ECLI:NL:RBZWB:2023:9609

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 december 2023
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
C/02/410301 / FA RK 23-2619
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bijzondere curator en verzoeken inzake hoofdverblijf en zorgregeling voor minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 december 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2010. De rechtbank heeft de verzoeken van de man, die de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem wilde laten bepalen, afgewezen. De man en de vrouw zijn de ouders van de minderjarige en hebben een langdurige en complexe strijd over de zorg en opvoeding van hun kind. De rechtbank heeft eerder een bijzondere curator, mr. W. van der Sande, benoemd om de belangen van de minderjarige te behartigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 december 2023 zijn de verzoeken van de man en de vrouw besproken, waarbij ook de bijzondere curator en vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren.

De rechtbank heeft in haar beoordeling de adviezen van de bijzondere curator en de Raad in overweging genomen. De bijzondere curator heeft geconstateerd dat de minderjarige een loyaliteitsconflict ervaart en dat hij zich niet vrij voelt om zijn eigen keuzes te maken. De Raad heeft geadviseerd om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de man te bepalen, maar de rechtbank heeft geconcludeerd dat de risico's van een dergelijke wijziging te groot zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige zich negatief uitlaat over zijn woonsituatie bij de vrouw, maar dat hij ook niet voldoende overziet wat de gevolgen van een wijziging van hoofdverblijf zijn.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten dat de minderjarige bij de vrouw blijft wonen, omdat dit in zijn belang wordt geacht. De rechtbank heeft de bijzondere curator opnieuw benoemd om de belangen van de minderjarige te blijven behartigen, en heeft de ouders aangespoord om samen te werken aan een verbetering van hun onderlinge communicatie en de situatie van de minderjarige. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de ouders zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/410301 / FA RK 23-2619
beschikking d.d. 28 december 2023
in de zaak van
[de man],
hierna: de man,
wonende in [woonplaats 1] ,
verzoeker,
tegen
[de vrouw] ,
hierna: de vrouw,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. E. Sijnesael te Middelburg,
over de minderjarige:
-
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2010, hierna: [minderjarige] .
Als belanghebbenden in deze zaak worden gezien:
de Stichting Jeugdbescherming Brabant, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Etten-Leur,
-
mr. W. VAN DER SANDE, advocaat te Goes, in haar hoedanigheid van bijzondere curator over [minderjarige] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1.
In het dossier zitten de volgende stukken:
- de beschikking van 14 juli 2023 met de daarin genoemde stukken;
- het F9-formulier van 17 oktober 2023 van mr. van der Sande, met bijlagen;
- het raadsrapport d.d. 1 november 2023, met bijlagen.
1.2.
De verzoeken zijn mondeling behandeld op 4 december 2023, gelet op de onderlinge samenhang gelijktijdig verzoek van de GI in de procedure met zaaknummer C/02/414343 / JE RK 23-1714. Bij die behandeling zijn gekomen de vrouw met haar advocaat alsook de man. Ook waren aanwezig de bijzondere curator, een vertegenwoordiger namens de Raad en een vertegenwoordiger namens de GI.
1.3.
In de procedure met zaaknummer C/02/414343 / JE RK 23-1714 heeft de kinderrechter bij aparte beslissing de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 13 oktober 2024.
1.4.
Voor deze mondelinge behandeling heeft de rechter met [minderjarige] gesproken over het verzoek.

2.De (verdere) beoordeling

2.1.
De rechtbank heeft bij beschikking van 14 juli 2023 de vrouw – ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de man – toestemming gegeven om de [minderjarige] in te schrijven op [middelbare school 1] te [woonplaats 2] . Het verzoek van de man om hem vervangende toestemming te geven voor de inschrijving van [minderjarige] 2010 op de [middelbare school 2] , heeft de rechtbank afgewezen. Daarnaast was de rechtbank van oordeel dat de wijziging van hoofdverblijf van [minderjarige] een zeer ingrijpende wijziging in zijn leven is. De rechtbank achtte zich onvoldoende voorgelicht om die beslissing op een verantwoorde manier te kunnen nemen. De rechtbank heeft derhalve de Raad verzocht een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de volgende vragen;
- Past een wijziging van de hoofdverblijfplaats bij de belangen van [minderjarige] ?
- Welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken door de ouders past (in het geval van wijziging van het hoofdverblijf) het beste bij de belangen van [minderjarige] ?
