ECLI:NL:RBZWB:2023:9555

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
9481921 \ MB VERZ 21-282
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens handelen in strijd met geslotenverklaring

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op de Houtmarkt in Breda op 25 november 2020. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld, nadat de officier van justitie het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting heeft betrokkene verklaard dat haar voertuig zonder haar toestemming was gebruikt door haar moeder, en dat zij aangifte had gedaan toen haar moeder niet reageerde op haar verzoek om het voertuig terug te geven. Betrokkene heeft aangegeven dat zij meerdere boetes had ontvangen voor dezelfde gedragingen, die allemaal in dezelfde periode hadden plaatsgevonden.

De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft aangevoerd dat de boete niet terecht was opgelegd, omdat er geen tweede boete verzonden kan worden voor hetzelfde feit voordat betrokkene op de hoogte is gesteld van de eerste boete. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eerste boetebeschikking pas op 10 december 2020 was verzonden, terwijl de huidige boete betrekking had op een overtreding die vóór deze datum had plaatsgevonden. Dit betekent dat het opleggen van de boete in strijd is met het Beleidskader digitale handhaving.

De kantonrechter heeft het beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing van de officier van justitie en de boetebeschikking vernietigd, en bepaald dat het bedrag van € 104,- dat betrokkene als zekerheid heeft betaald, door de officier van justitie moet worden terugbetaald. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer: 9481921 \ MB VERZ 21-282
CJIB-nummer: 9062 5422 3806 8706
uitspraakdatum: 5 december 2023
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [plaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 5 december 2023. Namens de officier van justitie is verschenen mr. C.S. de Meer (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: handelen in strijd met een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen: bord C12 op de Houtmarkt (richting oude Vest) op 25 november 2020 om 15.26 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Het voertuig is buiten de wil van betrokkene om gebruikt.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd haar voertuig voor een dag te hebben uitgeleend aan haar moeder en het voertuig terug te hebben gevraagd. Nadat haar moeder hier geen gehoor aan had gegeven heeft betrokkene aangifte gedaan. Betrokkene heeft een groot aantal boetes ontvangen, onder andere voor het negeren van de geslotenverklaring op de Houtmarkt, terwijl deze boetes zijn veroorzaakt door haar moeder. Om haar moeder met alle problematiek te helpen heeft betrokkene alle schulden afgelost en hulp ingeschakeld.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Zoals door het gerechtshof is bepaald kan er geen tweede boete worden verzonden voor hetzelfde feit voordat betrokkene op de hoogte is gesteld van de eerste boete. In deze zaak gaat het om in totaal 13 boetes die allemaal zijn opgelegd voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring (bord C12) op de Houtmarkt in Breda. De gedragingen waarvoor de boetes zijn opgelegd hebben alle 13 plaatsgevonden in de periode van 23 tot en met 26 november 2020. Alle 13 boetes en daarmee dus ook de eerste, zijn op 10 december 2020 aan betrokkene verzonden. Dat betekent dat 12 boetes zijn verzonden voordat betrokkene op de hoogte was gesteld van de eerste boete. In deze zaak gaat het om één van die 12 boetes.

Overwegingen

Inhoudelijke beoordeling
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de foto’s van de gedraging - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
Betrokkene ontkent de gedraging niet.
De boete is dus in beginsel terecht opgelegd.
Uitspraak gerechtshof Arnhem-Leeuwarden over het Beleidskader
De kantonrechter overweegt dat het in deze zaak gaat om het opleggen van meerdere boetes voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring, vastgesteld via digitale handhaving. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft hierover in een arrest van 24 februari 2023 (ECLI:NL:GHARL:2023:1663) - kort samengevat - geoordeeld dat het “Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden, versie augustus 2018” (hierna: het Beleidskader) voorschrijft dat de eerste boetebeschikking moet zijn verzonden voordat een volgende boete kan worden opgelegd. De gedachte hierachter is dat een betrokkene pas na ontvangst van de eerste boete in de gelegenheid is zijn of haar gedrag aan te passen.
In dit geval is de eerste boetebeschikking (voor een overtreding op 23 november 2020) gedateerd 10 december 2020. De huidige (negende van de in totaal 13) boete betreft een overtreding op 25 november 2020 om 15.26 uur, dat is vóór de datum van verzending van de eerste boetebeschikking. Dit betekent dat het opleggen van deze boete in strijd is met het Beleidskader.
Het beroep is dus gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 104,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2023.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.