In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 december 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van de verblijfplaats van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], die onder toezicht staat van de Stichting Jeugdbescherming Brabant (GI). De kinderrechter heeft het verzoek van de GI tot wijziging van de verblijfplaats van [minderjarige] tijdens de machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen. De zaak werd behandeld met gesloten deuren op 23 november 2023, waarbij de moeder, de vader, de pleegouders en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren.
De moeder heeft tijdens de behandeling aangegeven dat zij ernstige bezwaren heeft tegen het perspectiefbesluit van de GI en dat zij positieve stappen maakt in haar behandeling. De vader heeft verklaard dat de onderlinge verhoudingen tussen hem, de moeder en de pleegouders zijn verbeterd en dat hij het belang van [minderjarige] bij de pleegouders onderschrijft. De pleegouders hebben aangegeven dat zij vertrouwen hebben in de zorg voor [minderjarige] en dat zij goede gesprekken hebben gehad met de ouders.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat het momenteel goed gaat met [minderjarige] bij de pleegouders en dat er een warm contact is. De GI heeft aangegeven dat het niet in het belang van [minderjarige] is om hem nu bij de pleegouders weg te halen. Gezien deze omstandigheden heeft de kinderrechter geoordeeld dat het verzoek van de GI tot wijziging van de verblijfplaats niet in het belang van [minderjarige] is en heeft dit verzoek afgewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. Duerink-Bottinga.