- Hoe moet die regeling eruit gaan zien (aard, duur en frequentie)?
Voorts heeft de rechtbank mr. W. van der Sande benoemd als bijzondere curator over [minderjarige] , nu is gebleken dat zich in deze procedure met betrekking tot [minderjarige] een belangenstrijd voordoet. De rechtbank achtte het dan ook in het belang van [minderjarige] dat een bijzondere curator
- zijn belangen behartigt,
- kan bezien in hoeverre een wijziging van het hoofdverblijf en, daarmee samenhangend, de zorg- en contactregeling in het belang van [minderjarige] moet worden geacht;
- kan bezien in hoeverre het in het belang van [minderjarige] is dat hij (alsnog) naar [middelbare school 2] toe gaat;
waarbij in het bijzonder oog moest zijn voor zijn mening ten aanzien van een eventuele wijziging van het hoofdverblijf, in hoeverre het bij [minderjarige] aanwezige loyaliteitsconflict van invloed is of kan zijn op die mening en de gevolgen van een wijziging van het hoofdverblijf op het contact met de vrouw. Tevens achtte de rechtbank het geraden dat de bijzondere curator adviseert over de ontwikkelperspectieven, die in het belang van [minderjarige] zijn met het oog op zijn toekomst. Omdat er een GI bij [minderjarige] is betrokken en de Raad onderzoek gaan doen, verzoekt de rechtbank de bijzonder curator vooral om de stem van [minderjarige] te onderzoeken en vervolgens te vertolken.
De rechtbank heeft in afwachting van het rapport van de Raad en het verslag van de bijzondere curator de behandeling van de zaak aangehouden. Thans ligt nog voor de verzoeken van de man ten aanzien van het hoofdverblijf en de zorgregeling.
2.2.
Bij F9 van 17 oktober 2023 heeft de bijzondere curator haar verslag overgelegd. De bijzondere curator geeft aan dat [minderjarige] in elk contact met haar heeft uitgesproken dat hij bij de man wil gaan wonen. De vrouw heeft weinig tijd voor hem en bij de man heeft hij, in tegenstelling tot bij de vrouw, veel vriendjes. De bijzondere curator noemt voorbeelden waaruit blijkt dat [minderjarige] verschillende uitlatingen doet over eenzelfde situatie. Hij spreekt zichzelf tegen en is niet consequent in wat hij zegt, hetgeen blijk volgens de bijzondere curator geeft van een loyaliteitsconflict. De bijzondere curator heeft niet kunnen bepalen in hoeverre [minderjarige] de consequenties van een wijziging van het hoofdverblijf kan overzien. Hij lijkt het gevoel te hebben te moeten kiezen tussen de ouders en blijft getuige van de aanhoudende strijd tussen hen. In het geval [minderjarige] bij de man zou gaan wonen ziet de bijzondere curator risico’s voor zijn identiteitsontwikkeling; het risico bestaat dat [minderjarige] zich niet vrij genoeg acht om zichzelf te zijn vanwege de verwachtingen van de man en ook is er een risico dat [minderjarige] het contact met de vrouw gaat verliezen, dan wel dat dit vermindert. Er is sprake van een patroon waarbij het lijkt alsof de man volwassen zaken met [minderjarige] bespreekt. De man lijkt onvoldoende inzicht te hebben in de impact op [minderjarige] van zijn diskwalificerende houding en uitspraken over de vrouw en haar opvoedsituatie. De bijzondere curator concludeert niet te kunnen adviseren om het hoofdverblijf van [minderjarige] definitief te bepalen bij de vrouw, omdat dat geen recht zou doen aan de mening van [minderjarige] . Evenmin kan de bijzondere curator het advies geven om het hoofdverblijf definitief te bepalen bij de man, vanwege de genoemde risicofactoren. De bijzondere curator adviseert derhalve een NIFP onderzoek naar de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] . De bijzondere curator wil in overweging geven dat dat het wellicht ook mogelijk is om vanuit een wijziging van de praktijksituatie (middels een proefperiode) te onderzoeken of deze gewijzigde situatie waarbij [minderjarige] bij vader gaat wonen niet de te verwachten risicofactoren laat zien.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling geeft de bijzondere curator aan dat ze heeft gezien dat [minderjarige] heel bestendig is in zijn wens bij de man te gaan wonen en dat hij zichtbaar blij was toen hij bij de man thuis was. De genoemde zorgelijke signalen zijn echter ook aanwezig. De bijzondere curator kan zich vinden in het standpunt van de Raad dat een NIFP onderzoek te lang gaat duren, terwijl duidelijkheid juist heel belangrijk is. Als er goed gemonitord gaat worden hoe het gaat met [minderjarige] en of hij contact houdt met de vrouw, kan de bijzondere curator achter het advies van de Raad staan om het hoofdverblijf van [minderjarige] te wijzigen en te bepalen bij de man. Als [minderjarige] bij de vrouw blijft wonen bestaat het risico dat [minderjarige] heel neerslachtig en teleurgesteld gaat zijn. In geval hij bij de man gaat wonen zijn er zorgen over zijn identiteitsontwikkeling, omdat de man een sterk beeld heeft hoe [minderjarige] zou moeten zijn.
