ECLI:NL:RBZWB:2023:9384

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
C/02/413566 FA RK 23-4157
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Phillips
  • mr. Combee
  • mr. Skrotzi
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag en benoeming van een voogd in een gezagskwestie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 december 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2009. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de Stichting Jeugdbescherming Brabant (GI) als voogd aan te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] te dragen, en dat er geen zicht is op verbetering binnen een aanvaardbare termijn. De rechtbank heeft de belangen van [minderjarige] vooropgesteld en geconcludeerd dat het in zijn beste belang is dat de GI de voogdij over hem krijgt. De moeder heeft zich niet verzet tegen het verzoek van de Raad, maar heeft aangegeven dat zij het contact met [minderjarige] erg mist. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De rechtbank heeft de moeder ook veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording over het gevoerde bewind met betrekking tot [minderjarige].

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/413566/ FA RK 23-4157
Datum uitspraak: 15 december 2023
beschikking over beëindiging van het gezag
in de zaak van
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, regio Zuidwest Nederland,
locatie Breda,
hierna: de Raad,
over de minderjarige
[minderjarige] ,
geboren in [plaats] op [geboortedag] 2009 (hierna: [minderjarige] ).
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
[de moeder], hierna te noemen de moeder,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. M.P.J. Brouwers in Tilburg,
de
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd in Tilburg,
[de oom]
en
[de tante] ,
hierna te noemen de oom en tante van [minderjarige] ,
advocaat: mr. J.M.H. Devis in Den Haag.

1.De zaak bij de rechtbank

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
- het op 6 september 20023 ontvangen verzoek tot beëindiging van het ouderlijk gezag, met bijlagen;
- de op 12 en 13 september 2023 ontvangen brieven van de Raad, met bijlagen;
- de bereidverklaring van de GI van 6 september 2023;
- de aanwijzing van mr. Brouwers aan de moeder van 13 september 2023.
1.2
Het verzoek is mondeling behandeld op 15 december 2023. Daarbij waren aanwezig een vertegenwoordiger namens de Raad, de advocaat van de moeder, een vertegenwoordiger namens de GI en de oom en tante van [minderjarige] , bijgestaan door hun advocaat.
1.3
De moeder is goed opgeroepen, maar zij is niet verschenen. Haar advocaat heeft aangegeven dat de mondelinge behandeling van het verzoek voor de moeder emotioneel te zwaar is.
1.4
Voor deze mondelinge behandeling heeft de voorzitter met [minderjarige] over het verzoek gesproken. Hij heeft aangegeven sinds negen jaar bij zijn oom en tante te wonen. Hij heeft het fijn bij hen en hij wil en kan bij hen blijven wonen. [minderjarige] begrijpt het verzoek en staat daar ook achter. Hij vindt het goed als de voogd (de huidige jeugdzorgwerker) beslissingen over hem gaat nemen.

2.De feiten

2.1
De vader en de moeder van [minderjarige] zijn met elkaar getrouwd geweest. Bij beschikking van deze rechtbank van [datum 1] 2013 is de echtscheiding uitgesproken. Deze beschikking is op [datum 2] 2013 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand die daarvoor zijn bedoeld.
2.2
Tijdens het huwelijk van de vader en de moeder is [minderjarige] geboren.
2.3
De vader van [minderjarige] is op [datum 3] 2018 in [plaats] overleden.
2.4
De moeder heeft alleen het gezag over [minderjarige] .
2.5
[minderjarige] verblijft sinds 2015 bij zijn oom en tante. Aanvankelijk woonde hij op vrijwillige basis bij hen. Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 9 juni 2021 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI tot 9 maart 2022. Bij diezelfde beschikking is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg (bij zijn oom en tante) afgegeven tot 9 maart 2022. De ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] zijn sindsdien steeds verlengd en gelden nog tot 9 maart 2024.
2.6
De moeder en [minderjarige] hebben de Nederlandse nationaliteit.

