In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 december 2023 een voorlopige voogdijmaatregel uitgesproken voor een minderjarige, geboren in Spanje. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze maatregel, omdat de minderjarige, die op dat moment drie maanden oud was, extra kwetsbaar is. De minderjarige verblijft sinds 21 september 2023 bij pleegouders in Nederland, terwijl de voogdij formeel bij een Spaanse instantie ligt. De kinderrechter heeft eerder in een andere procedure de bevoegdheid inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid aanvaard, wat de basis vormde voor deze beslissing.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de voogdijmaatregel dringend en noodzakelijk is, gezien de kwetsbaarheid van de minderjarige en de afstand tot de Spaanse voogdijinstantie. De kinderrechter heeft Stichting Jeugdbescherming Brabant belast met de voorlopige voogdij, die van rechtswege eindigt na drie maanden, tenzij er voor die tijd een definitieve voorziening in het gezag wordt verzocht. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
De kinderrechter heeft de beslissing mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de griffier aanwezig. De beschikking is op schrift gesteld op 13 december 2023. Hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.