Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 december 2023 in de zaak tussen
[naam verzoeker 2], uit [woonplaats verzoekers] en
[naam verzoeker 3]uit [woonplaats verzoekers], verzoekers
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen het opleggen van lasten onder dwangsom. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Verzoekers, die niet bij naam zijn genoemd in het document, hebben een verzoek ingediend, maar hebben het vereiste griffierecht van € 184,- niet tijdig betaald. De griffier heeft hen per aangetekende brief op 4 oktober 2023 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te voldoen. Deze brief is op 6 oktober 2023 bezorgd, maar verzoekers hebben het griffierecht niet op tijd betaald en hebben geen verontschuldiging voor dit verzuim gegeven.
Hierdoor heeft de voorzieningenrechter geconcludeerd dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van het verzoek plaatsvindt. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.drs. R.J. Wesel, griffier, op 21 december 2023. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, zoals geregeld in artikel 8:82 van de Awb in samenhang met artikel 8:41 van de Awb.