3.Het verzoek en de standpunten

3.1
De Raad heeft aan de rechtbank gevraagd het gezag van de moeder te beëindigen. Hij heeft daarbij het advies gegeven om de GI de voogdij over [minderjarige] te geven. Dit betekent dat in plaats van de moeder de GI voortaan de belangrijke beslissingen over [minderjarige] zou mogen nemen.
3.2
De Raad baseert zijn standpunt op zijn rapport van 5 september 2023. De Raad geeft – kort samengevat – in zijn rapport aan dat de draagkracht van de moeder beperkt is door persoonlijke problematiek. [minderjarige] is aanvankelijk op vrijwillige basis bij zijn oom en tante gaan wonen, maar als gevolg van verslechterde communicatie tussen hen en de moeder is onrust en onduidelijkheid bij [minderjarige] ontstaan over zijn toekomstperspectief. Daarom is sinds 2021 sprake van een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] . Hulpverlening om de onderlinge communicatie tussen de moeder en de oom en tante te verbeteren is niet geslaagd en overleg tussen hen vindt daarom plaats door tussenkomst van de GI en pleegzorg. De contacten tussen de moeder en [minderjarige] liggen stil sinds januari van dit jaar. De moeder kwam de gemaakte afspraken niet (goed) na. Dat was enorm teleurstellend voor [minderjarige] en dat heeft zijn weerslag op hem gehad. De omgang is daarom (tijdelijk) stopgezet en voor [minderjarige] is hulp ingeschakeld van de Kindbehartiger. Hij bepaalt het tempo in de vervolgstappen. [minderjarige] wil graag contact met zijn [broer] , maar ook dat contactherstel is nog niet gelukt. De plaatsing van [minderjarige] bij zijn oom en tante staat niet ter discussie. [minderjarige] zal verder opgroeien bij zijn oom en tante en dat weet [minderjarige] , maar de Raad vindt hulpverlening in het vrijwillige kader niet toereikend, omdat de moeder daar niet voor openstaat. Daarnaast is een neutrale derde nodig als tussenpersoon in het contact tussen de moeder en de oom en tante. De huidige maatregelen laten voortduren vindt de Raad echter ook niet langer passend of in het belang van [minderjarige] . In de beleving van de moeder wordt zij alleen benaderd voor financiële zaken en daardoor neemt zij afstand. De Raad hoopt dat het wegnemen van verplichtingen bij de moeder als gevolg van de beëindiging van het gezag, ruimte geeft voor het maken van afspraken over en het herstel van het contact met [minderjarige] .
3.3
De advocaat van de moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat de moeder zich niet verzet tegen het verzoek. Uit de reactie van de moeder op het rapport van de Raad blijkt dat zij achter het verblijf van [minderjarige] bij de oom en tante staat. Zij stoort zich eraan dat zij steeds financiële bijdragen moet leveren, terwijl zij al bijna een jaar geen contact heeft met [minderjarige] . Dat vindt zij erg verdrietig. Nog belangrijker dan het herstel van haar eigen contact met [minderjarige] , zou de moeder graag zien dat het contact tussen [minderjarige] en [broer] wordt hersteld.
3.4
De oom en tante van [minderjarige] staan achter het verzoek. Het doet hen verdriet dat [minderjarige] geen contact heeft met zijn moeder. Zij hopen dat er rust en ruimte komt voor contactherstel als de zaken voor [minderjarige] door de GI geregeld kunnen worden. [minderjarige] heeft maar één moeder en die rol kunnen de oom en tante niet vervullen. Om die reden noemt [minderjarige] hen ook geen pleegvader of pleegmoeder. Hij woont gewoon bij zijn oom en tante en hij mag bij hen verder opgroeien.
3.5
De GI staat achter het verzoek en is bereid de voogdij uit te voeren. Daarbij zal ingezet blijven worden op herstel van het contact tussen de moeder en [minderjarige] en tussen hem en [broer] .

4.De beoordeling

4.1
De rechtbank heeft met drie rechters naar de zaak gekeken en deze hebben samen de beslissing genomen, omdat het in deze zaak om een beslissing gaat die grote gevolgen kan hebben voor het gezag van de moeder.
Wat vindt de rechtbank?
4.2
De rechtbank wijst het verzoek van de Raad toe. Zij zal het gezag van de moeder beëindigen en de GI met de voogdij over [minderjarige] belasten. Hieronder zal de rechtbank toelichten waarom zij tot deze beslissing is gekomen.
4.3
Volgens de wet kan de rechtbank het gezag van een ouder beëindigen als het kind opgroeit op een manier waardoor het ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor zijn verzorging en opvoeding te dragen. Bovendien dient er ook geen zicht te zijn op verbetering van de situatie binnen een voor het kind aanvaardbare termijn. De aanvaardbare termijn is de periode waarin het voor dit kind duidelijk moet zijn waar hij zal opgroeien. Dit staat in artikel 1:266 lid 1 sub a Burgerlijk Wetboek (BW).
4.4
De rechtbank vindt dat voldoende is gebleken dat de moeder de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] niet kan dragen en dat ook niet kan worden verwacht dat dit haar wel lukt binnen een termijn die voor [minderjarige] en zijn ontwikkeling aanvaardbaar is.
4.5
De rechtbank heeft alles goed gelezen en goed naar iedereen geluisterd. Door wat zij heeft gelezen en gehoord, heeft zij besloten dat het voor [minderjarige] het beste is dat vanaf nu alle belangrijke beslissingen over hem niet meer door de moeder (moeten) worden genomen. De rechtbank vindt dat voldoende duidelijk is geworden dat de moeder nu en in de toekomst niet in staat is om – zelfstandig – de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] te dragen. Dit betekent dat de rechtbank het verzoek van de Raad zal toewijzen en het gezag van de moeder over [minderjarige] zal beëindigen.
4.6
Omdat het gezag van de moeder wordt beëindigd, moet er een voogd worden benoemd. Er moet namelijk iemand zijn die de belangrijke beslissingen over [minderjarige] kan nemen omdat hij nog minderjarig is. De Raad heeft het advies gegeven om de GI met de voogdij over [minderjarige] te belasten. De GI heeft een verklaring ondertekend waaruit blijkt dat zij de voogdij over [minderjarige] op zich wil nemen. De rechtbank vindt dat een goed idee.
Rekening en verantwoording
4.7
Nu is gebleken dat de moeder het bewind over het vermogen van [minderjarige] heeft gevoerd, wordt de moeder veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording in dit bewind.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.8
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de Raad. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als één van de partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van de moeder over
[minderjarige] ,geboren in [plaats] op [geboortedag] 2009;
benoemt de GI tot voogdes over [minderjarige] ;
veroordeelt de moeder tot het afleggen van rekening en verantwoording aan de GI over het ten aanzien van [minderjarige] gevoerde bewind;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling en in het openbaar gegeven op 15 december 2023 door mr. Phillips, voorzitter en ook kinderrechter, mr. Combee en mr. Skrotzi, kinderrechters, in aanwezigheid van de griffier en schriftelijk vastgelegd op 3 januari 2024.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.