2.3.
De Raad heeft bij rapport van 1 november 2023 de rechtbank geadviseerd ten aanzien van de thans nog voorliggende verzoeken. De Raad vindt het een grote zorg dat [minderjarige] al lange tijd in onzekerheid verkeert over waar hij gaat wonen. De Raad adviseert de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] te wijzigen en te bepalen dat zijn hoofdverblijfplaats bij de man is. De houding van de man dient wel te veranderen, maar de wens van [minderjarige] moet volgens de Raad gevolgd worden. De Raad weet niet of [minderjarige] volledig kan overzien wat een wijziging in het hoofdverblijf betekent, maar hij heeft hier wel goed over nagedacht. De Raad ziet het risico dat wanneer [minderjarige] bij de vrouw zou blijven wonen, hij zich niet gehoord zal voelen, zich zal gaan verzetten en dit mogelijk een negatief gevolg kan hebben op zijn band met de vrouw waardoor [minderjarige] mogelijk steeds meer klem zal komen te zitten. De wens van [minderjarige] vindt de Raad leidend om te voorkomen dat [minderjarige] zijn vertrouwen in de volwassenen om hem heen verliest en hij hierdoor in ontwikkeling wordt bedreigd. Voorts adviseert de Raad te bepalen dat [minderjarige] twee weekenden in de maand van vrijdag tot en met zondag een contactregeling heeft met de vrouw. De Raad geeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling aan dat zij zich het meeste zorgen maken dat als de ouders zo door gaan elkaar te diskwalificeren, [minderjarige] zich genoodzaakt voelt te kiezen tussen de ouders. De Raad benadrukt dat ze het een lastig besluit vonden, de wens van [minderjarige] en hoe hij zich bij de man voelt is echter de doorslag geweest. De risico’s zijn hierin afgewogen. Als [minderjarige] bij de man gaat wonen is het belangrijk dat goed zicht wordt gehouden op hoe het met hem gaat en dat hij contact houdt met de vrouw.
2.4.
De man geeft tijdens de mondelinge behandeling aan dat de genoemde risico’s een eigen leven zijn gaan leiden; de man is mondig en zegt wat hij vindt, maar dat is niet kwaad bedoeld. Hij heeft niet de intentie om iemand onderuit te halen. De man vindt het geen probleem als [minderjarige] bij hem komt wonen; hij denkt dat het hem heel goed zal doen. Het laatste wat de man wil is dat [minderjarige] het contact met de vrouw verbreekt. De man zal [minderjarige] hier dan ook in motiveren. De angst van de vrouw dat sprake gaat zijn van ouderverstoting is ongegrond. De man vindt het fijn dat [minderjarige] naar de vrouw gaat. Wanneer [minderjarige] een weekend niet naar de vrouw zou willen, zal de man tegen hem zeggen dat hij zich aan de afspraken moet houden. Eventueel, bijvoorbeeld in geval van een feestje, kan [minderjarige] via de bijzondere curator overleggen of er een weekend geruild kan worden; hij heeft immers de leeftijd zelf te communiceren. De man gaat hem hierbij helpen. Volgens de man is er geen sprake van een loyaliteitsconflict. Het gaat vooral over het gevoel van eenzaamheid van [minderjarige] .
2.5.
