ECLI:NL:RBZWB:2023:9489

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
C/02/416853/ HA RK 23-252
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • M. Holierhoek
  • M. van der Lende-Mulder Smit
  • A. Zander
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter in een civiele procedure met betrekking tot de locatie van de zitting en het dragen van toga

Op 18 december 2023 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een verzoek tot wraking behandeld, ingediend door een verzoeker vertegenwoordigd door mr. J.H.P.M. Verhagen. Het verzoek was gericht tegen mr. Broeders, de rechter die betrokken was bij de hoofdzaak met nummer C/02/416174/FA RK 23-5440. De verzoeker stelde dat er een schijn van partijdigheid bestond omdat de zitting op 8 december 2023 niet in een gerechtsgebouw had plaatsgevonden en de rechter geen toga droeg. De wrakingskamer heeft de feiten en omstandigheden van het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

De wrakingskamer benadrukte dat rechters op grond van hun aanstelling worden vermoed onpartijdig te zijn, en dat uitzonderlijke omstandigheden nodig zijn om aan te tonen dat er sprake is van vooringenomenheid. De wrakingskamer oordeelde dat de locatie van de zitting en het niet dragen van een toga geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid opleverden. De wetgeving staat toe dat zittingen op locatie plaatsvinden, en het ontbreken van een toga was niet in strijd met de regels, aangezien de rechter niet verplicht was om deze te dragen in de specifieke situatie van de verzoeker.

Daarom verklaarde de wrakingskamer het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond, en besloot dat de behandeling van de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing. De beslissing werd openbaar gemaakt en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie: Breda
Procedurenummer: C/02/416853/HA RK 23-252
beslissing van 18 december 2023 op het wrakingsverzoek zoals bedoeld in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van:
[verzoeker],
verzoeker
advocaat: mr. J.H.P.M. Verhagen te Breda.

1.Het procesverloop

Het verloop van deze procedure blijkt onder meer uit:
 de processtukken zoals opgenomen in het procesdossier van de hoofdzaak met nummer C/02/416174 / FA RK 23-5440,
 het proces-verbaal van de mondelinge behandeling met gesloten deuren van de rechtbank te Breda op 8 december 2023, waar tijdens de behandeling door verzoeker een wrakingsverzoek is gedaan,
 het e-mailbericht van 11 december 2023 van de rechter waarin hij kenbaar heeft gemaakt niet in het wrakingsverzoek te berusten.

2.Het verzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van mr. Broeders (hierna: de rechter)in de bovengenoemde zaak.
2.2.
De rechter berust niet in het verzoek tot wraking

3.De gronden van het wrakingsverzoek

Door verzoeker is aangevoerd dat een schijn van partijdigheid of objectief gerechtvaardigde vrees van vooringenomenheid van de rechter bestaat door het navolgende. Naar de mening van verzoeker moet de rechter een toga dragen en moet de behandeling van een zaak in een gerechtsgebouw plaatsvinden. Dit is niet gebeurd. De zitting op 8 december 2023 vond plaats buiten een gerechtsgebouw, namelijk op een accommodatie waar verzoeker op dat moment verbleef en de rechter droeg geen toga. Verzoeker heeft kenbaar gemaakt de Nederlandse rechtspraak zo niet te erkennen.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 36 Rv kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2.
De wrakingskamer stelt het volgende voorop. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter geldt het uitgangspunt, dat een rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Een uitzonderlijke omstandigheid kan een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter ten aanzien van een procespartij een vooringenomenheid koestert, of dat een bij een partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
4.3.
De wrakingskamer moet daarom onderzoeken of de door verzoeker aangevoerde specifieke feiten en omstandigheden een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert of dat de door verzoeker geuite vrees daarvoor – objectief – gerechtvaardigd is.
4.4.
Verzoeker heeft aangevoerd dat de zitting niet in een gerechtsgebouw heeft plaatsgevonden en dat de rechter geen toga droeg. Op die manier erkent hij de rechtspraak niet. Naar het oordeel van de wrakingskamer kan uit het voorgaande geen vrees voor partijdigheid van de rechter worden afgeleid. De wrakingskamer licht dit als volgt toe. In artikel 6:1 lid 3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (WVGGZ) staat: “Indien betrokkene in een accommodatie verblijft, wordt de rechter, vergezeld van de griffier, door de zorgaanbieder in de gelegenheid gesteld hem aldaar te horen. (…)”. Hieruit volgt dat de mogelijkheid bestaat om verzoeker op locatie te bezoeken en de zitting daar te houden, zoals de rechter ook heeft gedaan. Dat de zitting op een andere locatie dan in het gerechtsgebouw heeft plaatsgevonden kan dan ook geen aanleiding zijn voor een wrakingsverzoek.
4.5.
Door verzoeker is ook aangevoerd dat de rechter geen toga droeg tijdens de zitting. Ook deze grondslag maakt niet dat sprake is van vooringenomenheid door de rechter of de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. Volgens artikel 2 van het Kostuum- en titulatuurbesluit rechterlijke organisatie zijn rechters gekleed in het voor hun ambt voorgeschreven kostuum, bestaande uit een toga en een bef wanneer zij binnen een gebouw, dat als een gerechtsgebouw dienst doet, in de uitoefening van hun ambt aanwezig zijn op een terechtzitting, of wanneer zij in een gebouw als vorenbedoeld anders dan ter terechtzitting een ambtsverrichting vervullen, waarbij het dragen van een kostuum gepast is. Hieraan kan worden ontleend dat de rechter die een mondelinge behandeling houdt op de accommodatie waar verzoeker verblijft, niet in toga met bef gekleed hoefde te zijn.
4.6.
Gelet op het voorgaande is de wrakingskamer van oordeel dat niet gebleken is dat er sprake is van vooringenomenheid, dan wel van een objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. De wrakingskamer zal het verzoek dan ook kennelijk ongegrond verklaren.
4.7.
Omdat sprake is van een kennelijk ongegrond wrakingsverzoek, laat de wrakingskamer de mondelinge behandeling van het verzoek achterwege overeenkomstig artikel 4, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wrakingsprotocol van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (gepubliceerd op de website www.rechtspraak.nl, zie rechtbank Zeeland-West-Brabant, regels en procedures, wrakingsprotocol).

5.De beslissing

De wrakingskamer:
 verklaart het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond;
 bepaalt dat de behandeling van de hoofdzaak met nummer C/2/416174 FA RK
23-5440 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens de indiening van dit verzoek.
Deze beslissing is genomen op 18 december 2023 door mr. Holierhoek, rechter en voorzitter, en mr. Van der Lende- Mulder Smit en mr. Zander, rechters, in aanwezigheid van mr. Rockx, griffier en ondertekend door mr. Zander. De beslissing wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.