleurstelling bij de kinderen heeft gezorgd. De vader mist de kinderen heel erg. Hij ontvangt wel foto’s van de kinderen maar weet verder niets over hen. De vader wil graag een meer betrokken vader zijn en dolgraag weer contact met de kinderen hebben.
4.4.
De GI geeft tijdens de mondelinge behandeling aan dat de uitvoering van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] direct kan worden opgepakt. Vanwege de complexiteit van de zaak zullen er twee jeugdzorgwerkers op de zaak worden gezet.

5.De beoordeling

Wettelijk kader

5.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.2.
Op basis van de stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat aan de voorwaarden voor een ondertoezichtstelling is voldaan. [minderjarige 2] en [minderjarige 1] worden ernstig in hun ontwikkeling bedreigd en zij kampen met forse loyaliteitsproblematiek. Gebleken is dat de afgelopen jaren flink is ingezet op hulpverlening voor de kinderen, maar dat deze hulpverlening in het vrijwillig kader de neerwaartse spiraal waarvan sprake is niet heeft kunnen doorbreken. De minderjarigen hebben al sinds juli 2023 geen contact meer met hun vader. De kinderrechter is het met de Raad eens dat het verlies van contact met hun vader erg schadelijk is voor de ontwikkeling van de minderjarigen. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat ze niet meer mee zal werken aan hulpverlening gericht op het herstellen van het contact tussen haar en vader en evenmin aan hulpverlening gericht op contactherstel tussen de minderjarigen en hun vader. De moeder vindt het belangrijk dat naar de kinderen geluisterd wordt nu ze aangeven geen contact meer met hun vader te willen hebben. De kinderrechter vindt het echter wel van belang dat wordt onderzocht of en zo ja op welke wijze contactherstel tussen de vader en de minderjarigen mogelijk is en wat daarvoor nodig is. Dit maakt dat hulpverlening binnen het gedwongen kader van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De moeder voert aan dat de minderjarigen trauma’s hebben opgelopen door alle gebeurtenissen van de afgelopen jaren. Er dient daarom volgens de Raad door de GI onderzocht te worden of bij de minderjarigen sprake is van trauma en of zij traumabehandeling nodig hebben. In de volgorde in een plan van aanpak dient dit onderwerp voorop te staan. Het is van belang dat de GI op dit punt voortvarend te werk gaat zodat er op korte termijn kan worden gestart met de benodigde hulpverlening. De kinderrechter geeft de GI ter overweging mee contact op te nemen met [jeugdzorginstelling] voor inzet van systemische hulpverlening, zoals door de Raad is geadviseerd. Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter het verzoek van de Raad toewijzen en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht stellen van de GI voor de duur van één jaar.
5.3.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is dat de beslissing direct in werking zal treden, ongeacht een eventueel hoger beroep tegen de beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige 2] en [minderjarige 1] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zeeland met ingang van 29 december 2023 tot 29 december 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. De Beer, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 december 2023 in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga, griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.