Door de vrouw is tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat ze het totaal niet eens is met het advies van de Raad en het verslag van de bijzondere curator. De vrouw maakt zich zorgen over het slechte gedrag van de man. Het gaat goed met [minderjarige] op school en ook in de thuissituatie en met [minderjarige] en de vrouw onderling gaat het goed. Hij woont ook al lange tijd in [woonplaats 2] . De vrouw is bang om [minderjarige] te verliezen als hij bij de man gaat wonen. [minderjarige] luistert naar wat de man zegt. De vrouw geeft aan dat ze zo veel mogelijk thuis blijft voor [minderjarige] en in de weekenden leuke dingen met hem doet. Na een jarenlange strijd tussen de ouders kiest [minderjarige] nu een kant; de makkelijke kant. Dit is pas ontstaan nadat de GI een onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel aankondigde. Daarvoor heeft [minderjarige] dit nooit aangegeven. De vrouw merkt dat de man haar diskwalificeert. Ze maakt zich zorgen over de emotionele veiligheid van [minderjarige] bij de man; [minderjarige] mag zichzelf niet zijn. De vrouw benadrukt dat uit de door de bijzondere curator in haar rapport genoemde voorbeelden blijkt dat [minderjarige] klem zit en aan de verwachtingen van de man wil voldoen. De vrouw vraagt zich af in hoeverre een wijziging van hoofdverblijf echt een wens is van [minderjarige] en in hoeverre de man zijn stem hierin zit. De man manipuleert al jaren. De vrouw zorgt goed voor [minderjarige] . De man, die jarenlang hulpverlening tegenwerkt en de vrouw diskwalificeert, wordt nu beloond, zodat de strijd maar stopt. Dit maakt de vrouw angstig en geeft haar een gevoel van machteloosheid. Nu [minderjarige] bij de vrouw woont heeft hij contact met de man, maar de vrouw maakt zich zorgen dat dit andersom niet het geval zal zijn. Het feit dat de man het risico op ouderverstoting niet ziet maakt de zorgen van de vrouw enkel groter. De man zegt wel dat hij de vrouw niet diskwalificeert, maar zo is het toch terug te lezen in de stukken. De vrouw wil de situatie behouden zoals deze nu is, te weten dat [minderjarige] bij de vrouw woont. Op deze manier heeft [minderjarige] met beide ouders contact.
2.6.
De GI geeft tijdens de mondelinge behandeling aan dat ze zich aansluiten bij wat de Raad en de bijzondere curator na onderzoek hebben geadviseerd. De GI vindt het hierbij belangrijk dat de wens van [minderjarige] duidelijk is meegenomen. De GI wil zich richten op de zorgen die er liggen.
2.7.
De rechtbank heeft de bijzondere curator benoemd en de raad verzocht advies te geven omdat er voor [minderjarige] veel op het spel staat. Op basis van deze (nadere) onderzoeken acht de rechtbank zich thans voldoende geïnformeerd en ingelicht om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen.
2.8.
De rechtbank zal beslissen dat [minderjarige] bij de moeder blijft wonen. Ter toelichting het volgende.
De Raad vindt dat de wens van [minderjarige] de doorslag moet geven deels omdat hij zich gehoord moet voelen en deels omdat hij anders het risico loopt dat hij verder wordt beschadigd doordat hij steeds meer tussen de ouders komt te staan en zich genoodzaakt voelt een keuze tussen hen te maken. De bijzonder curator vindt eveneens dat de wens van [minderjarige] moet worden gevolgd, onder meer omdat hij zo oprecht blij was toen hij de woning van vader liet zien en daaruit valt op te maken dat hij het heel erg naar zijn zin bij vader heeft. Zowel de Raad als de bijzonder curator benoemen ook hun twijfels en de risico’s die aan hun advies kleven. De rechtbank vindt die risico’s zo groot dat het belang van [minderjarige] nu toch om een beslissing vraagt die afwijkt van de adviezen.
De rechtbank is gebleken dat [minderjarige] zich de afgelopen periode toenemend negatief uitlaat over zijn woonsituatie bij de vrouw en over de band met haar. De redenen hiervoor worden niet erg duidelijk. Hij is wel duidelijk teleurgesteld over de eerdere (tussen)beslissing van de rechtbank. [minderjarige] heeft eerder duidelijk verteld graag bij de man te willen wonen en heeft dat nu opnieuw gedaan. [minderjarige] noemt hiertoe als reden dat hij bij de man meer vriendjes heeft en meer leuke dingen doet. Hoewel de wens van [minderjarige] er zeker op duidt dat hij het bij de man het zeer naar zijn zin heeft, is de rechtbank van oordeel dat wanneer [minderjarige] bij de man zou gaan wonen, dit geen vooruitzicht biedt op verbetering van de situatie tussen partijen en er risico’s gaan bestaan voor de instandhouding van onbelaste contacten met de niet-verzorgende ouder, te weten de moeder. De moeder ziet in de vader nu de kwaaie pier, vindt dat zij oneerlijk wordt behandeld en vindt dat zij door de instanties voor haar meewerkende houding wordt gestraft. Dit versterkt de slechte verhouding tussen beide ouders.
