ECLI:NL:RBZWB:2023:9560

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
10719260 \ MB VERZ 23-481
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens meerdere boetes voor dezelfde gedraging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op de Houtmarkt in Breda op 28 december 2021. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 5 december 2023 was de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. C.S. de Meer, aanwezig, terwijl betrokkene niet verscheen. Betrokkene voerde in zijn beroepschrift aan dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden en dat hij zich niet gehoord voelde tijdens het eerdere beroep. Hij stelde dat hij handelde om een fout te corrigeren en dat hij binnen een minuut ook geflitst was in de tegenovergestelde richting.

De kantonrechter overwoog dat het in deze zaak ging om het opleggen van meerdere boetes voor dezelfde gedraging, vastgesteld via digitale handhaving. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden had eerder geoordeeld dat er geen tweede boete kan worden opgelegd voordat de betrokkene op de hoogte is gesteld van de eerste boete. In dit geval was de eerste boetebeschikking gedateerd op 8 januari 2022, terwijl de tweede boete betrekking had op een overtreding die plaatsvond op 28 december 2021, vóór de verzending van de eerste boetebeschikking. Dit betekende dat het opleggen van de tweede boete in strijd was met het Beleidskader.

De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete was opgelegd. Tevens werd de officier van justitie opgedragen het bedrag van € 109,- dat betrokkene als zekerheid had betaald, terug te betalen. Tegen deze beslissing was geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10719260 \ MB VERZ 23-481
CJIB-nummer : 4062 5422 4664 3288
uitspraakdatum: 5 december 2023
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [plaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 5 december 2023. Namens de officier van justitie is verschenen mr. C.S. de Meer (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: handelen in strijd met een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen: bord C12 op de Houtmarkt (richting Oude Vest) te Breda op 28 december 2021 om 18.22 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene stelt zich niet gehoord te voelen tijdens het beroep bij de officier van justitie. Betrokkene stelt gehandeld te hebben om de fout te corrigeren. Betrokkene stelt binnen één minuut in de tegenovergestelde richting ook geflitst te zijn. Betrokkene voert aan al acht jaar een rijbewijs te hebben en nog nooit eerder in beroep te zijn gegaan.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Zoals door het gerechtshof is bepaald kan er geen tweede boete worden verzonden voor hetzelfde feit voordat betrokkene op de hoogte is gesteld van de eerste boete.

Overwegingen

De kantonrechter overweegt dat het in deze zaak gaat om het opleggen van meerdere boetes voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring, vastgesteld via digitale handhaving. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft hierover in een arrest van 24 februari 2023 (ECLI:NL:GHARL:2023:1663) - kort samengevat - geoordeeld dat het “Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden, versie augustus 2018” (hierna: het Beleidskader) voorschrijft dat de eerste boetebeschikking moet zijn verzonden voordat een volgende boete kan worden opgelegd. De gedachte hierachter is dat een betrokkene pas na ontvangst van de eerste boete in de gelegenheid is zijn of haar gedrag aan te passen.
In dit geval is de eerste boetebeschikking (voor een overtreding op 28 december 2021 om 18.21 uur) gedateerd 8 januari 2022. De tweede boete betreft een overtreding op
28 december 2021 om 18.22 uur, dat is vóór de datum van verzending van de eerste boetebeschikking. Dit betekent dat het opleggen van deze tweede boete in strijd is met het Beleidskader.
Het beroep is dus gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 109,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2023.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: