ECLI:NL:RBZWB:2023:9563
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen verkeersboete wegens niet tijdig verzonden boetebeschikking
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op de Houtmarkt in Breda op 25 november 2020. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld, nadat de officier van justitie het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting heeft betrokkene verklaard dat haar voertuig zonder haar toestemming door haar moeder was gebruikt, en dat zij niet op de hoogte was van de boetes die haar moeder had veroorzaakt.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door middel van foto’s. Echter, de rechter heeft ook overwogen dat er in deze zaak sprake was van meerdere boetes die waren opgelegd voor dezelfde gedraging, zonder dat de eerste boetebeschikking tijdig was verzonden. Dit is in strijd met het Beleidskader digitale handhaving, dat voorschrijft dat de eerste boetebeschikking moet zijn verzonden voordat een volgende boete kan worden opgelegd. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat het opleggen van de boete in deze zaak niet rechtsgeldig was, omdat de eerste boetebeschikking pas op 10 december 2020 was verzonden, terwijl de overtreding op 25 november 2020 had plaatsgevonden.
Daarom heeft de kantonrechter het beroep gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie en de boetebeschikking vernietigd, en bepaald dat het bedrag van € 104,- dat betrokkene als zekerheid had betaald, door de officier van justitie aan betrokkene moest worden terugbetaald. Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 5 december 2023. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.