De rechtbank heeft de indruk dat door de langdurig voortdurende strijd tussen de ouders, [minderjarige] , al dan niet onbewust, het gevoel heeft te moeten kiezen tussen de ouders. De rechtbank is zich bewust van de uitgesproken wens van [minderjarige] , maar is van oordeel dat hij onvoldoende overziet wat de gevolgen en consequenties zijn van zijn wens. De rechtbank maakt zich ernstige zorgen over die gevolgen. Uit het rapport van de Raad en het advies van de bijzondere curator volgt dat de risico’s groot zijn wanneer [minderjarige] bij de man gaat wonen. De dingen die [minderjarige] zegt lijken, al dan niet bewust, door de man ingegeven. Ook zegt [minderjarige] dingen die door anderen niet worden bevestigd. Zo heeft [minderjarige] de bijzondere curator verteld dat er volgens zijn vader op zijn huidige school allemaal mongolen zitten en dat hij daar niet naartoe wil. De man weerspreekt dit vervolgens en op een later moment zegt [minderjarige] dat niet zijn vader maar de vriend van zijn moeder dit gezegd heeft. Ook zegt [minderjarige] niet te leren voor een proefwerk, omdat zijn vader dat niet nodig vond nu [minderjarige] toch niet op die school blijft. Ook dit weerspreekt de man vervolgens, waarna [minderjarige] op een later moment zegt dat zijn vader niet wist van een proefwerk en weer op een later moment dat hij dit moest zeggen van zijn vader. Met de bijzondere curator vindt de rechtbank dit zeer zorgelijke signalen. [minderjarige] is niet consequent in zijn uitlatingen en zit duidelijk knel.
Voor de rechtbank is duidelijk dat de man een enorme invloed heeft op [minderjarige] , niet alleen een goede of een slechte. De vraag is wel of de man [minderjarige] voldoende vrij zal laten zijn eigen keuzes te maken, waardoor hij mogelijk onvoldoende zal toekomen aan zijn identiteitsontwikkeling. [minderjarige] lijkt bij meer sturing (zoals de man belangrijk vindt) op zich goed te gedijen maar onduidelijk is hoe groot die sturing moet zijn. Zo zijn de ervaringen van de scholen dat [minderjarige] naar vader kijkt als [minderjarige] wordt gevraagd wat hij vindt of wil. Daarbij maakt de rechtbank zich ernstige zorgen dat wanneer [minderjarige] bij de man zal wonen, [minderjarige] zijn moeder nog maar beperkt zal zien en wellicht daarna nog minder terwijl hij op dit moment goed en onbelast contact heeft met beide ouders. Het feit dat de man het conflict en de risico’s niet onderkent, maken de zorgen van de rechtbank alleen maar groter. De rechtbank neemt hierbij ook in overweging de houding die de man de afgelopen jaren, bijvoorbeeld jegens de hulpverlening, heeft gehad.
De Raad en de bijzonder curator stellen als voorwaarde dat als [minderjarige] bij zijn vader gaat wonen, er zeer goed wordt gemonitord hoe dat gaat. De afgelopen jaren is dat nauwelijks gebeurd. Mogelijk mede omdat de GI dit niet voor elkaar heeft gekregen. Beide ouders vragen om een meer steunende en sturende rol van de GI. De bijzonder curator sluit zich daarbij aan. De GI heeft in het verleden echter laten weten dat vader niets wilde. De rechtbank ziet daarom de voorwaarde van de Raad en de bijzonder curator niet zomaar ingevuld worden. Ook dat is een reden van zorg.
Behalve de wens van [minderjarige] om bij de man te gaan wonen, welke de rechtbank kan begrijpen, omdat hij het daar fijn vindt en hij de laatste tijd negatiever over de vrouw praat zonder de redenen hiervoor heel erg duidelijk te kunnen maken, ziet de rechtbank geen zorgen of risico’s wanneer [minderjarige] bij de vrouw zou blijven wonen. [minderjarige] gedijt immers goed op school en ook de relatie tussen hem en de vrouw is op zich goed; hij heeft het niet slecht bij de vrouw. Daarentegen zijn er aldus wel heel veel zorgen wanneer [minderjarige] naar de man zal gaan. De rechtbank vindt deze zorgen en risico’s zwaarder wegen op dit moment.
