ECLI:NL:RBZWB:2023:9565
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen verkeersboete wegens handelen in strijd met geslotenverklaring
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op de Houtmarkt in Breda op 23 november 2020. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting heeft betrokkene aangevoerd dat de boete niet redelijk is, omdat haar voertuig zonder haar toestemming door haar moeder was gebruikt. Betrokkene heeft verklaard dat zij haar moeder heeft geholpen met schulden en dat de boetes die haar moeder heeft ontvangen, waaronder deze, niet door haar eigen handelen zijn veroorzaakt. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft het beroep gegrond verklaard, verwijzend naar een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin is bepaald dat er geen tweede boete kan worden opgelegd voordat de betrokkene op de hoogte is gesteld van de eerste boete.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond en dat betrokkene de gedraging niet ontkent. Echter, de rechter oordeelde dat het opleggen van de boete in strijd is met het Beleidskader digitale handhaving, omdat de eerste boetebeschikking pas na de gedraging is verzonden. Daarom heeft de kantonrechter het beroep gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie en de boetebeschikking vernietigd, en bepaald dat het betaalde bedrag aan zekerheid door de officier van justitie moet worden terugbetaald aan betrokkene.