ECLI:NL:RBZWB:2023:9615

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
C/02/408181 / JE RK 23-590
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Zuijdweg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 november 2023 een nadere beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2006. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om deze verlenging, omdat de minderjarige nog niet stabiel is en er zorgen zijn over zijn ontwikkeling, school en financiën. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de Raad, de gecertificeerde instelling (GI) en de advocaat van de moeder aanwezig waren. De moeder was niet aanwezig, maar had haar standpunt via haar advocaat laten weten.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige onder toezicht is gesteld van de GI en dat er een machtiging tot uithuisplaatsing is verleend. De kinderrechter heeft de zorgen van de Raad en de GI over de minderjarige onderschreven, vooral met betrekking tot zijn aanstaande meerderjarigheid en de noodzaak van begeleiding. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 16 mei 2024, met de beslissing dat deze uitvoerbaar bij voorraad is, zodat de ontwikkeling van de minderjarige niet in gevaar komt door een eventueel hoger beroep.

De kinderrechter benadrukt het belang van een toekomstplan voor de minderjarige en de rol van de GI in het begeleiden van de minderjarige naar zijn meerderjarigheid. De kinderrechter heeft de beslissing mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/408181 / JE RK 23-590
Datum uitspraak: 10 november 2023
nadere beschikking van de kinderrechter over een verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Raad voor de Kinderbescherming,
locatie Middelburg, hierna te noemen de Raad,
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2006 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Eindhoven.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter van 16 mei 2023 en alle daarin genoemde stukken;
- het aanvullende (brief)rapport en advies van de Raad van 30 oktober 2023, ontvangen op 2 november 2023.
1.2.
Op 10 november 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren nader behandeld.
Verschenen zijn:
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- mr. E. Sijnesael namens de moeder;
- twee vertegenwoordigsters van de GI.
De moeder was, hoewel goed opgeroepen, niet bij de mondelinge behandeling aanwezig.
1.3.
[minderjarige] is in de gelegenheid gesteld om zijn mening kenbaar te maken aan de kinderrechter. Hij heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.

2.De nadere feiten

2.1.
De kinderrechter verwijst voor de feiten naar de beschikking van 16 mei 2023.
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter 16 mei 2023 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 16 mei 2023 tot 16 november 2023. Daarnaast is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van 16 mei 2023 tot 16 november 2023. Het resterende deel van de verzoeken van de Raad is aangehouden tot een nader te bepalen mondelinge behandeling omstreeks begin november 2023, in afwachting van het schriftelijk verslag en het standpunt van de Raad over het resterende deel van de verzoeken.