De kans dat de vrouw zich minder zal verzetten tegen de eventuele beslissing van de rechtbank om [minderjarige] bij de vader te laten wonen dan omgekeerd is groot (ondanks het grote gevoel van teleurstelling en frustratie bij de vrouw door de gegeven adviezen). Daardoor zou er mogelijk bij een andere beslissing dan de rechtbank nu gaat nemen meer rust ontstaan voor [minderjarige] . Dit beschouwt de rechtbank echter eerder als een opdracht voor ouders en de GI om rust te creëren dan als een geschikte oplossing die [minderjarige] nu biedt door zijn wens. Dit zou over een tijdje als er meer rust is en [minderjarige] bij zijn wens blijft, wellicht anders kunnen zijn.
2.9.
De rechtbank denkt dat als de man en de vrouw [minderjarige] (emotionele) toestemming geven om bij de vrouw te blijven wonen en eventueel [minderjarige] meer naar de man te laten gaan dan nu (want [minderjarige] lijkt het erg goed naar zijn zin te hebben bij de man) alsook hulpverlening te krijgen, hij een goede jeugd kan hebben. Hij kan zo de vrouw blijven zien en het tegelijkertijd goed hebben bij de man. De rechtbank acht dit, ondanks dat [minderjarige] dit op dit moment zelf niet zo zal zien, het meest in zijn belang.
De rechtbank volgt het schriftelijke advies van de bijzondere curator om [minderjarige] tijdelijk bij de man te laten wonen, zodat kan worden gekeken hoe dit gaat, niet. De rechtbank is namelijk van oordeel dat [minderjarige] nu, na een lange periode van veel onduidelijkheid over waar hij gaat wonen, gebaat is bij duidelijkheid en acht een dergelijke ‘proefperiode’ derhalve niet in zijn belang.
2.10.
Het is van belang dat de GI aan de slag gaat om ervoor te zorgen dat de situatie verbetert. Het zou zeer wenselijk zijn dat de ouders [minderjarige] toestemming gaan geven om op te groeien waar bij moeder en zelfstandig keuzes te mogen maken. Partijen zullen binnen het kader van de ondertoezichtstelling moeten blijven werken aan (bij voorkeur) het verbeteren van hun onderlinge verstandhouding en communicatie waarbij zij de belangen van [minderjarige] voorop gaan stellen of in elk geval aan [minderjarige] toestemming geven op te groeien bij de moeder en beide ouders te zien.
2.11.
Nu in de rapportage van de bijzondere curator wordt voldaan aan de beantwoording van onderzoeksvragen zoals genoemd in de beschikking van deze rechtbank van 14 juli 2023, beschouwt de rechtbank de taak van de bijzondere curator als voltooid en zal haar derhalve ontslaan van deze eerder opgedragen adviestaak.
Omdat de rechtbank het belangrijk vindt dat [minderjarige] gehoord en begeleid wordt door een neutrale derde, omdat is gebleken dat [minderjarige] een rol als vertrouwenspersoon heeft gevonden in de bijzondere curator en omdat beide ouders vertrouwen hebben in de bijzonder curator, vindt de rechtbank het van belang dat de bijzondere curator betrokken blijft bij [minderjarige] . De bijzondere curator heeft zich hier tijdens de mondelinge behandeling ook bereid toe verklaard. De ouders hebben geen bezwaar.
Van de bijzondere curator wordt nu verwacht dat zij zal waken over de belangen van [minderjarige] en naast hem zal staan. De rechtbank zal de bijzondere curator derhalve opnieuw benoemen, te meer omdat niet meteen te verwachten is dat beide ouders de belangen van [minderjarige] hetzelfde zullen zien..

3.De beslissing

De rechtbank
wijst de verzoeken van de man af;
ontslaat de bijzondere curator mr. W. van der Sande van haar adviestaak als bijzondere curator over [minderjarige] ;
benoemt – met inachtneming van het hiervoor overwogene – opnieuw over [minderjarige] tot bijzondere curator:
- mr. W. van der Sande, kantoorhoudende te Stationspark 34, 4462 DZ Goes;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. De Beer, en, in tegenwoordigheid van mr. Oude Weernink, griffier, in het openbaar uitgesproken op 28 december 2023.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.