In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 december 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2009. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de Stichting Jeugdbescherming Brabant (GI) als voogd aan te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] te dragen, en dat er geen zicht is op verbetering binnen een aanvaardbare termijn. De rechtbank heeft de belangen van [minderjarige] vooropgesteld en geconcludeerd dat het in zijn beste belang is dat de GI de voogdij over hem krijgt. De moeder heeft zich niet verzet tegen het verzoek van de Raad, maar heeft aangegeven dat zij het contact met [minderjarige] erg mist. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De rechtbank heeft de moeder ook veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording over het gevoerde bewind met betrekking tot [minderjarige].