3.Het resterende deel van de verzoeken

3.1.
Aan de orde is nog het resterende deel van de verzoeken van de Raad om [minderjarige] onder toezicht te stellen en met een machtiging uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van zes maanden, te weten met ingang van 16 november 2023 tot 16 mei 2024.
De Raad heeft verzocht de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het resterende deel van zijn verzoeken. Het is positief dat [minderjarige] de behandeling bij Yes we Can heeft afgerond en dat zijn relatie met zijn moeder is verbeterd. [minderjarige] gaat moeilijke vraagstukken echter nog steeds uit de weg. De nazorg vanuit Yes we Can is niet van de grond gekomen. [minderjarige] is hiervoor niet gemotiveerd. Er heeft daarnaast geen aanvullend onderzoek plaatsgevonden naar eventuele bijkomende problematiek. [minderjarige] heeft aangegeven alles achter zich te willen laten en een nieuwe start te willen maken. De relatie tussen [minderjarige] en zijn moeder is op dit moment redelijk positief. [minderjarige] kan de bemoeienis van zijn moeder echter niet waarderen. Wanneer zijn moeder zich mengt, lopen de spanningen weer op. Verder was er aanvankelijk vanuit [minderjarige] weinig initiatief om te komen tot een positieve dagbesteding. Na een time-out en het opvoeren van druk door de GI is [minderjarige] alsnog met plan gekomen. [minderjarige] is kort geleden gestart met een BBL-opleiding. De vraag is of hij deze opleiding zal afronden omdat hij bij eerdere opleidingen steeds voortijdig is afgehaakt. Er zijn geen concrete zorgen over de veiligheid van [minderjarige] , maar zijn situatie is op dit moment nog niet stabiel en bestendig. Het blijft een zorg dat [minderjarige] zonder een ondertoezichtstelling als stok achter de deur, hulpverlening uit de weg gaat. Er moet nog veel worden geregeld voor het moment dat [minderjarige] achttien wordt. Hij heeft daarbij de begeleiding en het toezicht van de GI nodig.
4.2.
De GI is het eens met het standpunt van de Raad. De doelen van de ondertoezichtstelling zijn nog niet behaald. [minderjarige] maakt geen gebruik van de nazorg vanuit Yes we Can. Daarnaast is de relatie tussen [minderjarige] en zijn moeder nog niet stabiel, is de moeder nog steeds handelingsverlegen ten aanzien van [minderjarige] en zijn er nog steeds zorgen rondom de financiën van [minderjarige] . Ook geeft [minderjarige] sociaal wenselijke antwoorden en is hij weinig gemotiveerd voor alles. [minderjarige] is inmiddels gestart met de BBL-opleiding, maar van de week bleek dat hij zijn werk is kwijtgeraakt. Dit heeft hij tegen niemand verteld. Hij zal nu met spoed een nieuwe baan moeten vinden om zijn opleiding te kunnen blijven voortzetten. Vanuit de school zijn er zorgen over of hem dit zal lukken. Het wonen bij [het fasehuis] gaat met vallen en opstaan. [minderjarige] heeft twee waarschuwingen gekregen omdat hij zich niet aan de afspraken heeft gehouden. De GI wil graag met [minderjarige] een plan maken voor de toekomst, maar dit plan is vooralsnog niet van de grond gekomen. [minderjarige] vindt het lastig om (langer) vooruit te kijken en overziet niet dat de keuzes die hij nu maakt gevolgen hebben voor de langere termijn. Daarnaast houdt [minderjarige] graag alles in eigen hand, waardoor het heel lastig is om hem te begeleiden. Hoewel het de vraag is of een ondertoezichtstelling het geschikte middel is om [minderjarige] te helpen, is dit wel de enige mogelijkheid die er is. De GI blijft proberen het gesprek met [minderjarige] aan te gaan en hem ondersteuning aan te bieden. Nu de doelen van de ondertoezichtstelling nog niet zijn behaald en het ontwijkende gedrag van [minderjarige] een zorg blijft, vindt de GI een verlenging van de ondertoezichtstelling tot aan de meerderjarigheid van [minderjarige] noodzakelijk. De kans blijft aanwezig dat [minderjarige] binnen een vrijwillig kader afhaakt. Vanuit het gedwongen kader lijkt [minderjarige] nog enigszins gevoelig te zijn om in beweging te komen.
4.3.
Namens de moeder is naar voren gebracht dat zij enigszins teleurgesteld is in de met de ondertoezichtstelling behaalde resultaten. Ze had er meer van gehoopt. Het is positief dat [minderjarige] het traject bij Yes we Can goed heeft afgesloten, maar meer is er niet van de grond gekomen. [minderjarige] doet nog steeds wat hij zelf wil. De moeder maakt zich grote zorgen over hoe het straks moet als [minderjarige] achttien is. Er is nog niks geregeld voor het moment dat [minderjarige] meerderjarig wordt. Het frustreert de moeder dat binnen het kader van de ondertoezichtstelling weinig kan worden bereikt. Bij [het fasehuis] is er weinig zicht op [minderjarige] . Hij heeft gelogen over zijn dagbesteding en kennelijk wist niemand waar hij de hele dag was of niemand heeft gezien dat hij hele dagen thuis zat. De moeder vindt het verder een zorg dat [minderjarige] nog niet staat ingeschreven bij de woningbouw. Zij vindt het echter lastig om dit bespreekbaar te maken, omdat het contact tussen haar en [minderjarige] nu beter verloopt. De moeder is bang dat wanneer zij zich kritischer gaat opstellen, het contact stopt of opnieuw moeizaam wordt. Hoewel een verlenging van de maatregelen volgens de moeder weinig toevoegt, staat zij hier wel achter. Zo is er nog enige vorm van toezicht op [minderjarige] , zonder dat de moeder daarbij betrokken is en dit haar band met [minderjarige] kan schaden. Daarnaast lijkt [minderjarige] ook wel enige druk door de ondertoezichtstelling te ervaren, waardoor hij toch in beweging komt. Namens de moeder is dan ook gevraagd om het resterende deel van de verzoeken toe te wijzen.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria voor een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] (zoals opgenomen in de artikelen 1:255 jo. 1:260 Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 1:265b, eerste en tweede lid, BW). Zij komt tot dit oordeel nadat zij de stukken heeft gelezen, de toelichting van de Raad heeft gehoord en zowel met de GI als de advocaat van de moeder heeft gesproken.
5.2.
De kinderrechter maakt zich, net als de Raad, de GI en de moeder, ernstig zorgen over [minderjarige] . Zij onderschrijft de zorgen die zijn genoemd op het gebied van school en werk, het wonen en zijn financiën. [minderjarige] wordt over enkele maanden achttien jaar en gebleken is dat de (praktische) zaken nog niet zijn geregeld. De kinderrechter vindt dit een zorgelijke situatie. [minderjarige] lijkt zelf de ernst van deze situatie (nog) niet (goed) in te zien en/of te kunnen overzien. Het is belangrijk dat [minderjarige] zich gaat realiseren dat het bereiken van de meerderjarigheid een grote verandering met zich brengt en dat het belangrijk is dat hij alles tijdig goed op de rit heeft. Met [minderjarige] zal op korte termijn een (kritisch) gesprek moeten plaatsvinden om hem te laten inzien wat hem te wachten staat en waarom het zo belangrijk is dat hij zich bijvoorbeeld zo snel mogelijk gaat inschrijven voor een woning. Vanwege de lastige positie waarin de moeder zich ten opzichte van [minderjarige] bevindt, vindt de kinderrechter het niet aan haar om dit gesprek met [minderjarige] te voeren. De kinderrechter ziet een belangrijke rol voor de GI – als neutrale derde – weggelegd om met [minderjarige] het gesprek hierover aan te gaan en hem te wijzen op zijn (toekomstige) verantwoordelijkheden. Het is aan de GI om vervolgens samen met [minderjarige] zijn toekomstplan richting meerderjarigheid vorm te geven. Daarnaast ziet de kinderrechter voor de GI een taak weggelegd om de voortgang van de gezinstherapie tussen [minderjarige] en zijn moeder te monitoren. Deze therapie is een belangrijke, noodzakelijke stap om te kunnen starten met traumabehandeling bij [minderjarige] . Nu de doelen van de ondertoezichtstelling nog niet zijn behaald en het ontwijkende gedrag van [minderjarige] een zorg blijft, blijft betrokkenheid van de GI in het gedwongen kader – en daarmee dus een verlenging van de ondertoezichtstelling – tot aan de meerderjarigheid van [minderjarige] noodzakelijk. Verder is het belangrijk dat [minderjarige] (in ieder geval) tot aan zijn meerderjarigheid kan blijven waar hij nu verblijft, namelijk bij [het fasehuis]. De kinderrechter zal daarom het resterende deel van de verzoeken van de Raad toewijzen en de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verlengen tot 16 mei 2024.
5.3.
De kinderrechter zal deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 6 november 2023 tot 16 mei 2024;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 16 november 2023 tot 16 mei 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2023 door mr. Zuijdweg, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Lavrijssen als griffier, en op schrift gesteld op 24 november 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.