ECLI:NL:RBZWB:2023:9558
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen verkeersboete wegens niet vastgestelde gedraging en strijd met beleidskader digitale handhaving
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op de Houtmarkt in Breda op 24 november 2020. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting heeft betrokkene aangevoerd dat de boete niet redelijk is, omdat het voertuig zonder haar toestemming door haar moeder was gebruikt. Betrokkene heeft verklaard dat zij haar voertuig had uitgeleend en dat zij aangifte had gedaan toen haar moeder hier geen gehoor aan gaf. De officier van justitie heeft in zijn verweer gesteld dat er geen tweede boete kan worden opgelegd voor hetzelfde feit voordat betrokkene op de hoogte is gesteld van de eerste boete. In deze zaak zijn in totaal 13 boetes opgelegd voor vergelijkbare overtredingen, waarvan de eerste op 10 december 2020 is verzonden.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond, maar oordeelt dat het opleggen van de boete in strijd is met het Beleidskader digitale handhaving. De eerste boetebeschikking moest zijn verzonden voordat een volgende boete kon worden opgelegd. Aangezien de boete in deze zaak is opgelegd voor een overtreding die plaatsvond vóór de verzending van de eerste boetebeschikking, is het beroep gegrond verklaard. De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie en de boetebeschikking vernietigd en bepaald dat het betaalde bedrag aan zekerheid door de officier van justitie moet worden terugbetaald aan betrokkene.